RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925077-08
's-Gravenhage, 22 augustus 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1981,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier' te Vught.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 augustus 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr I.Mannen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 tot en met 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C., aan dit vonnis is gehecht- de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een traangasbusje zal worden ontrokken aan het verkeer en een mobiele telefoon, merk Nokia 6610i, zal worden teruggeven aan verdachte.
Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1 t/m 4.
De raadsman heeft namens de verdachte ter zake van feit 1 betoogd dat verdachte niet is betrokken bij dit feit nu verdachte op 29 augustus 2007 in [land] verbleef, althans niet in Nederland.
De raadsman heeft ter zake van feit 1 en 2 betoogd dat deze feiten niet bewezen kunnen worden verklaard aangezien niet wordt voldaan aan de wettelijke bewijsminima.
Voorts heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de fotoconfrontatie op 31 augustus 2007 niet volgens de Fotoconfrontatiemodule (FCM) is uitgevoerd. Verbalisant [A] heeft een selectie gemaakt van foto's en heeft deze zelf aan het slachtoffer gepresenteerd hetgeen in strijd is met de richtlijnen daaromtrent. De raadsman bepleit de fotoconfrontatie van bewijs uit te sluiten.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman ten slotte bepleit dat het niet verdachte is, die te zien is op de camerabeelden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de fotoconfrontatie op 31 augustus 2007 niet volgens de richtlijnen is uitgevoerd en van bewijs dient te worden uitgesloten.
De fotoconfrontatie op 31 augustus 2008 is een confrontatie geweest in de opsporingsfase.
Op voornoemde datum was bij de politie - en derhalve ook niet bij opsporingsambtenaar [A] -(nog) niet bekend dat verdachte de mogelijke dader was van onderhavige overval. Vorenstaande brengt met zich mee dat de Fotoconfrontatiemodule (FCM) danwel het op artikel 61a lid 3 Wetboek van Strafvordering gebaseerde Besluit toepassing maatregelen niet van toepassing zijn op onderhavige fotoconfrontatie. Hoewel wellicht minder wenselijk, is het niet in strijd met de daarvoor geldende regelgeving dat in de opsporingsfase de samensteller van de foto's dezelfde opsporingsambtenaar is als degene die de foto's aan de betreffende getuige presenteert, mede omdat op dat moment van enige beïnvloeding geen sprake kan zijn. Bij de onderhavige fotoconfrontatie is van onregelmatigheden niet gebleken. De rechtbank heeft de fotoconfrontatie daarom als wettig bewijsmiddel gehanteerd.
De rechtbank constateert voorts dat verdachte - ook na uitvoerig en nadrukkelijk doorvragen daaromtrent ter terechtzitting - geen consistente verklaring heeft gegeven waar hij zich op 29 augustus 2007 bevond. Het is geenszins aannemelijk geworden dat verdachte toen nog in het buitenland zou hebben verkeerd, zoals nog is gesteld.
Op 18 januari 2006 en op 29 augustus 2007 is aangifte gedaan door pizzabezorgers die na bestellingen voor het adres [adres 1] te 's-Gravenhage bij dit afleveradres aangekomen, zijn beroofd waarbij door de daders tevens geweld is gebruikt. Het adres [adres 1] is het voormalig woonadres van verdachte. Getuigen van de beroving op 18 januari 2006 noemden aan elkaar en ten overstaan van de politie als daders de naam [verdachte] en de oud bewoners van het adres [adres 1]. Bij het verhoor door de rechter- commissaris hebben 2 van de 3 getuigen hun verklaring evenwel ingetrokken. Nu uit de inhoud van het dossier naar voren komt dat de betreffende getuigen zouden zijn bedreigd en verdachte niet ontkent dat er, nadat hij is vast komen te zitten, contact door hem met de getuigen is geweest, zal de rechtbank uitgaan van de inhoud van de eerdere verklaringen in het dossier.
Terzake van feit 1 heeft de pizzabezorger, [B], een gedetailleerde verklaring van aangifte afgelegd waarbij hij tevens een uitgebreid signalement van de twee daders heeft gegeven.
