Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 20544
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 juni 2008
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van Chinese nationaliteit, verblijvende in
Detentiecentrum Schiphol-Oost,
eiser,
raadsvrouw: mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.P. Lamfers-van de Bos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.
.
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft bij besluit van 13 november 2007 aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.2 Eiser heeft op 10 juni 2008 beroep ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
1.3 Verweerder heeft voortgangsgegevens over de uitzetting van eiser ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 23 juni 2008. Eiser is namens zijn raadsvrouw vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, advocaat te Haarlem. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.5 Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 24 juni 2008 heropend met het verzoek aan verweerder nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 26 juni 2008 heeft verweerder deze informatie gegeven. Desgevraagd heeft de raadsvrouw van eiser bij brief van 27 juni 2008 hierop gereageerd.
1.6 Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek met toestemming van beide partijen met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid Awb, gesloten.
2.1 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 96, derde lid, Vw het beroep gegrond.
2.2 De vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, dient Nederland ingevolge artikel 5, eerste lid, Vw onmiddellijk te verlaten.
2.3 Bij de belangenafweging zal de rechtbank in ieder geval betrekken de duur van de vrijheidsontnemende maatregel, de wijze waarop eiser invulling heeft gegeven aan zijn vertrekplicht en de activiteiten die verweerder heeft verricht om het vertrek van zijn eiser te bespoedigen.
2.4 Deze rechtbank en nevenzittingsplaats heeft een eerder beroep tegen de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard en het verzoek om het toekennen van schadevergoeding afgewezen bij uitspraak van 23 mei 2008 ( AWB 08 / 16427)
2.5 Namens eiser is - samengevat - het volgende aangevoerd. Na oplegging van de maatregel is inmiddels een periode van zeven maanden verstreken. Verweerder heeft in de brief van 20 mei 2008 aan deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, laten weten dat sinds mei 2007 de Chinese autoriteiten in geen enkel geval een laissez-passer hebben afgegeven. Deze mededeling betreft zowel ongedocumenteerde als gedocumenteerde Chinese vreemdelingen. Voorts staat vast dat een vervoersclaim voor eiser bij de aanvoerende luchtvaartmaatschappij niet meer tot de mogelijkheden behoort. Ook is eiser niet meer in het bezit van een paspoort omdat hij dit bij aankomst heeft verscheurd. Gelet op het bovenstaande kan eiser niet binnen een redelijke termijn aan zijn vertrekplicht voldoen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt het volgende. Op 9 april 2008 is eiser via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in persoon gepresenteerd bij de Chinese autoriteiten. Op 11 april 2008 heeft de IOM bericht dat eiser heeft aangegeven niet bereid te zijn om enkele weken te wachten op de uitslag van de presentatie bij de Chinese autoriteiten. De aanvraag bij de IOM is vervolgens ingetrokken. Op 14 april 2008 is er een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Eiser heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat hij niet weigert om terug te keren naar China maar dat het allemaal zo lang duurt en hij alleen maar zieker wordt. Eiser heeft voorts medegedeeld dat hij wederom de IOM zal benaderen om alsnog een aanvraag voor terugkeer via deze organisatie te doen. Op 14 mei 2008 heeft de IOM bericht dat eiser nog geen contact heeft opgenomen. Op 21 mei 2008 heeft er wederom een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden. Eiser heeft in dit gesprek aangegeven dat hij niets meer kan doen om aan zijn wettelijke vertrekplicht te voldoen. Hij heeft een kopie van zijn identiteitskaart overgelegd, meer kan hij niet doen. Laatstelijk is er op 5 juni 2008 bij de Chinese autoriteiten gerappelleerd over de voortgang van het identiteitsonderzoek. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat via het laissez-passer traject van verweerder sedert mei 2007 geen laissez-passers meer door de Chinese autoriteiten zijn verstrekt, maar dat via de IOM vijftien vreemdelingen aan wie een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd in 2007 zijn teruggekeerd naar China en in 2008 inmiddels acht vreemdelingen zijn teruggekeerd. De situatie in de door eiser aangehaalde jurisprudentie dat geen laissez-passers worden afgegeven door de Chinese autoriteiten, ziet enkel op laissez-passeraanvragen welke door verweerder zijn gedaan, aldus verweerder.
