vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 317250 / KG ZA 08-1024
Vonnis in kort geding van 24 september 2008
de stichting
STICHTING PINK RIBBON,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Bussum,
eiseres,
advocaten: mrs. M.L.J. van de Braak en M. Jimmink te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBALOCITY B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRANDCONCERN B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRETECTION B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMMUNITYCHAIN B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Amsterdam,
5. X,
wonende te Y,
gedaagden,
advocaat: mr. K.J. Korteweg te Amsterdam.
Eiseres zal hierna ook Pink Ribbon worden genoemd. Gedaagden zullen worden aangeduid als Globalocity, Brandconcern, Pretection, CommunityChain en X. Gezamenlijk zullen zij (ook in het dictum) worden aangeduid als de X-groep.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 augustus 2008 waarbij is gedagvaard tegen 3 september 2008 te 14.00 uur;
- de brief van mr. Van de Braak van 29 augustus 2008 waarbij de producties 1 t/m 16 zijn overgelegd;
- de faxbrief van mr. Korteweg van 28 augustus 2008, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 29 augustus 2008, waarbij hij zich stelt namens de X-groep en waarbij wordt verzocht de spreektijd aan de zijde van de X-groep te verlengen naar 75 minuten in eerste termijn;
- de aantekening van de telefonische mededeling van de griffie van deze rechtbank aan partijen van 29 augustus 2008 dat de spreektijd voor ieder van partijen in eerste termijn nader is bepaald op 45 minuten, en in tweede termijn op 10 minuten;
- de brief van mr. Korteweg van 31 augustus 2008, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 1 september 2008, met de producties 1 t/m 30 (productie 31 ontbreekt);
- de fax van mr. Van de Braak van 1 september 2008 met daaraan gehecht een kopie van haar fax aan mr. Korteweg van gelijke datum betreffende het niet in Amsterdam maar in ’s-Gravenhage bezorgen van 1 set producties met het verzoek om een extra set producties;
- de fax van mr. Korteweg van 1 september 2008 met daaraan gehecht een kopie van zijn fax aan mr. Van de Braak van gelijke datum met de mededeling niet aan het verzoek te kunnen voldoen;
- de fax van mr. Van de Braak van 1 september 2008 met daaraan gehecht een kopie van haar fax aan mr. Korteweg van gelijke datum met een nadere reactie;
- de fax van mr. Van de Braak van 2 september 2008 met een akte houdende overlegging aanvullende producties met de producties 17 t/m 32, welke laatste productie een specificatie van de proceskosten ex artikel 1019h Rv betreft;
- de fax van mr. Korteweg van 2 september 2008 met een specificatie van de proceskosten ex artikel 1019h Rv;
- de fax van mr. Korteweg van 2 september 2008 met een factuur van de voorgaande advocaat van de X-groep ter specificatie van de gemaakte proceskosten en de producties 32 t/m 34;
- de fax van mr. Van de Braak van 3 september 2008 met een akte houdende overlegging aanvullende producties met de productie 33;
- de mondelinge behandeling op 3 september 2008;
- de pleitnota van Pink Ribbon met daarin doorgehaald paragraaf 53 die niet is gepleit;
- de pleitnota van de X-groep met daarin doorgehaald de paragrafen 35, 36 laatste alinea, 37 (tweede, derde en vierde zin, en de zinnen 9 t/m 14), paragraaf 38 (eerste zin en de zinnen 7 t/m 11), paragrafen 39 en 40 (behoudens de eerste zin), paragrafen 41 t/m 46, en paragraaf 50, welke alle niet zijn gepleit.
1.2. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter de over en weer in het geding gebrachte producties aan de orde gesteld. Daarbij is gebleken dat productie 31 van de zijde van de X-groep ontbreekt. Voorts is gebleken dat mr. Korteweg de die ochtend van de zijde van Pink Ribbon overgelegde productie 33 nog niet had ontvangen. De voorzieningenrechter heeft mr. Korteweg, die tegen die productie geen bezwaar heeft gemaakt, een leespauze gegund teneinde de inhoud van die productie te bestuderen.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.4. Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter in de avond van 3 september 2008 een fax van mr. Korteweg ontvangen met daaraan gehecht alsnog productie 31. Genoemde fax en productie zijn door de voorzieningenrechter als niet-tijdig geweigerd en aan mr. Korteweg geretourneerd.
2.1. Stichting Pink Ribbon is in 2003 op initiatief van BorstkankerVereniging Nederland opgericht. Pink Ribbon is een charitatieve instelling, een fondsenwervende non-profit organisatie, die aandacht vraagt voor borstkanker. Zij heeft ten doel het aantal gevallen van borstkanker te verminderen, vroege diagnose te bevorderden en de zorg voor patiënten en hun omgeving te verbeteren.
2.2. Pink Ribbon realiseert haar doelstellingen door het verbeteren van de bewustwording van de risico’s op borstkanker, het financieren van psychosociale en maatschappelijke projecten ter verbetering van de zorg voor en het welbevinden van borstkankerpatiënten en hun omgeving en het financieren van wetenschappelijk onderzoek gericht op preventie en vroege opsporing.
2.3. Pink Ribbon is per eind januari 2007 ontkoppeld van BorstkankerVereniging Nederland en opereert thans onder een zelfstandig bestuur.
