Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 07 / 5398
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 mei 2008
[naam eiser],
geboren op [geboorte datum eiser],
[naam eiser],
geboren op [geboorte datum eiser],
beiden van Egyptische nationaliteit,
eisers,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
voormalig gemachtigde: mr. S. Pirs, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
's-Gravenhage.
1.1 Bij schrijven van 16 april 2003 heeft de voormalig gemachtigde van eisers, mr. A. van Driel, een zogenaamde 14/1-brief naar verweerder verstuurd, waarin verweerder wordt verzocht ten aanzien van eisers gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid. Bij brief van 26 november 2003 heeft verweerder op deze brief gereageerd. Op 22 december 2003 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de inhoud van deze brief. Op 19 augustus 2004 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem, van 21 oktober 2004 is dit beroep gegrond verklaard.
1.2 Bij besluit van 10 november 2004 heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld. Bij brief van 8 november 2005 is eisers meegedeeld dat de besluiten van 10 november 2004 zijn ingetrokken en opnieuw op het bezwaar van eisers zal worden beslist. Bij brief van 14 november 2004 hebben eisers het beroep ingetrokken.
1.3 Bij brief van 16 februari 2006 heeft verweerder eisers meegedeeld dat de aanvragen van eisers worden aangemerkt als een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tevens wordt het besluit van 26 november 2003 ingetrokken. Eisers hebben daarop het bezwaarschrift van 22 december 2003 niet ingetrokken.
1.4 Bij brief van 31 oktober 2006 heeft de voormalig gemachtigde van eisers aan verweerder medegedeeld zich in de onderhavige zaak terug te trekken als gemachtigde.
1.5 Verweerder heeft bij brief van 30 januari 2007 het bezwaarschrift van eisers van 22 december 2003 op grond van artikel 6:15, tweede lid, Awb doorgezonden aan de rechtbank, met het verzoek dit bezwaarschrift als beroepschrift aan te merken.
1.6 Verweerder heeft op 24 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.
1.7 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 5 november 2007. Eisers zijn niet in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eisers zijn niet verschenen. De voormalig gemachtigde van eisers was wel aanwezig.
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.3 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van het voorliggende geschil. Bij de beantwoording van deze vraag is het volgende van belang.
2.5 Op het verzoek van eisers van 16 april 2003 is tot op heden niet beslist, nu het primaire besluit van 26 november 2003 is ingetrokken. Ter zitting is door gemachtigde van verweerder aangegeven dat het bezwaarschrift, conform het eerdere verzoek van verweerder, dient te worden opgevat als een beroepschrift, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
2.6 Aangezien het verzoek van eisers van 16 april 2003 asielgronden inhoudt en door verweerder als asielaanvraag wordt beschouwd, merkt de rechtbank het bezwaarschrift van 22 december 2003 aan als beroepschrift, gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eisers. De rechtbank acht zich derhalve bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil.
2.7 De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Hierbij is het volgende redengevend.
2.8 Verweerder heeft berichten van vertrek overgelegd, waaruit blijkt dat eisers, tijdens de procedure, op 5 maart 2006 zelfstandig hun woonruimte hebben verlaten. Deze berichten zijn gedateerd op 21 maart 2006. Bij brief van 31 oktober 2006 heeft de voormalig gemachtigde van eisers meegedeeld geen contact te hebben met eisers. Uit een telefoonnotitie van verweerder van 26 januari 2007 blijkt dat eisers bij de Vreemdelingenpolitie Noord-Holland-Noord een paspoort en vliegticket hebben getoond en te kennen hebben gegeven dat eiser in Egypte wilde sterven. De voormalig gemachtigde van eisers heeft in zijn brief aan de rechtbank van 22 oktober 2007 medegedeeld dat eisers hem niet hebben verzocht zich opnieuw te stellen als hun gemachtigde, maar dat hij zich heeft gesteld omdat hij heeft aangenomen dat zij hem daartoe zeker zouden hebben gemachtigd als zij de merites van de beroepsprocedure zouden hebben gekend. De rechtbank acht dit onvoldoende om te concluderen dat de voormalig gemachtigde van eisers ook thans bevoegd is eisers te vertegenwoordigen. Ter zitting heeft de voormalig gemachtigde van eisers aangegeven nog steeds geen contact met eisers te hebben. Waar eisers thans verblijven, is zowel bij verweerder als de voormalig gemachtigde onbekend.
2.9 De rechtbank concludeert, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Vast staat dat eisers de behandeling van het beroep in Nederland mochten afwachten. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan, dat eisers geen prijs meer stellen op het inwilligen van hun aanvraag. Eisers hebben daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van hun beroep. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.10 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.I. de Vreese - Rood, rechter, en op 7 mei 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.