zaaknummer / rolnummer: 285117 / HA ZA 07-1077
de vennootschap onder firma
AUTOBEDRIJF [A] V.O.F.,
handelend onder de naam Vakgarage [A],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
procureur thans mr. N.J.R.M. Elings,
voorheen mr. E.A.C. van Kempen,
1. de naamloze vennootschap
RENAULT NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] B.V.,
handelend onder de namen [C] Leiden en [C] Dealer-Occasions,
gevestigd te Leiden,
gedaagden,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen worden hierna aangeduid als enerzijds '[A]' en anderzijds 'Renault Nederland' en '[C]' (gezamenlijk ook wel als 'Renault cs').
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaardingen van 27 en 30 maart 2007, met (6) producties;
-de conclusie van antwoord tevens houdende vordering op grond van
artikel 843a Rv., met (8) producties;
-het tussenvonnis van 6 juni 2007, waarbij een comparitie van partijen
de akte incident ex art. 843a RV van [A], met (1) productie;
-de 'aantekeningen comparitie” van [A];
-de 'comparitie-aantekeningen' van Renault cs, met (1) productie;
-het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 10 oktober 2007 en
de daarin genoemde stukken.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1. [A] exploiteert een reparatie- en onderhoudsbedrijf voor auto’s.
2.2.Op 11 december 2003 heeft [A] - onder fabrieksgarantie tot 12 maart 2006 - van [C] gekocht en geleverd gekregen een nieuwe Renault Espace, met kenteken [nummer], voor een totaalprijs van € 38.680,76.
2.3.De toepasselijke garantiebepalingen houden - voor zover hier van belang - het volgende in:
Om voor de garantie in aanmerking te komen moet de klant:
(...)
Zich wenden tot een RENAULT dealer die herkenbaar is aan de
signalisatie van het merk, die als enige werkzaamheden op grond hiervan
mag uitvoeren.
(....)'.
2.4.Op 15 maart 2004 heeft [A] met betrekking tot de Renault Espace een leaseovereenkomst (met een looptijd van vier jaar) gesloten met [lessee].
2.5. Op 9 januari 2006 is de auto met motorpech langs de weg stil komen te staan; in het motorblok bevonden zich een (of meer) - van binnenuit ingeslagen - gat(en). [A] heeft [C] hiervan op 10 januari 2006 op de hoogte gesteld, waarbij zij zich beriep op de fabrieksgarantie. Wegens capaciteitsproblemen heeft [C] [A] doorverwezen naar Renaultdealer Garage [X] naar te Alphen aan den Rijn (hierna '[X]'). [X] heeft vervolgens Renault Nederland in kennis gesteld van de schade, waarna Renault Nederland - in verband de nog lopende fabrieksgarantie - op 20 januari 2006 een onderzoek heeft ingesteld naar de oorzaak van de schade.
2.6. Na enige discussie tussen partijen over de schadeoorzaak, kwamen partijen volgens de bevestiging door Renault Nederland aan [A] bij brief van 3 februari 2006 overeen om onderzoeksbureau CED Bergweg B.V. (hierna 'CED') de nog niet gerepareerde motor te laten inspecteren. 'De kosten van het onderzoek (...) en de kosten voor het herstel zullen voor rekening komen van de partij die in het ongelijk wordt gesteld', aldus deze brief. Op die brief is niet door [A] gereageerd dat dit een onjuiste vastlegging zou zijn van hetgeen is overeengekomen. Het onderzoek vond vervolgens plaats op 6 februari 2006 door R.A.G. van der Poel aan een niet gedemonteerde motor, waarvan onderdelen ontbraken, zo blijkt uit het hiervan opgemaakte rapport.
2.7.Bij faxbericht van 9 februari 2006 berichtte Stichting Rechtsbijstand Mobiliteitsbranche ('SRM') - namens [A] - onder meer het navolgende aan Renault Nederland:
(....)
Partijen kwamen overeen dat er op 6 februari jl. een expertise door CED Bergweg B.V. zou plaatsvinden op basis van kosten ongelijks. De expert beloofde cliënt dat hij op korte termijn uitsluitsel zou krijgen over de uitkomsten van het expertiseonderzoek. Dit blijkt achteraf echter niet mogelijk. De expert heeft cliënt zelfs medegedeeld dat hij helemaal geen expertiserapport ontvangt.
