RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, meervoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 08/29248
V-nummer:
Inzake: eiseres,
gemachtigde mr. K.R. Verkaart, advocaat te Rotterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. J. den Haan.
1 Eiseres heeft gesteld te zijn geboren in 1960 en de Chinese nationaliteit te bezitten. Op 21 juni 2008 heeft verweerder eiseres in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 6 augustus 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep inzake de oplegging van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Op 13 augustus 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
4 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2008. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig J. Wang, tolk Mandarijn.
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2 Verweerder heeft de rechtbank op 14 augustus 2008 schriftelijke inlichtingen verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiseres. Bij brief van 27 augustus 2008 heeft verweerder een pleitnota overgelegd waarin – voor zover thans van belang – het volgende is aangevoerd. Er bestaat naar de mening van verweerder zicht op uitzetting naar China. Verweerder verwacht dat indien vreemdelingen hun volledige medewerking verlenen de afgifte van laissez-passers kan plaatsvinden. De Chinese autoriteiten hebben nimmer – in algemene zin – aangegeven niet tot afgifte van laissez-passers te zullen overgaan. Thans vinden er op politiek en diplomatiek niveau overleggen plaats met betrekking tot de (behandelduur van verzoeken om) afgifte van vervangende reisdocumenten door de Chinese autoriteiten. Op 9 mei 2008 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de betrokken bewindspersonen en op 27 mei 2008 is een gesprek geweest met de Chinese onderminister van Justitie en de Nederlandse Staatssecretaris en de Minister van Justitie waarin de wijze waarop de Chinese autoriteiten documenten verstrekken aan de orde is geweest. Op 17 juli 2008 heeft voorts een inderdepartementaal overleg plaatsgevonden dat nog vervolgd zal worden. Verder heeft Minister-president Balkenende tijdens zijn gesprek met de Chinese premier Wen Jiabao op 10 augustus 2008 aandacht gevraagd voor de situatie rond de terugkeer van illegale Chinese migranten waarbij hij stelde dat het noodzakelijk was daarbij concrete resultaten te boeken. Op 22 augustus 2008 heeft de plaatsvervangend directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek een onderhoud met de Chinese Consul gehad over de afgifte van reisdocumenten door de Chinese autoriteiten. Over de inhoud van dit overleg kunnen geen mededelingen worden gedaan. Verder is de vaste kamercommissie voornemens om in bespreking gaan met de Chinese ambassadeur over dit onderwerp. Diplomatieke processen vergen enige tijd, het benoemen van een termijn blijft gelet op de aard van diplomatieke contacten niet volledig mogelijk. Niet op voorhand kan worden gesteld dat, in het licht van de inspanningen van verweerder, niet een reisdocument zou kunnen worden afgegeven. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 augustus 2008 (LJN: BE1058).
3 De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat geen reëel zicht op uitzetting naar China bestaat. Sedert april 2007 zijn geen laissez-passers verstrekt aan ongedocumenteerde Chinese vreemdelingen en in april 2007 is slechts 1 laissez-passer verstrekt aan een gedocumenteerde Chinese vreemdeling. De Chinese autoriteiten geven geen enkele reactie, positief dan wel negatief, op ingediende aanvragen voor een laissez-passer meer. Dit heeft – blijkens de informatie van verweerder – ook te gelden voor Chinezen met een verlopen paspoort. De nevenzittingsplaatsen van deze rechtbank in Groningen, Zwolle, Rotterdam, Dordrecht, Maastricht, Roermond en ’s-Hertogenbosch hebben geoordeeld dat geen zicht op uitzetting voor Chinese vreemdelingen bestaat. De medewerking van de vreemdeling is niet relevant, omdat deze omstandigheid geen invloed heeft op de afgifte van een laissez-passer. Nu met betrekking tot de diplomatieke onderhandelingen geen enkel aanknopingspunt bestaat dat tot concrete afspraken met de Chinese autoriteiten is gekomen en dat binnen redelijke termijn de verstrekking van laissez-passers zal worden hervat, bestaat op grond hiervan evenmin reëel zicht op uitzetting.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 In onderhavige zaak dient beoordeeld te worden of reëel zicht op uitzetting naar China bestaat. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Bij uitspraak van 11 juli 2008 (LJN: BD7233) is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, geoordeeld dat geen zicht op uitzetting naar China bestaat, omdat sinds april 2007 de Chinese autoriteiten aan zowel gedocumenteerde als ongedocumenteerde Chinese vreemdelingen geen laissez-passers verstrekken. Tevens is in voornoemde uitspraak verweerders standpunt dat indien een vreemdeling maar voldoende medewerking verleent mogelijkerwijs een laissez-passer zal worden verkregen niet langer houdbaar geacht, nu ook aan Chinese vreemdelingen die in het bezit zijn van (enige vorm van) documentatie door de Chinese autoriteiten geen laissez-passer wordt verstrekt.