Twee dagen na de overval heeft de aangever verdachte bij een fotoconfrontatie aangewezen (foto 16) als zijnde de dader van de diefstal met geweld. De aangever heeft zijn verklaring bij de rechter-commissaris bevestigd. Tijdens dit verhoor heeft de aangever verklaard dat hij bij de politie de dader op foto 14 zou hebben aangewezen. De rechtbank heeft kennis genomen van dit verschil in getal, echter de rechtbank houdt het ervoor dat de aangever zich in het - immers geruime tijd nadien gehouden - verhoor bij de rechter- commissaris in het getal, welk getal hij louter op zijn herinnering baseerde, heeft vergist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen consistent en betrouwbaar. Kort na de overval op de pizzabezorger op 29 augustus 2007 heeft de politie in de buurt van het plaats delict de scooter met opschrift '[X] Pizza' aangetroffen. Getuige [C], wonende op het voormalig adres van verdachte, heeft verklaard dat zij op 29 augustus 2007, omstreeks 22.00 uur, twee mannen, van vermoedelijk Marokkaanse afkomst, heeft zien staan op het [adres 1], die zich in haar optiek verdacht gedroegen.
Verdachte is van Marokkaanse afkomst, hetgeen strookt met de verklaring van de getuige [C] en de verklaring van aangever dat de daders Nederlands spraken met het accent dat veel Marokkanen hebben. De modus operandi van de overval op 29 augustus 2007 komt overeen met die van de overval op 18 januari 2006 (feit 2). Bij beide overvallen wordt bij [X] Pizza een bestelling doorgegeven waarna op het afleveradres daders de pizzabezorger staan op te wachten en hem vervolgens beroven met geweld. Het is een feit van algemene bekendheid dat pizzabezorgers jonge werknemers zijn,die zo snel mogelijk hun bestellingen willen bezorgen, om zoveel mogelijk inkomsten te genereren. Daarbij is niet aannemelijk dat deze pizzabezorgers tijdens bezorgingen zomaar hun scooter vrijwillig zullen afstaan. Bij de huiszoeking is onder verdachte een busje traangas aangetroffen. Het gebruik van pepperspray is, gelet op het bewezenverklaarde in feit 3, een middel dat door verdachte wordt toegepast, zodat dit geacht moet worden te passen bij zijn criminele werkwijze.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen en genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 overweegt de rechtbank dat er zich naast de aangiften, getuigenverklaringen in het dossier bevinden, dat één van de aangeefsters en een getuige verdachte bij een fotoconfrontatie hebben herkend en dat de betrokken persoon op de camerabeelden sterke gelijkenissen vertoont met verdachte. Bovendien wordt bij verdachte thuis een leeg busje traangas aangetroffen. Op grond hiervan acht de rechtbank de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 5 en 6.
De raadsman heeft namens de verdachte ter zake van de feiten 5 primair en 6 primair bepleit dat deze feiten niet bewezen kunnen worden verklaard aangezien wettelijk bewijs voor de diefstal ontbreekt, temeer daar bij verdachte geen enkele wetenschap bestaat over de diefstal van de motorfiets en de motorhoes.
De rechtbank overweegt het volgende. In het dossier bevinden zich een aangifte van diefstal van een motorfiets, merk [merk], type [type], kenteken [nummer], welke diefstal is gepleegd op 3 mei 2007 tussen 15.00 uur en 22.30 uur. Voorts is aangifte gedaan van een motorhoes, welke gestolen is tussen 3 mei 2007 19.00 uur en 4 mei 2007 07.30 uur. De gestolen motor werd in de nacht van 3 op 4 mei 2007 even na 3 uur 's ochtends op een parkeerterrein op de [e-straat] te 's-Gravenhage door verbalisanten aangetroffen. De verbalisanten stelden vervolgens een onderzoek in de omgeving in. Toen zij naar de motorfiets terugkeerden, werd verdachte aangetroffen in gezelschap van vier personen. Bij de motorfiets en voornoemde personen stond een gele bestelbus, die verdachte op 3 mei 2007 bij [...] in 's-Gravenhage rond 17.00 uur had gehuurd. Voorts werd daarbij een Volkswagen Golf aangetroffen.