Cliënt heeft heden telefonisch contact met u opgenomen om te trachten naar een oplossing te zoeken. Hij stelde voor om de auto te repareren en indien er tijdens de reparatie bij het uit elkaar halen van de motor iets nieuws aan het licht komt de expert van CED Bergweg B.V. er onmiddellijk weer bijgehaald wordt. U heeft aangegeven dat u hier niet mee akkoord gaat en het expertiserapport van CED Bergweg B.V. wil afwachten. Cliënt is echter van mening dat dit te lang op zich laat wachten. Cliënt ziet zich daarom genoodzaakt alle voorbereidingen te treffen om de auto van de klant te repareren, aangezien hij deze 17 februari as. nodig heeft voor zijn vakantie en de tijd begint te dringen.
U bent sinds 10 januari jl. door cliënt in de gelegenheid gesteld om op korte termijn het gebrek te onderzoeken en te herstellen en daarmee de overeenkomst correct na te komen. In de tussentijd was cliënt genoodzaakt om een gelijkwaardige huurauto voor zijn leaserijder in te zetten. Uiteraard komen deze kosten voor uw rekening. Cliënt is van mening dat hij u een redelijke termijn heeft geboden. Uit uw mededelingen van vandaag kan cliënt niet anders dan constateren dat u in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten. Derhalve bent u vanaf dat moment in verzuim.
Ik heb cliënt daarom geadviseerd om de herstelwerkzaamheden uit te voeren en indien tijdens de reparatie blijkt dat er sprake is van een gebrek dat voor uw rekening komt alle kosten daarvan op u te verhalen.
2.8.Op 9 februari 2006 schreef Renault Nederland het navolgende aan [A]:
'Naar aanleiding van ons telefonische contact van hedenmiddag, inzake de motorschade aan Renault Espace, bevestigen wij u het volgende.
Zoals zojuist besproken is CED Bergweg inmiddels bij de auto geweest. We wachten het schriftelijke rapport van CED Bergweg af.
U heeft aangegeven dat u met de reparatie van de motor wilt beginnen, aangezien uw klant de auto weer in het bezit wil hebben. Wilt u, vooruitlopend op een mogelijke uitkomst van het rapport, beroep doen op de garantievoorwaarden van Renault, dan moet de reparatie uitgevoerd worden bij een officiële Renault-dealer. Indien u echter besluit om de reparatie in uw eigen garage uit te laten voeren, dan zullen wij, overeenkomstig de garantievoorwaarden van Renault cs en ongeacht de uitkomst van het rapport, geen vergoeding geven.'
2.9.Op 10 februari 2006 schreef Renault Nederland - onder andere - het navolgende aan SRM:
'Wij ontvingen uw fax op 9 februari jl. inzake de Renault Espace van uw cliënt, Vakgarage [A]. U geeft hierin aan dat u uw cliënt heeft geadviseerd de herstelwerkzaamheden aan de Renault Espace uit te voeren, ondanks de door Renault Nederland genoemde voorwaarden.
Zodra wij het schriftelijke rapport van CED Bergweg hebben ontvangen zullen wij, als wij in het ongelijk gesteld worden, de benodigde stappen nemen.
Indien uw cliënt beroep doet op de garantievoorwaarden van Renault cs als wij in het ongelijk gesteld worden door CED Bergweg, dan dient de reparatie uitgevoerd worden bij een officiële Renault-dealer èn volgens de garantievoorwaarden. Mocht uw cliënt op ieder willekeurig moment besluiten om de reparatie niet bij een Renault-dealer uit te laten voeren, dan zullen wij, overeenkomstig de garantievoorwaarden van Renault cs en ongeacht de uitkomst van het rapport, geen vergoeding geven. Inzake het vervangend vervoer dat uw cliënt, op eigen initiatief, heeft ingezet zullen wij dezelfde garantievoorwaarden toepassen als uit het rapport blijkt dat wij in het ongelijk gesteld zijn.
2.10.Op 16 februari 2006 heeft CED haar rapportage uitgebracht en verzonden aan partijen. Samengevat concludeert zij:
'De motorschade is ons inziens niet veroorzaakt door een van origine gebrekkig onderdeel van de Renault cs noch door onjuiste montage van het geheel.'.
2.11.[A] heeft - kennelijk - vóór 17 februari 2006 de auto zelf gerepareerd, waarbij hij de beschadigde motor geheel heeft vervangen door een nieuwe motor.