4.2 Uit de uitspraken van de Afdeling van 28 juli 2008 (LJN: BD9574) en 6 augustus 2008 blijkt dat de Afdeling, naast het uitgangspunt dat de vreemdeling actief en volledig dient mee te werken aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen, bij haar oordeel omtrent het zicht op uitzetting mede heeft betrokken de inspanningen die verweerder levert door de afhandeling van verzoeken om afgifte van een vervangend reisdocument op diplomatiek niveau bij de Chinese autoriteiten ter sprake te brengen teneinde te komen tot de terugname door China van illegale Chinese vreemdelingen.
4.3 Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder op zowel politiek als diplomatiek niveau inspanningen verricht teneinde verbetering in de behandelduur en de afhandeling van verzoeken om afgifte van vervangende reisdocumenten door de Chinese autoriteiten te bewerkstelligen. Uit deze inspanningen blijkt dat het belang van dit onderwerp duidelijk door verweerder wordt onderkend en dat verweerder van zijn kant er alles aan doet om tot verbetering in de afgifte van vervangende reisdocumenten voor Chinese vreemdelingen te komen. Daar staat echter tegenover dat ondanks deze inspanningen niet is gebleken dat de Chinese autoriteiten tot hervatting van de afgifte van laissez-passers zijn overgegaan, dan wel concrete afspraken hieromtrent zijn gemaakt. Hoewel de rechtbank, gelet op de aard van diplomatieke contacten, onderkent dat de inhoud van dergelijke overleggen niet altijd openbaar kan worden gemaakt, neemt deze omstandigheid neemt niet weg dat indien concrete toezeggingen worden gedaan of afspraken worden gemaakt, dan wel anderszins door de Chinese autoriteiten kenbaar is gemaakt dat de werkwijze omtrent afgifte van laissez-passers zal worden aangepast c.q. gewijzigd zal worden, verweerder hieromtrent een mededeling van algemene aard kan doen. Naar het oordeel van de rechtbank blijven verweerders beschouwingen steken in hoopvolle verwachtingen en kan bij deze stand van zaken niet worden gesproken van een reële verwachting dat de inspanningen van verweerder op korte termijn zullen leiden tot een veranderde houding van de Chinese autoriteiten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden gesteld dat thans sprake is van reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn voor Chinese vreemdelingen die niet in het bezit zijn van een paspoort.
4.4 Nu geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat is het voortduren van de bewaring onrechtmatig.
4.5 Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 29 augustus 2008.
4.6 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe te kennen vanaf de datum van waarop het beroep is ingesteld, derhalve voor 16 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring (vanaf 13 augustus 2008 tot 29 augustus 2008) ten bedrage van € 70,- = € 1.120,-.
4.7 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 29 augustus 2008;
3 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiseres schadevergoeding toe ten bedrage van € 1.120,- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter, en mr. A. van ’t Laar en mr. J. de Gans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
De griffier:
De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 29 augustus 2008.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.