2.4. Pink Ribbon is houdster van de navolgende Benelux merkenregistraties:
1. het woord-/beeldmerk PINK RIBBON, gedeponeerd op 4 december 2003. De publicatie van de inschrijving heeft plaatsgevonden op 1 maart 2004 onder nummer 0742123 voor waren en diensten in de klassen 16, 25 en 36;
woord-/beeldmerk nr. 0742123
2. het woord-/beeldmerk PINK RIBBON, gedeponeerd op 27 mei 2004 en ingeschreven op 19 oktober 2004 onder nummer 0756726 voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 35, 36, 41, 42, 44 en 45;
woord-/beeldmerk nr. 0756726
3. het woordmerk PINK RIBBON, gedeponeerd op 28 september 2005 en ingeschreven op 7 februari 2006 onder nummer 0792329 voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 35, 36, 41, 42, 44 en 45;
4. het beeldmerk met nummer 0792330, ingeschreven op 7 februari 2006 voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 35, 36, 41, 42, 44 en 45;
5. het woord-/beeldmerk PINK RIBBON, ingeschreven op 7 januari 2008 onder nummer 0831869 voor waren en diensten in de klassen 3, 4, 5, 8, 9, 11, 12, 14, 16, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 28, 35, 36, 38, 41, 42, 44 en 45;
woord-/beeldmerk nr. 0831869
6. het woord-/beeldmerk PINK RIBBON, ingeschreven op 7 januari 2008 onder nummer 0831870 voor waren en diensten in de klassen 3, 4, 5, 8, 9, 11, 12, 14, 16, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 28, 35, 36, 38, 41, 42, 44, 45;
woord-/beeldmerk nr. 0831870
2.5. X is enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X Management B.V. Via deze vennootschap houdt hij alle aandelen in het kapitaal van Brandconcern B.V. en Infoconcern B.V. X Management B.V. is tevens enig bestuurder van deze beide vennootschappen. Infoconcern B.V. op haar beurt houdt alle aandelen in het kapitaal en is enig bestuurder van Globalocity B.V. en CommunityChain B.V. Infoconcern B.V. is voorts enig bestuurder van Pretection. Deze laatste vennootschap heeft meerdere aandeelhouders.
2.6. De X-groep heeft vanaf eind 2006 diverse Benelux merkdepots en Gemeenschapsmerkdepots verricht met daarin het teken Pink Ribbon of daarmee overeenstemmende tekens voor een uitgebreid scala aan waren en diensten. Op grond van enkele van deze depots zijn direct internationale registraties verricht voor een groot aantal landen. Hierna is een opsomming opgenomen van de verrichte depots, steeds met vermelding van de nadien plaatsgevonden hebbende acties. Het betreft de volgende Benelux depots:
1. het woordmerk PINK RIBBON met spoedinschrijvingsnummer 809606 (depotnummer 1120611) en depotdatum 10 oktober 2006, ingeschreven voor waren en diensten in klasse 25, op naam van Globalocity. Pink Ribbon stelt op 25 december 2006 oppositie in bij het BBIE. Op 28 februari 2007 deelt het BBIE Pink Ribbon mede dat de oppositieprocedure in het Frans gevoerd wordt. Op 11 mei 2007 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Globalocity dient uiterlijk op 12 november 2007 verweer te voeren. Het depot is door Globalocity ingetrokken op 28 oktober 2007.
2. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1120608 en depotdatum 10 oktober 2006, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 3, 5, 8, 9, 14, 18, 20, 24, 28 en 33, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 25 december 2006 oppositie in bij het BBIE. Op 28 februari 2007 deelt het BBIE Pink Ribbon mede dat de oppositieprocedure in het Frans gevoerd wordt. Op 11 mei 2007 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Brandconcern dient uiterlijk op 28 oktober 2007 verweer te voeren. Het depot is door Brandconcern ingetrokken op 28 oktober 2007.
3. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1123695 en depotdatum 23 november 2006, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 38, 41 en 44, op naam van Globalocity. Pink Ribbon stelt op 25 februari 2007 oppositie in bij het BBIE. Op 28 februari 2007 deelt het BBIE Pink Ribbon mede dat de oppositieprocedure in het Frans gevoerd wordt. Op 10 augustus 2007 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Globalocity dient uiterlijk op 28 oktober 2007 verweer te voeren. Het depot is door Globalocity ingetrokken op 28 oktober 2007.
4. het woordmerk PINK RIBBON met spoedinschrijvingsnummer 813514 (depotnummer 1121155) en depotdatum 24 november 2006, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 35 en 36, op naam van Globalocity. Pink Ribbon stelt op 25 januari 2007 oppositie in bij het BBIE. Op 1 maart 2007 deelt het BBIE Pink Ribbon mede dat de oppositieprocedure in het Frans gevoerd wordt. Op 22 juni 2007 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Globalocity dient uiterlijk op 21 november 2007 verweer te voeren. Het depot is door Globalocity ingetrokken op 28 oktober 2007.
5. het woordmerk RIBBON OF PINK met spoedinschrijvingsnummer 827613 (depotnummer 1139699) en depotdatum 19 juli 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 36, 41 en 44, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 31 oktober 2007 oppositie in bij het BBIE. Op 10 maart 2008 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Het depot is door Brandconcern ingetrokken op 13 mei 2008.
6. het woordmerk PINK RIBBON INTERNATIONAL met spoedinschrijvingsnummer 827573 (depotnummer 1140097) en depotdatum 26 juli 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 35, 36, 41 en 44, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 31 oktober 2007 oppositie in bij het BBIE. Op 10 maart 2008 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Het depot is door Brandconcern op 13 mei 2008 ingetrokken.