2.12.Op 22 maart 2006 heeft [A] aan A.H.A. Waayman - sr. technisch expert bij Bovemij Verzekeringen en hierna 'Waayman'te noemen - opdracht gegeven voor een contra-expertise. Waayman heeft vervolgens op 27 maart 2006 een onderzoek verricht, waarover hij op 20 april 2006 - onder meer - als volgt heeft gerapporteerd:
'Antwoorden op de in de opdracht gestelde vragen.
- De door haarscheurtjes verzwakte drijfstangvoet is op enig moment open gebroken met als gevolg het gat in het motorblok.
- Een of meerdere haarscheurtjes zaten in de drijfstangvoet tijdens de fabrieksmontage.
Omdat het gebrek zich in de garantieperiode heeft geuit kan de Renault Dealer met succes beroep doen op de garantievoorwaarden.
- De motorschade met toebehoren, inclusief alle expertisekosten, komen voor rekening van Renault Nederland b.v'.
3.Het geschil
3.1. [A] vordert Renault cs hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.756,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2006 en de proceskosten.
3.2.Naast de hiervoor vermelde feiten voert [A] daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aan, althans zo begrijpt de rechtbank.
Uit de contra-expertise van Waayman blijkt dat het gat in het motorblok is ontstaan door - tijdens de fabrieksmontage reeds aanwezige - haarscheurtjes in de drijfstangvoet. Dit gebrek valt onder de (fabrieks)garantievoorwaarden en is binnen de garantieperiode gemeld, zodat Renault Nederland onder de garantieovereenkomst gehouden is de door [A] geleden schade te vergoeden, die kan worden begroot op € 6.756,44. De aansprakelijkheid daarvoor aan de zijde van [C] - verkoper van de auto - volgt uit het bepaalde in artikel 7:17 BW. Immers, de Renault Espace bleek - gelet op het gebrek aan de drijfstangvoet - niet de eigenschappen te bezitten die [A] op grond van de overeenkomst mocht verwachten (non-conformiteit). Bovendien verzetten de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zich er tegen dat de schade voor rekening van [A] moet blijven. Van een auto van nog geen twee jaar oud mag een gebrek zoals hier aan de orde immers niet worden verwacht.
Renault cs mogen zich er niet op beroepen dat de auto/motor is gerepareerd door [A] en niet door een Renault dealer. Aan Renault cs is ruimschoots gelegenheid geboden - laatstelijk tot 17 februari 2006 - om tot reparatie over te gaan, maar die hebben zij ongebruikt gelaten; zij verkeerden dus in verzuim. Van [A] behoefde niet te worden verwacht dat zij (nog) langer zou wachten totdat Renault cs - dan wel één van hen - tot actie zou overgaan. Te minder nu de lessee had aangegeven weer gebruik te willen maken van de auto in verband met een skivakantie. Daar komt bij dat de reparatie door [A] kan worden aangemerkt als schadebeperking. Het aanbieden van vervangend vervoer aan de lessee werd daarmee binnen de perken gehouden. Bovendien heeft [A] de nieuwe motor voor een veel lagere prijs kunnen verkrijgen dan waarvoor de motor door Renault Nederland werd aangeboden.
3.3. Renault Nederland cs hebben de vordering van [A] gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal op hun verweer nader worden ingegaan bij de beoordeling van het geschil.
3.4. Hoewel de kop van de conclusie van antwoord doet vermoeden dat Renault cs beoogden een vordering ex artikel 843a Rv. in te stellen en dat in 3.2.4 ook wordt aangekondigd, wordt daar in de conclusie niet op terug gekomen, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat deze vordering niet is ingesteld. De beoogde artikel 843a Rv. vordering zag op overlegging van de leaseovereenkomst.
3.5.Bij haar 'akte incident ex art. 843a RV' heeft [A] de betreffende leaseovereenkomst overigens in het geding gebracht.
4.De beoordeling
Fabrieksgarantie
4.1. Zelfs indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat het gebrek, dat tot de schade aan de auto/motor heeft geleid, onder de fabrieksgarantie valt - hetgeen Renault cs gemotiveerd bestrijden - dan nog kan de vordering van [A] jegens Renault Nederland niet slagen. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang.
