RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535002-08
's-Gravenhage, 1 september 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1958,
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 augustus 2008.
De verdachte is niet verschenen.
Mr H.M.L. Brands, advocaat te Alphen aan de Rijn, is ter terechtzitting verschenen, echter hij is niet uitdrukkelijk gemachtigd.
De officier van justitie mr P.M. Gruppelaar heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 subsidiair,
2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft haar twee minderjarige kinderen gedurende een periode van ruim een half jaar meerdere malen met een hard voorwerp mishandeld. Dat levert kindermishandeling op, een zeer ernstige vorm van mishandeling. Verdachte heeft door haar handelen de psychische en lichamelijke integriteit van haar kinderen in ernstige mate geschonden. Kinderen van een leeftijd als waar het in deze zaak om gaat behoren door hun ouders beschermd te worden en in een veilige omgeving op te groeien. Zij zijn volledig afhankelijk van hun ouders en hebben niet de feitelijke mogelijkheid zich aan mishandelingen te onttrekken. Verdachte heeft met haar handelen haar kinderen in hun mogelijkheden een evenwichtige en onbezorgde jeugd door te maken ernstig beperkt. Bovendien is niet uit te sluiten dat de kinderen zowel op korte als op lange termijn nadelige gevolgen van het handelen van verdachte in hun persoonlijke leven ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts veroorzaken misdrijven waarvan kinderen het slachtoffer zijn gevoelens van verontwaardiging en onrust in de samenleving.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 januari 2008, nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verdachte heeft de rechtbank de mogelijkheid ontnomen inzicht te verkrijgen in haar persoonlijkheid, nu zij niet wenst mee te werken aan enig onderzoek. Hoewel het er alle schijn van heeft dat bij verdachte sprake is van enige persoonlijkheidstoornis, kan de rechtbank die omstandigheid bij gebrek aan objectieve rapportage niet in haar oordeel betrekken.
Gelet op het vorenstaande, waarbij de ernst van de bewezenverklaarde feiten aldus een doorslaggevende rol speelt, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mishandeling begaan tegen haar kind(eren), meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 1 januari 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 3 januari 2008,
schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van: 1 februari 2008,
opheffing van de schorsing met ingang van: 22 mei 2008,
opheffing van de voorlopige hechtenis op: 9 juli 2008.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R.J. de Bruijn, voorzitter,
J.W. du Pon en R. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr M.H. Tjokrojoso, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2008.