7. het beeldmerk PINK RIBBON met spoedinschrijvingsnummer 827548 (depotnummer 1140099) en depotdatum 26 juli 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25 en 36, op naam van Brandconcern.
beeldmerk, spoedinschrijvingsnr. 827573
Pink Ribbon stelt op 31 oktober 2007 oppositie in bij het BBIE. Op 10 maart 2008 dient Pink Ribbon de onderbouwing in de oppositieprocedure in. Het depot is door Brandconcern op 13 mei 2008 ingetrokken.
8. andermaal het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1161898 en depotdatum 23 juni 2008, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 1, 2, 6, 7, 10, 13, 15 17, 19, 22, 23, 27, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 37, 39, 40 en 43, op naam van Brandconcern. Het BBIE heeft het depot op 19 augustus 2008 vervallen verklaard omdat de verschuldigde taksen niet tijdig waren betaald.
9. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1161900 en depotdatum 23 juni 2008, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 3, 16 en 45, op naam van CommunityChain. Het BBIE heeft het depot op 19 augustus 2008 vervallen verklaard omdat de verschuldigde taksen niet tijdig waren betaald.
10. Andermaal het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1161901 en depotdatum 23 juni 2008, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 8, 9 en 25, op naam van Globalocity. Het BBIE heeft het depot op 19 augustus 2008 vervallen verklaard omdat de verschuldigde taksen niet tijdig waren betaald.
11. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 1161903 en depotdatum 23 juni 2008, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 14, 18 en 36, op naam van Pretection. Het BBIE heeft het depot op 19 augustus 2008 vervallen verklaard omdat de verschuldigde taksen niet tijdig waren betaald.
2.7. Verder heeft de X-groep de volgende Gemeenschapsmerkdepots gedaan:
12. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 5500517 en depotdatum 27 november 2006, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25 en 36, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 5 november 2007 oppositie in bij het OHIM; de onderbouwing is ingediend op 11 juli 2008.
13. het woordmerk PINK RIBBON met depotnummer 5546775 en depotdatum 12 december 2006, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 3, 5, 8, 9, 14, 18, 20, 24, 28, 33, 35, 38, 41 en 44, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 14 december 2007 oppositie in bij het OHIM; de onderbouwing is ingediend op 11 juli 2008.
14. het woord-/beeldmerk PINK RIBBON met depotnummer 6013411 en depotdatum 18 juni 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25 en 36, op naam van Brandconcern.
woord-/beeldmerk, depotnr. 5546775
Pink Ribbon stelt op 29 april 2008 oppositie in bij het OHIM; de onderbouwing is ingediend op 15 augustus 2008.
15. het woordmerk RIBBON OF PINK met depotnummer 6114052 en depotdatum 19 juli 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 25, 36, 41 en 44, op naam van Brandconcern. Dit depot is nadien ingetrokken door Brandconcern.
16. het woordmerk RIBBON OF PINK met depotnummer 6114771 en depotdatum 4 september 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 36, 41, 42 en 44, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 19 maart 2008 oppositie in bij het OHIM; de onderbouwing is ingediend op 15 augustus 2008.
17. het woordmerk PINK RIBBON MAGAZINE met depotnummer 6140479 en depotdatum 18 september 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 9, 16, 25, 35, 36, 42 en 44, op naam van Brandconcern. Pink Ribbon stelt op 7 juli 2008 oppositie in bij het OHIM. Pink Ribbon dient de onderbouwing in de oppositieprocedure uiterlijk 7 december 2008 bij het OHIM in te dienen.
18. het woordmerk PINK RIBBON INTERNATIONAL met depotnummer 6139539 en depotdatum 26 juli 2007, ingeschreven voor waren en diensten in de klassen 16, 25, 36, 41 en 44, op naam van Brandconcern. Het depot is nog niet gepubliceerd.
2.8. X heeft op 21 augustus 2007 een brief geschreven aan de advocaat van Pink Ribbon. Op het briefpapier worden de volgende tekens vermeld:
1. Het in r.o. 2.6. onder 7. en r.o. 2.7. onder 14. weergegeven woord-/beeldmerk met daaronder de aanduiding ‘International’;
2. PINK RIBBON ™;
3. PINK RIBBON INTERNATIONAL;
4. PINK RIBBON INTERNATIONAL LICENSING;
5. RIBBON OF PINK®;
6. ROZE LINT ®;
7. PINK RIBBON LICENSING.
2.9. Brandconcern is houdster van de domeinnamen www.pinkribbon.be en www.rozelint.be. Op de betreffende websites (zie productie 10B en 10D Pink Ribbon) is het in r.o. 2.6. onder 7. en r.o. 2.7. onder 14. weergegeven woord-/beeldmerk afgebeeld met daaronder de aanduiding ‘International’.
2.10. X heeft het in r.o. 2.6. onder 7. en r.o. 2.7. onder 14. weergegeven woord-/beeldmerk met daaronder de aanduiding ‘International’ ook afgebeeld op de website www.hyves.nl (zie productie 12 Pink Ribbon). Daarnaast hebben Brandconcern en X ook een Pink Ribbon International Hyve gelanceerd waarop het in r.o. 2.6. onder 7. en r.o. 2.7. onder 14. weergegeven woord-/beeldmerk met daaronder de aanduiding ‘International’ wordt gebruikt. Deze Hyve wordt omschreven als ‘de officiële Hyve van Pink Ribbon International’.