4.2.De toepasselijke garantievoorwaarden bepalen uitdrukkelijk dat om voor de garantie in aanmerking te kunnen komen reparatiewerkzaamheden uitsluitend door een Renault dealer mogen worden uitgevoerd. [A] heeft - in strijd daarmee - de reparatiewerkzaamheden zelf uitgevoerd. Daarmee heeft zij haar (mogelijke) beroep op de nog lopende fabrieksgarantie verspeeld. Dit klemt temeer nu Renault Nederland - nadat SRM, namens [A], op 9 februari 2006 had aangegeven niet langer te willen wachten (op de uitkomsten van het onderzoek van CED) en dat Straathof de herstelwerkzaamheden zelf zou gaan uitvoeren - [A] direct (en tot tweemaal toe) heeft gewezen op voormelde bepaling en op de consequentie van het laten uitvoeren van de reparatiewerkzaamheden door een niet-Renault dealer, te weten het hoe dan ook verspelen van het recht op schadevergoeding uit hoofde van de fabrieksgarantie. Desondanks heeft [A] zich voor de reparatiewerkzaamheden niet tot een Renault dealer gewend.
4.3. De rechtbank kan [A] niet volgen in haar stelling dat Renault cs voldoende gelegenheid was geboden om tot reparatie over te gaan en dat van haar niet behoefde te worden verwacht dat zij nog langer zou wachten. Op 3 februari 2006 waren partijen overeengekomen dat CED de nog niet gerepareerde motor zou inspecteren. Het daartoe strekkende onderzoek vond plaats op 6 februari 2006. [A] mocht er niet van uitgaan dat CED de resultaten direct na afloop van het onderzoek bekend zou (kunnen) maken. Zij diende te begrijpen dat CED daartoe een redelijke termijn moest worden gegund. Onder deze omstandigheden paste het [A] niet om reeds op 9 februari 2006 aan te geven dat zij de uitkomsten van het onderzoek van CED niet langer wenste af te wachten. Dat Renault Nederland daarop wel wenste te wachten is begrijpelijk en ook redelijk. Het had dan ook op de weg van [A] gelegen om in ieder geval te wachten totdat CED (op 16 februari 2006) de uitkomsten van het onderzoek bekend zou maken. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat zij de daarvoor door CED benodigde tijd als redelijk aanmerkt.
4.4.Indien [A] de reparatie van de auto - om welke reden dan ook - toch wilde laten plaatsvinden vóórdat CED had gerapporteerd, had zij zich daarvoor dienen te wenden tot een Renault dealer, zoals ook aangegeven door Renault Nederland in haar brieven van 9 en 10 februari 2006. Wanneer vervolgens zou komen vast te staan dat het schadeveroorzakende gebrek onder de fabrieksgarantie viel, zou Renault Nederland de door [A] geleden schade - waaronder de kosten verbonden aan het aan de lessee verstrekte vervangend vervoer - hebben moeten vergoeden, waartoe zij zich overigens ook bereid heeft verklaard in voormelde brieven. Hieruit volgt tevens dat de handelwijze van [A] niet als schadebeperkend kan worden aangemerkt.
4.5. Reeds op grond van het voorgaande is Renault Nederland niet aansprakelijk voor de door [A] geleden schade. De overige weren van Renault cs in dit verband kunnen verder onbesproken blijven.
4.6. De door [A] tegen [C] ingestelde vordering betreft, zo begrijpt de rechtbank, het verhaal van de kosten verbonden aan de door haarzelf uitgevoerde reparatie van de - naar haar stelling niet aan de koopovereenkomst beantwoordende - auto, nadat [C] - ondanks een gestelde redelijke termijn - niet tot herstel van de auto was overgegaan. In haar comparitieaantekeningen noemt zij dat (4e pagina, 2e regel) aanspraak op 'herstel dan wel vervangende schadevergoeding'.