In het contactslot van de motorfiets was inmiddels een schroef gedraaid die er voorheen - toen verbalisanten de motor nog zonder de bestelbus, Volkswagen Golf en personen aantroffen - niet in het slot had gezeten. Voorts werd tussen de stoelen van de door verdachte gehuurde bus - die hij volgens zijn verklaring niet heeft uitgeleend en constant in het oog heeft gehad - door de politie voornoemde gestolen motorhoes aangetroffen. Volgens het verhuurbedrijf was de bestelbus voor de huur aan verdachte gecontroleerd op eventuele achtergebleven goederen, waarbij was geconstateerd dat de bus leeg was (p. 105). Bij de zwager van verdachte, [D], die samen met verdachte op voornoemde tijd en plaats was aangehouden, werd een gsm inbeslaggenomen. Op deze gsm werden foto's aangetroffen, genomen op 3 mei 2007 om 18:52 uur van een motorfiets liggende in een bestelbus. Bij vergelijking van deze foto's met de foto van bovengenoemde motorfiets bij de aangifte stelt de rechtbank vast dat de motorfiets in de bestelbus de motorfiets is die op 3 mei 2007 is gestolen nu de gefotografeerde, speciale, dat wil zeggen zwarte en verhoogde uitlaat met een logo dan wel (merk)teken, identiek is en het kenteken, althans een groot deel (in verband met de matige kwaliteit van de foto) overeenkomt met het kenteken [nummer]. Tevens is op de foto's een enkele beschadiging van de binnenkant van de bestelbus te zien die overeenkomt met beschadigingen die in de aangetroffen bus zijn waar te nemen. Aldus is ervan uit te gaan dat de foto's van de gestolen motorfiets op de GSM van [D] zijn genomen in de door verdachte gehuurde bestelbus. Voor het een en ander heeft verdachte geen deugdelijke noch geloofwaardige verklaring gegeven. Verdachte heeft aangegeven dat hij slechts op die plaats en dat uur aan het 'chillen' was. Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande motorfiets en motorhoes samen met anderen heeft gestolen. Dat verdachte in vereniging de motorfiets en motorhoes heeft gestolen en niet geheeld, zoals hem subsidiair tenlaste is gelegd, leidt de rechtbank af uit de volgende feiten. In aanwezigheid van verdachte is een schroef in het contactslot van de motorfiets gedraaid, kennelijk met de bedoeling dat contactslot te forceren. Op de door [D] genomen foto van de motorfiets, liggend in de door verdachte gehuurde bus (bij welke bus verdachte naar eigen zeggen steeds is geweest), is een slijptol afgebeeld die kennelijk is gebruikt om het schijfrem- en/of stuurslot van de motorfiets te verbreken. Tot slot is het zeer korte tijdverloop tussen de diefstal en het moment dat verdachte aantoonbaar betrokken was bij de gestolen motorfiets en motorhoes van belang. De motorfiets is volgens de aangifte tussen 15:00 en 22:30 uur op 3 mei 2007 ontvreemd; de motorhoes tussen 19:00 uur die avond en 7:30 uur de volgende ochtend. Verdachte heeft rond 17:00 uur de bestelbus gehuurd, terwijl de foto's van de gestolen motorfiets in die bus zijn genomen rond 19:00 uur. Vervolgens wordt verdachte even na 3 uur 's ochtends op 4 mei 2007 samen met andere personen en de motorfiets aangetroffen.
De rechtbank acht zodoende de onder 5 en 6 primair telastgelegde diefstal van motorfiets en motorhoes wettig en overtuigend bewezen.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 tot en met 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen twee overvallen met geweld op pizzabezorgers gepleegd. Voorts heeft verdachte openlijk geweld gepleegd tegen een minderjarig meisje en een ander minderjarig meisje bedreigd met een mes. Tenslotte heeft verdachte samen met anderen een motorfiets en een motorhoes gestolen. Dit zijn ernstige feiten.
Verdachte is gelet op zijn justitiële documentatie d.d. 30 januari 2008 veelvuldig veroordeeld voor vermogens-/ geweldsdelicten. Desondanks heeft verdachte in een korte periode vele misdrijven gepleegd zoals voornoemd. De rechtbank rekent het door verdachte toegepaste geweld (zelfs tegen minderjarige meisjes) bij deze misdrijven zwaar aan. Pizzabezorgers, veelal minderjarigen of jongmeerderjarigen, moeten ongestoord hun werk kunnen uitoefenen zonder in angst te hoeven leven op elk moment overvallen te kunnen worden. De ontkennende houding van verdachte bij de politie en ter zitting getuigt niet van een spijtbetuigende opstelling. Verdachte is kennelijk ook niet van plan zijn leven te beteren gelet op zijn afwijzende houding tegenover de hem geboden hulp van de reclassering. De reclassering acht de kans op recidive versterkt aanwezig.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de na te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een traangasbusje onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, Nokia 6610I, kleur grijs.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 595,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering geen betrekking heeft op het onder 6 primair/subsidiair telastgelegde dan wel op andere telastgelegde feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36d, 57, 141, 285, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tot en met 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 2:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 3:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5 primair en 6 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
feit 1 tot en met 4:
in verzekering gesteld op: 29 januari 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 31 januari 2008,
feit 5 en 6:
in verzekering gesteld op: 4 mei 2007,
in vrijheid gesteld op: 6 mei 2007;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een traangasbusje CS-gas;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, Nokia 6610I, kleur grijs;
verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. van Essen, voorzitter,
E.F. Brinkman en J. Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2008.
mr J. Lely is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.