2.11. Op de websites www.wikipedia.nl en www.wikipedia.be is onder het trefwoord Pink Ribbon onder meer de volgende tekst te lezen:
Kritiek op de Nederlandse Stichting Pink Ribbon
Hoewel de claim anders doet vermoeden is de Stichting Pink Ribbon NL een op zich zelf staande organisatie zonder associaties met Amerikaanse dan wel Internationale Pink Ribbon-organisaties. De stichting Pink Ribbon NL heeft geen CBF [Centraal Bureau Fondsenwerving, vzr] keurmerk maar probeert deze alsnog versneld te krijgen door met terugwerkende kracht financiële resultaten en accountantsverklaringen te ‘herdefiniëren’. Onderwijl bedient de stichting Pink Ribbon zich van de status van het KWF [Koningin Wilhelmina Fonds, vzr] door een deel van de opbrengsten af te staan aan deze instelling. Het is niet transparant waar de gelden terecht komen. Met huisadvocaat De Brauw Blackstone claimt de Nederlandse stichting de exclusieve merkrechten van Pink Ribbon in de Benelux terwijl het geen aandeel heeft gehad in de totstandkoming van het internationale concept.
2.12. Bij brief van 23 juli 2008 heeft Pink Ribbon de X-groep gesommeerd ieder gebruik van inbreukmakende tekens te staken en gestaakt te houden en zich te onthouden van het doen van verdere merkdepots met daarin het PINK RIBBON of enig daarmee overeenstemmend teken. Aan deze sommatie heeft de X-groep geen gevolg gegeven.
3.1. Pink Ribbon vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagden te bevelen, zich met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, te onthouden van het, rechtstreeks dan wel door middel van enige (rechts)persoon die direct of indirect met (één van) hen is verbonden, verrichten van enig Benelux- of Gemeenschapsmerkdepot met daarin ‘PINK RIBBON’ of een andere combinatie van de woorden ‘PINK’ en ‘RIBBON’, totdat over de (on)rechtmatigheid van de wijze van procederen in oppositie door gedaagden in door Stichting Pink Ribbon aanhangig te maken bodemprocedure is beslist, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment,
althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening te treffen waarmee wordt bewerkstelligd dat Stichting Pink Ribbon niet langer nodeloos op kosten wordt gejaagd doordat gedaagden, dan wel enige met hen verbonden (rechts)persoon, Benelux of Europese merkdepots met een combinatie van ‘PINK’ en ‘RIBBON’ verrichten, die al dan niet vervolgens weer worden ingetrokken;
2. gedaagden te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) of – ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon – iedere keer dat gedaagden, dan wel enige thans of in de toekomst aan (één van) hen verbonden (rechts)persoon, in strijd mocht handelen met het overeenkomstig het sub 1 gevorderde of enig gedeelte daarvan;
3. gedaagden te bevelen mee te werken aan (een) gezamenlijke verzoek(en) tot uitstel voor het indienen van de inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon, dan wel, ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon, een gezamenlijk verzoek tot schorsing, in die door Stichting Pink Ribbon aanhangig gemaakte en nog aanhangig te maken oppositieprocedures tegen de door gedaagden gedeponeerde Benelux- en Gemeenschapsmerken genoemd in het lichaam van de dagvaarding die op het moment van het wijzen van het vonnis nog niet inhoudelijk door Stichting Pink Ribbon zijn onderbouwd, totdat de oppositieprocedures waarin reeds een inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon is ingediend tot een definitief einde zijn gekomen;
4. Brandconcern en X, rechtstreeks dan wel door middel van enige (rechts)persoon die direct of indirect met deze partijen is verbonden, te verbieden, met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, inbreuk te maken op de in het lichaam van de dagvaarding genoemde merkrechten van Stichting Pink Ribbon, meer in het bijzonder door hen te bevelen ieder gebruik in de Benelux van tekens met daarin ‘PINK RIBBON’ of een andere combinatie van de woorden ‘PINK’ en ‘RIBBON’, te (doen) staken en gestaak te (doen) houden;
5. X te bevelen, met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, de in het lichaam van de dagvaarding sub 66 en 71 vermelde teksten van de Wikipedia website te verwijderen en verwijderd te houden en zich te onthouden van vergelijkbare onrechtmatige uitingen;
6. gedaagden te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) of – ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon – iedere keer dat (de betreffende) gedaagde(n), dan wel enige thans of in de toekomst aan één van) hen verbonden (rechts)persoon, in strijd mocht handelen met het overeenkomstig het sub 3 t/m 5 gevorderde of enig gedeelte daarvan;
7. te bepalen, met inachtneming van artikel 260 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat Stichting Pink Ribbon een bodemprocedure aanhangig dient te hebben gemaakt binnen 6 maanden na het in deze zaak te wijzen vonnis; en
8. gedaagden te veroordelen in de door Stichting Pink Ribbon gemaakte werkelijke proceskosten, waaronder de advocaatkosten, op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te vergoeden binnen 10 werkdagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2. Aan haar vorderingen legt Pink Ribbon ten grondslag dat de X-groep door de wijze waarop zij merken deponeert en oppositie voert onrechtmatig jegens Pink Ribbon handelt alsmede misbruik van bevoegdheid en misbruik van procesrecht maakt. Voorts legt Pink Ribbon aan haar vorderingen ten grondslag dat de X-groep inbreuk maakt op de merkrechten van Pink Ribbon.
3.3. De X-groep voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De voorzieningenrechter van deze rechtbank is op de voet van artikel 4.6 lid 1 BVIE bevoegd van de vorderingen voor zover deze zien op de Benelux merken kennis te nemen. Globalocity, Pretection en CommunityChain hebben hun statutaire vestigingsplaats immers in ’s-Gravenhage en de gestelde inbreukmakende handelingen van Brandconcern en X vinden tevens in het arrondissement ’s-Gravenhage plaats. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op misbruik van bevoegdheid, misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen, zijn die daaraan verknocht te achten zodat de voorzieningenrechter van deze rechtbank ook uit dien hoofde bevoegdheid toekomt.
