RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650097-07
's-Gravenhage, 19 augustus 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1961,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, Penitentiair Centrum [...].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 december 2007, 19 maart 2008, 14 mei 2008 en 5 augustus 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J. Looman, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr E.I. Schuijer heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - hetgeen is vermeld in bijlage B.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van verdovende middelen en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [A] heeft op 15 september 2007 tegenover de politie verklaard dat hij heroïne moest lossen voor mensen uit [land], die deze heroïne kwamen brengen. Hij heeft verklaard maar één contactpersoon in [land] te hebben, genaamd [B] (fonetisch), van wie het [land] telefoonnummer in zijn telefoon staat. [A] heeft voorts verklaard op de dag dat de heroïne werd gebracht - 14 september 2007 - een afspraak te hebben gehad met [B] in de buurt van [plaats 1] en die dag een aantal keren door deze [B] te zijn gebeld. In [plaats 1] zou hij een Jeep met een [land] kenteken treffen. Hij zag dat er in [plaats 1] een zwarte Mercedes Jeep aan kwam rijden met een [land] kenteken. Die Jeep is toen achter hem (en verdachte die bij hem in de auto zat) aangereden naar [plaats 2].
[A] heeft deze verklaring op hoofdlijnen bevestigd als getuige tegenover de rechter-commissaris.
Het observatieteam heeft op 14 september 2007 om 16.45 uur waargenomen dat op de Rijksweg A58 achter de Mercedes S400 van verdachte, waarin hij zich op dat moment bevond met medeverdachte [A], twee voertuigen met [land] kentekens reden, waaronder een Mercedes Jeep. Medeverdachte [A] is op 14 september 2007 om 15:08 uur gebeld door het [land] telefoonnummer [nummer]. Diezelfde dag om 17.57 uur heeft hij van dit telefoonnummer een sms-bericht ontvangen dat luidt: '254'. De hoeveelheid heroïne die door de bestuurders van de Jeep is overgedragen, betreft 259,9 kilo.
De rechtbank vindt in de bovengenoemde onderzoeksgegevens en de verklaringen van de medeverdachte, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende bewijs dat de partij heroïne op 14 september 2007 van over de grens Nederland is binnengekomen.
Medeverdachte [A] heeft als getuige tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte van tevoren 'van A tot Z' had ingelicht over wat er op 14 september 2007 ging gebeurend dat hij aan verdachte heeft gezegd dat de drugs zouden aankomen en dat hij aan verdachte had gezegd wat de bedoeling was.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 14 september 2007, op de vraag van [A] 'Er komen vandaag drugs binnen, ga je mee?' heeft geantwoord: 'Ja, ik ga mee'.
Het observatieteam heeft op 14 september 2007 om 16.45 uur waargenomen dat op de Rijksweg A58 achter de Mercedes S400 van verdachte, waarin hij zich op dat moment bevond met medeverdachte [A], twee voertuigen met [land] kentekens reden, waaronder een Mercedes Jeep. Om 17:56 uur is waargenomen dat de Mercedes S400 en de Mercedes Jeep achter elkaar het terrein van een benzinestation opreden en zonder te stoppen de weg vervolgden.
Het observatieteam heeft voorts waargenomen dat verdachte om 18.24 uur bij de loods van [A] in [plaats 2] met de bestuurders van de [land] Mercedes heeft staan praten.
De rechtbank is op grond van bovengenoemde verklaringen en onderzoeksgegevens, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte, wist dat zijn gedragingen in direct verband zouden staan met grensoverschrijdend vervoer van drugs.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer en het vervoer van een partij heroïne van circa 260 kilo en de aflevering van een deel van die partij. De waarde van deze omvangrijke partij verdovende middelen wordt op miljoenen euro's geschat. Heroïne is een stof waarvan het algemeen bekend is dat zij een schadelijke uitwerking heeft op de gezondheid van de gebruiker en criminaliteit en maatschappelijke problemen in de hand werken. Handelingen die erop gericht zijn om heroïne op de Nederlandse markt te brengen, moeten daarom streng worden bestraft.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat niet is gebleken dat verdachte de initiatiefnemer is geweest van de bewezenverklaarde feiten, al merkt de rechtbank de rol van verdachte beduidend minder marginaal aan dan verdachte heeft willen doen geloven. Zo heeft verdachte - onder meer - samen met [A] koffers gekocht waarin de drugs konden worden omgepakt, zijn eigen auto beschikbaar gesteld teneinde de koeriers op de autosnelweg op te vangen, er voor gezorgd dat ook zijn broer in een aparte auto meereed en hem van instructies voorzien. Voorts heeft hij de koeriers naar de loods van [A] in [plaats 2] geleid en bij de loods zelf een deel van de drugs overgeladen in de auto van medeverdachte [C].
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 september 2007, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op grond van het voorgaande, gelet ook op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd en voorts rekening houdende met de sinds 1 juli 2008 van kracht geworden nieuwe wettelijke regeling omtrent de voorwaarlijke invrijheidstelling, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding
eerste en tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
eerste alternatief/cumulatief:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
tweede alternatief/cumulatief:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
verstaat dat het onder tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde is begaan in eendaadse samenloop met het onder het eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 14 september 2007
in voorlopige hechtenis gesteld op: 18 september 2007
Dit vonnis is gewezen door
mrs P.A.M. Hoek, voorzitter,
J.W. Bockwinkel en H.J. van Kooten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr S.L.M. Staals, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2008.
hij op 14 september 2007 te [plaats 2] en elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 259,9 kilo
van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
hij op 14 september 2007 te [plaats 2] en elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk heeft vervoerd 259,9 kilo van een materiaal bevattende heroïne, zijnde
heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
hij op 14 september 2007 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft afgeleverd 87,884 kilo van een materiaal bevattende heroïne, zijnde
heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I