4.7. Zelfs indien er - veronderstellenderwijs - van wordt uitgegaan dat (i) [C] daartoe door [A] is aangemaand en (ii) op de koopovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden (Bovag standaardbepalingen, versie 13 februari 2002) een beroep op non-conformiteit ex artikel 7:17 BW niet uitsluiten (hetgeen [C] juist wel aanvoert), dan nog is die vordering niet toewijsbaar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.8. Op grond van het bepaalde in artikel 7:21 lid 6 BW is een verhaalsvordering uit hoofde van eigenmachtig herstel - zoals hiervoor in 4.6. omschreven - slechts mogelijk in geval van een 'consumenten¬koop' in de zin van artikel 7:5 BW. Daarvan is hier geen sprake. Dit betekent dat [A] de in artikel 3:299 BW voorgeschreven weg van voorafgaande rechterlijke machtiging tot herstel anders dan door de verkoper had moeten volgen, mede nu - zoals hiervoor onder 4.4. reeds overwogen - het handelen van [A] niet kan worden beschouwd als een vorm van schadebeperking. Nu gesteld noch gebleken is dat die weg is gevolgd, strandt de onderhavige vordering reeds daar op.
4.9. Voorzover [A] tegen [C] (ook) een vordering tot (vervangende) schadevergoeding op de voet van artikel 6:74 BW e.v. heeft ingesteld (vgl. comparitieaantekeningen t.a.p. 'dan wel vervangende schadevergoeding'), concludeert de rechtbank dat ook die vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Straathof had [C] namelijk in gebreke moeten stellen op de voet van artikel 6:82 BW. Niet is gebleken dat dat (rechtsgeldig) is gebeurd. De brief van SRM van 9 februari 2006 - waarop [A] zich in dit verband beroept - kan in ieder geval niet als een schriftelijke aanmaning in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW worden aangemerkt. Nog los van de omstandigheid dat die brief is gericht aan Renault Nederland en niet (ook) aan [C], bevat die brief geen redelijke termijn waarbinnen [C] alsnog deugdelijk kon nakomen; die brief geeft slechts aan dat [A] zelf tot reparatie zal overgaan. Aan de brief van SRM aan [C] d.d. 1 februari 2006 - waarin een dergelijke termijn wel voorkomt - kan [A] in dit verband geen rechten (meer) ontlenen. Uit de gang van zaken kort na deze ingebrekestelling van 1 februari 2006 blijkt immers dat [A] [C] geen reële mogelijkheid heeft geboden om tot het gesommeerde herstel over te gaan binnen de gestelde periode van 14 dagen. De auto/motor is niet eens door [A] aan [C] ter beschikking gesteld, maar daarentegen door [A] achtergehouden voor de met Renault Nederland overeengekomen CED-expertise. Vervolgens is door [A] eigenmachtig hersteld. Ter zake van de aldus ontstane vordering tot vergoeding van vervangende schadevergoeding is [C] onder deze omstandigheden niet rechtsgeldig in verzuim geraakt. Relevante feiten en/of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden aange¬nomen dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden zijn gesteld noch gebleken.
Redelijkheid en billijkheid
4.10. Het beroep van [A] op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid faalt eveneens. Op zichzelf is juist dat van een nog geen twee jaar oude auto niet het door [A] gestelde gebrek behoeft te worden verwacht, welk gebrek overigens niet in rechte is komen vast te staan. [A] had de reparatie moeten laten uitvoeren door een Renault ]dealer - zoals in de garantievoorwaarden bepaald en ook nog eens na het ontstaan van de schade door Renault Nederland geadviseerd - waarna, indien sprake zou zijn van een onder de fabrieksgarantie vallend gebrek, de reparatiekosten voor rekening van Renault Nederland hadden moeten komen. Dan wel had [A] [C] daadwerkelijk gelegenheid moeten bieden tot het gevorderde herstel. [A] heeft dat één of ander echter - naar moet worden aangenomen - bewust nagelaten en is hangende een door partijen overeengekomen onderzoek door CED zelf tot reparatie overgegaan. Gelet hierop en bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, verzetten de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zich er niet tegen dat de kosten verbonden aan de door [A] verrichte reparatiewerkzaamheden voor rekening van [A] blijven.
4.11.Het vorenoverwogene brengt mee dat de vordering van [A] zal worden afgewezen.
4.12.[A] wordt - als de in het ongelijk gestelde partij - veroordeeld in de proceskosten. De in dit verband door Renault cs gevorderde nakosten worden afgewezen nu dergelijke kosten na afloop van de procedure dienen te worden begroot volgens de bijzondere procedure als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv.
5.De beslissing
De rechtbank:
-wijst het door [A] gevorderde af;
-veroordeelt [A] in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Renault cs begroot op € 300,-- aan verschotten en op € 768,-- aan salaris van de procureur;
-verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst de door Renault cs gevorderde nakosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R.B. van Peursem en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.