4.2. De voor dit geding vereiste spoedeisendheid volgt uit het gestelde voortdurende onrechtmatig handelen van de X-groep alsmede uit de gestelde voortdurende inbreuk op de merkrechten van Pink Ribbon.
4.3. Als meest verstrekkend verweer heeft de X-groep aangevoerd dat zij geen inbreuk maakt op de merken van Pink Ribbon omdat deze merken nietig zijn. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter eerst onderzoeken of aannemelijk is dat de bodemrechter ten gronde zal oordelen dat genoemd verweer doel treft.
4.4. De X-groep heeft onder inroeping van artikel 2.28 lid 1 sub d BVIE allereerst aangevoerd dat het PINK RIBBON merk een vrijmerk betreft. Het bestaat, aldus de X-groep, uitsluitend uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden ter aanduiding van de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven. In dat verband heeft zij gesteld dat de naam en het teken Pink Ribbon al ver voor de oprichting van de stichting Pink Ribbon en de inschrijving van haar merken algemeen bekend waren. Deze stelling, die door Pink Ribbon gemotiveerd is betwist, wordt verworpen. Daartoe geldt dat de X-groep naar voorlopig oordeel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het teken PINK RIBBON (en niet het logo in de vorm van het roze lintje – Stichting Pink Ribbon heeft ter zitting te kennen gegeven zich in deze procedure uitsluitend op het woordmerk/woordbestanddeel van de woord-/beeldmerken te beroepen) ten tijde van het depot in 2003 gebruikelijk was voor aanduiding van waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven. De X-groep heeft ten aanzien van het gebruikelijk zijn van het teken in de Benelux (de uitvoerige opsomming van het gebruik in de Verenigde Staten van Amerika is voor het Benelux-gebied niet relevant) slechts kunnen wijzen op een in oktober 2002 gehouden Pink Ribbon Day 2002 in Amsterdam, waarbij De Waag op de Nieuwmarkt magenta werd verlicht en op een bedankbrief van Estée Lauder Companies naar aanleiding van een op 2 oktober 2006 (in samenwerking met Stichting Pink Ribbon! – zie productie 16 X-groep) gehouden thema-avond, waarin vermeld wordt: ‘Vier jaar geleden begon Estée Lauder Benelux aandacht te vragen voor de strijd tegen borstkanker in Nederland. Dankzij de inspanningen van velen is de campagne Pink Ribbon inmiddels [i.e. in 2006, vzr] een nationaal begrip geworden.’ Dit een en ander, mede in het licht van het betoog van Pink Ribbon dat het teken PINK RIBBON rond 2003 in de Benelux nog vrijwel onbekend was en door haar – door de X-groep overigens niet weersproken – inspanningen op het gebied van fondsenwerving en promotie van genoemd teken in de periode 2003-2008 op de kaart is gezet, is evenwel ten enenmale onvoldoende om van de juistheid van de stelling van de X-groep uit te gaan. Zoals Pink Ribbon ook zelf heeft erkend begon in 2003 in de Benelux het belang door te dringen van de bewustwording omtrent borstkanker. Dat is echter iets anders dan dat het teken PINK RIBBON gebruikelijk was in het normale taalgebruik of in het handelsverkeer in de zin van artikel 2.28 lid 1 sub d BVIE. Dat het teken PINK RIBBON, zoals de X-groep nog heeft gesteld, beschrijvend zou zijn voor het roze lintje, het algemeen gebruikelijke symbool voor de strijd tegen borstkanker, doet aan het vorenstaande niet af.
4.5. Dat het Beneluxmerk beschrijvend is voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven in de zin van artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE, kan vooralsnog, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin worden aangenomen. De stelling dat het Koningin Wilhelmina Fonds in 2006 een grote nationale campagne heeft gehouden waarbij in abri’s bekende Nederlanders werden afgebeeld met een `levensgroot’ roze lint om de hals, en waarbij geluksarmbandjes werden verspreid en folders met daarop het logo van het roze lint, terwijl zij bovendien producten verkoopt met roze linten, is daarbij niet concludent. Het gebruik van bedoeld logo staat immers los van de vraag of het teken PINK RIBBON als zodanig onderscheidend vermogen heeft, welke laatste vraag voorshands bevestigend wordt beantwoord.
4.6. Aan de door Pink Ribbon betwiste stelling van de X-groep dat de merkrechten van Pink Ribbon nietig zijn omdat de depots te kwader trouw zouden zijn verricht, kan reeds voorbij worden gegaan nu artikel 2.28 lid 3 sub b BVIE toepassing mist aangezien de daar bedoelde houder van een eerdere inschrijving of de in artikel 2.4 sub f bedoelde derde niet aan dit geding deelnemen.
4.7. Nu de door de X-groep aangevoerde nietigheidsgronden naar voorlopig oordeel ongegrond zijn, wordt voorshands van de geldigheid van de merkrechten van Pink Ribbon uitgegaan.
4.8. Daarmee wordt toegekomen aan de vraag of, zoals Pink Ribbon heeft gesteld, Brandconcern en X op die rechten inbreuk maken. Naar voorlopig oordeel is daarvan sprake. Daartoe is het volgende redengevend.
4.9. Vooropgesteld zij dat als onweersproken vaststaat dat Brandconcern en X de in r.o. 2.8. t/m 2.10. bedoelde tekens gebruiken.