2.7 In de door verweerder verstrekte aanvullende informatie van 26 juni 2008 deelt verweerder mede dat de informatie met betrekking tot de via de IOM teruggekeerde vreemdelingen is verkregen van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) en dat verweerder geen reden heeft te twijfelen aan de inhoud hiervan. Ter aanvulling bericht verweerder dat in 2007 van de vijftien teruggekeerde personen vier personen met een laissez-passer en elf met een paspoort zijn teruggekeerd na bemiddeling door de IOM. Van de acht personen die in 2008 tot nu toe zijn teruggekeerd na bemiddeling van de IOM is één persoon met een laissez-passer en zijn zeven personen met een paspoort teruggekeerd.
2.8 De gemachtigde van eiser heeft op 27 juni 2008 bericht dat het standpunt van verweerder hiermee niet afdoende is onderbouwd. Van de IOM is in een andere bewaringszaak vernomen dat het voor de IOM even moeilijk is om een laissez-passer te bemachtigen als voor verweerder, ondanks dat het om vrijwillig vertrek gaat.
2.9 Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen is eiser in het kader van zijn vertrekplicht gehouden medewerking aan de voorbereiding van zijn vertrek te verlenen. Het ligt dan ook op de weg van eiser om al het mogelijke te doen om te vertrekken. Eiser heeft in het laatstelijk met hem gehouden vertrekgesprek medegedeeld dat hij bij aankomst in Nederland in het bezit was van een geldig paspoort maar dat hij dit op Schiphol heeft verscheurd. Hierdoor is het aan eiser te wijten dat thans zijn terugkeer naar China wordt belemmerd en om die reden dient de vertraging die hierdoor is ontstaan ten aanzien van het vertrek van eiser voor zijn rekening en risico te komen. Vooralsnog is evenmin gebleken dat eiser niet in staat zou zijn of dat hij enige poging heeft ondernomen om het origineel van zijn identiteitskaart (eiser heeft een kopie hiervan overgelegd) vanuit China te laten opsturen om op deze wijze het identiteitsonderzoek bij de Chinese autoriteiten te bespoedigen. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verweerder op dit moment bij het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van eiser afhankelijk is van de Chinese autoriteiten.
Daar komt bij dat eiser zijn laissez-passeraanvraag via de IOM heeft ingetrokken, waardoor de eventuele daardoor ontstane vertraging eveneens voor rekening van eiser dient te komen. De raadsman van eiser heeft ter zitting aangegeven dat eiser heeft verklaard dat hij inmiddels opnieuw contact heeft opgenomen met de IOM. Verweerder betwist dit, aangezien de IOM dit dan aan verweerder zou hebben bericht, hetgeen niet is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat eiser het door hem gestelde omtrent zijn contact met de IOM onvoldoende heeft aangetoond. Het is daarom aan eiser om hierin duidelijkheid te verschaffen.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat met het gegeven dat door de Chinese autoriteiten sinds mei 2007 geen laissez-passers op verzoek van verweerder zijn afgegeven, nog niet sprake behoeft te zijn van een situatie waarin is komen vast te staan dat eiser niet zal kunnen voldoen aan zijn wettelijke vertrekplicht. Naar verweerder ter zitting heeft medegedeeld en verder heeft onderbouwd en toegelicht in de brief van 26 juni 2008 worden na bemiddeling door de IOM wel laissez-passers verstrekt door de Chinese autoriteiten. Er is door eiser niets aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld, en ook de rechtbank is niet gebleken, dat aan deze informatie zou moeten worden getwijfeld. Het standpunt van eiser dat het geen nut zou hebben om de IOM in te schakelen deelt de rechtbank gelet op het voorgaande niet.
2.10 Bij deze stand van zaken dient, ondanks dat de maatregel inmiddels zeven maanden voortduurt, het grensbewakingsbelang, dat verweerder beoogt te dienen met de vrijheidsontnemende maatregel, vooralsnog te prevaleren boven het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
2.11 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.12 De rechtbank zal het verzoek om het toekennen van schadevergoeding afwijzen, omdat zij de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel niet zal bevelen.
2.13 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, en op 27 juni 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.