4.10. Anders dan bij wijze van de hiervoor reeds behandelde nietigheidsverweren hebben Brandconcern en X inbreuk op de merkrechten van Pink Ribbon onvoldoende gemotiveerd weersproken. In het bijzonder hebben zij niet betwist dat de door hen gebruikte tekens identiek zijn aan, althans op verwarring wekkende wijze overeenstemmen met de merken van Pink Ribbon als geregistreerd. Het wél gevoerde betoog dat de merken van Pink Ribbon in feite geen enkele afstand hebben genomen van de naam en het teken PINK RIBBON van anderen zodat de beschermingsomvang nihil is, in welk verband zij zich beroepen op de zogenaamde ‘Abstandslehre’, wordt verworpen nu Pink Ribbon binnen de Benelux, de door de X-groep gedane depots daar gelaten, de enige organisatie is die het teken PINK RIBBON als merk gebruikt. In dat verband is nog relevant dat Pink Ribbon ter zitting onweersproken heeft gesteld dat zij de markt nauwgezet in de gaten houdt en aldus de deposanten van de Gemeenschapsmerkdepots voor het teken PINK RIBBON GOLF en PINK RIBBON SPORT, waarvoor de oppositietermijn nog niet is verstreken, heeft aangesproken en een toezegging heeft gekregen dat die tekens niet in de Benelux zullen worden gebruikt, terwijl zij met Novartis AG met betrekking tot een Gemeenschapsmerkdepot voor het beeldmerk RIBBON OF PINK een co-existentieovereenkomst heeft gesloten waarbij Novartis AG zich heeft verplicht zich te onthouden van gebruik van dat teken in de Benelux.
4.11. Dat, zoals Brandconcern en X nog hebben gesteld, het teken PINK RIBBON geen bekend merk is omdat ‘bekendheid met de Stichting (…) voor 99% is afgeleid van de bekendheid met PINK RIBBON’ vermag de voorzieningenrechter niet in te zien. Voor zover bedoeld wordt dat het teken PINK RIBBON niet een bekend merk is in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE geldt dat die stelling wordt weerlegd door de door Pink Ribbon in het geding gebrachte marktonderzoeken. Uit een in 2006 gehouden onderzoek (n=209) blijkt dat 59,6% van de ondervraagde vrouwen bekend is met de Stichting Pink Ribbon. Uit een in opdracht van KPN en Samsung gehouden onderzoek (n=200), uitgevoerd na de oktober borstkankermaand 2007, blijkt dat 92% van de ondervraagde vrouwen Stichting Pink Ribbon kent. Uit twee onderzoeken gehouden voor oktober 2007 kan worden afgeleid dat 79% (n=200) resp. 77% (n=502) van de ondervraagde vrouwen de Stichting Pink Ribbon kent. Hoewel aan Brandconcern en X kan worden toegegeven dat de vraagstelling (‘Bent u bekend met de Stichting Pink Ribbon’) niet geheel gelukkig is gekozen, zal in het kader van dit kort geding, gelet ook op de hoogte van de percentages, niettemin voorshands van de bekendheid van het teken PINK RIBBON worden uitgegaan. Door het gebruik door Brandconcern en X van de in r.o. 2.8. t/m 2.10. weergegeven tekens, wordt afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van de merken van Pink Ribbon, zodat het verbod zich op de voet van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE ook zal uitstrekken voor identieke of overeenstemmende tekens voor waren en diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor de merken zijn ingeschreven.
4.12. Nu als onweersproken vaststaat dat Brandconcern en X het teken PINK RIBBON ook gebruiken als handelsnaam of domeinnaam, en zij daarvoor geen geldige reden hebben, terwijl daardoor afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van de merken van Pink Ribbon, is het verbod ook toewijsbaar op grond van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE.
4.13. De vordering tot het staken en gestaakt houden van iedere verdere inbreuk op de Beneluxmerken van Pink Ribbon als weergegeven in r.o. 3.1. onder 4. zal aldus op grond van de artikelen 2.20 lid 1 sub a, b, c en d BVIE worden toegewezen als hierna te melden, met dien verstande dat deze, gezien de uitdrukkelijke stelling van Pink Ribbon ter zitting dat de vorderingen uitsluitend zijn gebaseerd op de woordmerken althans op de woordbestanddelen van de woord-/beeldmerken, niet is gebaseerd op het in r.o. 2.4. onder 4. weergegeven beeldmerk. Het verbod is gebaseerd op Beneluxmerken en dient dus te worden beperkt tot gebruik van de tekens in de Benelux.
4.14. Ter vermijding van executiegeschillen zal worden bepaald dat het inbreukverbod eerst na verloop van twee dagen na betekening van dit vonnis in werking treedt.
4.15. De vordering van Pink Ribbon als vermeld in r.o. 3.1. onder 1 t/m 2 komt in wezen neer op een verbod om gebruik te maken van een aan ieder toekomende bevoegdheid merken te deponeren. Dat is een verstrekkende vordering die slechts onder bijzondere omstandigheden voor toewijzing in aanmerking kan komen. In deze zaak ziet de voorzieningenrechter daartoe niettemin voldoende aanleiding. Ten aanzien daarvan is het volgende redengevend.
4.16. Vooropgesteld zij dat als onbetwist vaststaat dat de woord- en woord/beeldmerken van Pink Ribbon in rangorde prioriteit genieten boven de door de X-groep gedeponeerde tekens. In dat verband valt nog te wijzen op de door Pink Ribbon als productie 22 overgelegde powerpointpresentatie van de hand van X waar hij stelt: ‘PRIL [Pink Ribbon International, vzr] CTM as well as national trademark registrations could violate existing registrations. However, cases should be solved in mutual understanding and benefit (at armth length)’, waaruit onmiskenbaar blijkt dat de X-groep zich van oudere rechten bewust is.
4.17. Pink Ribbon heeft gesteld dat zij inmiddels tegen 7 van de 11 Beneluxdepots en tegen 4 van de 7 Gemeenschapsmerkdepots oppositie heeft ingesteld. Zij heeft in dat verband betoogd dat het instellen en onderbouwen van die opposities veel werk met zich brengt, te meer nu de merkdepots verricht worden voor i) steeds verschillende variaties van de woorden PINK en RIBBON in diverse vormgeving, ii) voor een scala aan waren en diensten, identieke, soortgelijke, maar ook, exotische, niet-soortgelijke (zoals: asbest, tabak en alcohol!), iii) in een veelheid van klassen, iv) op naam van steeds een andere vennootschap uit de X-groep en v) in verschillende talen. Naar zij stelt heeft Pink Ribbon daardoor al ruim € 124.000,00 moeten besteden, hetgeen te meer klemt nu de X-groep, wanneer de oppositie in de fase komt dat het haar beurt is inhoudelijk te reageren, de depots op het laatste moment intrekt, om het nadien opnieuw te registreren.
4.18. De X-groep heeft de stelling van Pink Ribbon dat de X-groep aldus misbruik van bevoegdheid maakt, door het enkel bloot ontkennen daarvan, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft X ter zitting bovendien geen zinvolle verklaring verschaft over zijn handelwijze ter zake het (in verschillende talen) deponeren en (na indiening van de schriftelijke onderbouwing van de oppositie door Pink Ribbon) weer intrekken van Benelux- en Gemeenschapsmerkdepots. Gelet daarop, alsmede gelet op het patroon en de frequentie van het deponeren en vervolgens weer intrekken van de merkendepots (zie r.o. 2.6. en r.o. 2.7.) en voorts indachtig het vaststaande feit dat de merken van Pink Ribbon in rangorde prioriteit genieten boven de door de X-groep gedeponeerde tekens, moet het er voorshands dan ook voor worden gehouden dat de X-groep met het steeds weer verrichten en intrekken van depots blijkbaar geen ander doel nastreeft dan het dwars zitten en op kosten jagen van Stichting Pink Ribbon, hetgeen misbruik van bevoegdheid oplevert, terwijl overigens is voldaan aan de eisen welke worden gesteld aan het aannemen van een (dreigende) onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW jo. artikel 3:13 BW. Voorts geldt dat, nu de X-groep bekend is met de oudere rechten van Stichting Pink Ribbon, zij, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij uitoefening van haar bevoegdheid en het belang van Stichting Pink Ribbon dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot uitoefening van het steeds weer verrichten van merkdepots had kunnen komen. Bij wijze van ordemaatregel zal het de X-groep dan ook worden verboden opnieuw Benelux- of Gemeenschapsmerkdepots te verrichten voor het teken PINK RIBBON en/of voor tekens die een andere combinatie omvatten van de woorden ‘PINK’ en ‘RIBBON’, totdat in de door Pink Ribbon aanhangig te maken bodemprocedure bij eindvonnis zal zijn beslist. Het verbod zal gedeeltelijk komen te vervallen indien in één van de bij het BBIE of OHIM aanhangige oppositieprocedures zal worden beslist dat de door Pink Ribbon ingestelde oppositie tegen het betreffende depot ongegrond is en het gedeponeerde merk van de X-groep kan worden ingeschreven. Het verbod zal dan voor dat betreffende merk komen te vervallen.
4.19. Het hiervoor in r.o. 4.18. bedoelde verbod zal direct van kracht zijn na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
4.20. Nu de vorderingen als weergegeven in r.o. 3.1. onder 1. en 2. reeds op de grondslag van misbruik van bevoegdheid en onrechtmatig handelen worden toegewezen, behoeft de van artikel 3:13 BW afgeleide grondslag misbruik van procesrecht niet langer bespreking.
4.21. In het verlengde van het vorenstaande zal ook de in r.o. 3.1. onder 3. weergegeven vordering (medewerking verlenen aan uitstel of schorsing van de ingestelde maar nog niet onderbouwde opposities) worden toegewezen als hierna te melden. Daartoe geldt dat de verschillende oppositieprocedures connexiteit met elkaar vertonen, in die zin dat de uitkomst van die opposities waarin reeds een onderbouwing door Pink Ribbon is ingediend, naar verwachting ook het lot zullen bepalen van de overige oppositieprocedures, waarin Pink Ribbon nog geen nadere onderbouwing heeft ingediend. Onder die omstandigheden, indachtig ook het financiële belang dat Pink Ribbon bij uitstel dan wel schorsing van de nog niet onderbouwde oppositieprocedures heeft, zal, gelet op de eisen van een goede procesorde en voorts ook met het oog op de proceseconomie, worden bepaald dat de X-groep aan een door haar en Pink Ribbon gezamenlijk in te dienen verzoek tot uitstel hetzij schorsing volledige medewerking dient te verlenen, een en ander op de wijze als in het dictum verwoord.
4.22. De vordering zoals weergegeven in r.o. 3.1. onder 5. wordt afgewezen. In dat verband is van belang dat, hoewel hij erkent de oorspronkelijke auteur van de in r.o. 2.11. opgenomen tekst te zijn, X betwist het artikel, nadat hij dat van Wikipedia had verwijderd, nadien te hebben herplaatst. Deze betwisting is door Pink Ribbon vervolgens niet weerlegd door haar andersluidende stelling nader met feiten te onderbouwen, zodat die stelling niet is komen vast te staan en mitsdien wordt verworpen.
4.23. De op te leggen dwangsommen zullen voor matiging door de rechter vatbaar zijn, een en ander als in het dictum verwoord.
4.24. De overige vorderingen zijn onvoldoende gemotiveerd, te onbepaald of gaan verder dan noodzakelijk is om aan het spoedeisende belang van Pink Ribbon tegemoet te komen en worden afgewezen.
4.25. De X-groep zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.26. Pink Ribbon heeft een opgave gedaan van de proceskosten ex artikel 1019h Rv, in totaal een bedrag belopend van € 36.500,00 (inclusief verschotten ten bedrage van € 1.475,90 exclusief BTW). De X-groep heeft betwist dat die kosten redelijk en evenredig zijn en heeft verzocht die kosten naar redelijkheid te matigen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de billijkheid zich niet tegen toewijzing van de gevorderde proceskosten verzet. Daartoe geldt dat die kosten, gezien de aard van de zaak, de verschillende grondslagen waarop de vorderingen zijn gebaseerd en de omvang van het feitencomplex en de daaraan voorafgaande redelijkerwijs noodzakelijke recherche, zodat deze zaak in feite als hors catégorie kwalificeert, als redelijk en evenredig kunnen worden beschouwd. Dat, zoals de X-groep heeft bepleit, Pink Ribbon ook kosten heeft gevorderd ter zake de oppositieprocedures, is de voorzieningenrechter, gezien de specificatie, niet gebleken.
4.27. De X-groep heeft aangevoerd dat gelet op de ook ingeroepen niet-IE grondslagen vergoeding van de volledige proceskosten slechts gedeeltelijk zou kunnen plaatsvinden. Dat verweer wordtverworpen nu die andere grondslagen zozeer zijn verweven met het handhaven van de Benelux merkrechten van Pink Ribbon dat de zaak in totaliteit als een IE-zaak heeft te gelden. De proceskosten aan de zijde van Pink Ribbon zullen aldus worden begroot op het gevorderde bedrag van € 36.500,00.
4.28. De X-groep heeft voorts nog aangevoerd dat X niet persoonlijk in de proceskosten kan worden veroordeeld omdat hij formeel uit hoofde van zijn vennootschappen handelde. Dat verweer wordt evenzeer verworpen nu hiervoor als onweersproken is komen vast te staan dat X ook persoonlijk inbreukmakende handelingen heeft verricht.
5.1. beveelt Brandconcern en X, ieder voor zich, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, iedere inbreuk op de in r.o. 2.4. onder 1, 2, 3, 5 en 6 genoemde merken binnen de Benelux te staken en gestaakt te houden, waaronder ieder gebruik van tekens met daarin ‘PINK RIBBON’ of een andere combinatie van de woorden ‘PINK’ en ‘RIBBON’, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) of – ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon – iedere keer dat (de betreffende) gedaagde(n) in strijd mocht(en) handelen met dit bevel of enig gedeelte daarvan;
5.2. beveelt de X-groep zich, met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, te onthouden van het verrichten van enig Benelux- of Gemeenschapsmerkdepot voor tekens met daarin ‘PINK RIBBON’ of een andere combinatie van de woorden ‘PINK’ en ‘RIBBON’, totdat over de (on)rechtmatigheid van de wijze van deponeren en handelen in de oppositieprocedures in de door Stichting Pink Ribbon aanhangig te maken bodemprocedure is beslist, althans, totdat in één van de oppositieprocedures zal zijn beslist dat de door Stichting Pink Ribbon ingestelde oppositie tegen een merkdepot van de X-groep ongegrond is en het betreffende merk van de X-groep kan worden ingeschreven; het verbod komt dan gedeeltelijk, te weten voor dat betreffende merk, te vervallen;
5.3. veroordeelt de X-groep tot betaling van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) of – ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon – iedere keer dat de X-groep in strijd mocht handelen met het in r.o. 5.2. bedoelde bevel of enig gedeelte daarvan;
5.4. beveelt de X-groep mee te werken aan (een) gezamenlijk(e) verzoek(en) tot uitstel voor het indienen van de inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon, dan wel, ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon, een gezamenlijk verzoek tot schorsing, in die door Stichting Pink Ribbon aanhangig gemaakte en nog aanhangig te maken oppositieprocedures tegen de door de X-groep gedeponeerde Benelux- en Gemeenschapsmerken als bedoeld in r.o. 2.6. en 2.7. die op het moment van het wijzen van dit vonnis nog niet inhoudelijk door Stichting Pink Ribbon zijn onderbouwd, totdat in de oppositieprocedures waarin reeds een inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon is ingediend, zal zijn beslist;
5.5. veroordeelt de X-groep tot betaling van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag (een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend) of – ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon – iedere keer dat (de betreffende) gedaagde(n) in strijd mocht(en) handelen met het in r.o. 5.4. bedoelde bevel of enig gedeelte daarvan;
5.6. bepaalt dat de dwangsommen vatbaar zullen zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.7. veroordeelt de X-groep in de kosten van deze procedure, tot zover begroot op € 36.500,00, met bepaling dat deze kosten binnen tien werkdagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan Stichting Pink Ribbon dienen te zijn voldaan;
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9. wijst af het meer of anders gevorderde;
5.10. stelt de in artikel 1019i Rv. bedoelde termijn op zes maanden na de datum van deze beslissing.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.