ECLI:NL:RBSGR:2008:BE0018

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900390-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot videobeelden als bewijs in strafzaak openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 augustus 2008 een bezwaarschrift behandeld dat was ingediend door de raadsman van de verdachte, die werd verdacht van openlijke geweldpleging. De raadsman verzocht om inzage in videobeelden die door een ooggetuige met een mobiele telefoon waren gemaakt en die door de officier van justitie als bewijs tegen de verdachte zouden worden gebruikt. De officier van justitie had echter geweigerd om een kopie van deze beelden te verstrekken, met de argumentatie dat de raadsman de beelden op het politiebureau kon bekijken. De rechtbank oordeelde dat het beginsel van 'equality of arms' vereist dat de verdediging tijdig toegang krijgt tot het bewijs, zodat zij zich adequaat kan voorbereiden op de rechtszaak. De rechtbank stelde vast dat de mogelijkheid om de beelden op het politiebureau te bekijken niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en adequate voorbereiding. Bovendien was de privacy van derden die op de beelden te zien waren niet voldoende onderbouwd als reden om de beelden niet te verstrekken. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om binnen een week een kopie van de videobeelden aan de raadsman van de verdachte te verstrekken, zodat deze zich goed kon voorbereiden op de inhoudelijke behandeling van de zaak die op 5 september 2008 zou plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
parketnummer: 09/900390-06
kenmerk RK:08/2016
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, raadkamer in strafzaken, op het bezwaarschrift ex artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
geboren op [datum] 1987 te [plaats] ([land]),
wonende te [adres],
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 11 juli 2008 ter griffie van deze rechtbank ingediend, tegen de beslissing van de officier van justitie van 24 juni 2008 om kennisneming van bepaalde processtukken aan verdachte te onthouden.
De rechtbank heeft op 5 augustus 2008 dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Verdachte is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
De vaststaande feiten
1. Tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig in verband met een verdenking van openlijke geweldpleging. De inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden op 5 september 2008.
2. De officier van justitie beschikt over videobeelden die door een ooggetuige met een mobiele telefoon zijn gemaakt. Ondanks daartoe strekkende verzoeken van de raadsman heeft de officier van justitie geweigerd aan deze een kopie van die beelden te verschaffen, onder mededeling dat verzoeker en de raadsman desgewenst de beelden kunnen komen bekijken op het politiebureau te [plaats].
3. De officier van justitie is voornemens de videobeelden ter terechtzitting te tonen.
De standpunten.
De raadsman van verdachte heeft gepersisteerd bij het bezwaarschrift.
Primair heeft de raadsman verzocht om te bevorderen dat alsnog inzage wordt verleend van de gevraagde processtukken en subsidiair dat de officier van justitie wordt bevolen een kopie van de beschikbare beelden aan de verdediging te verstrekken.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdediging, mede in het licht van het beginsel van 'equality of arms', een evident belang heeft bij beschikbaarstelling van de videobeelden. Verdachte ontkent immers dat hij op de beelden te zien zou zijn, terwijl het openbaar ministerie nu juist het standpunt inneemt dat dat wel het geval is en bovendien voornemens is de beelden ter zitting te tonen. Dat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld de beelden op het politiebureau in [plaats] te bekijken, doet tekort aan de belangen van de verdediging. Dit geldt ook voor het van de beelden opgemaakte proces-verbaal, nu dat, aldus nog steeds de raadsman, volstrekt onduidelijk is. Dat privacybelangen van slachtoffers en derden aan verstrekking in de weg staan, gaat volgens de raadsman niet op. Het is het openbaar ministerie zelf dat steeds vaker een beroep doet op de media en sites als You Tube bij de opsporing van strafbare feiten. Daarbij komt, zo besluit de raadsman, dat in andere openlijke geweldzaken en bij andere parketten wel beelden ter beschikking worden gesteld.
De officier van justitie heeft in raadkamer aangevoerd dat de raadsman bij faxbrief van 24 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld om de betreffende camerabeelden bij de politie [...], bureau [plaats], te bekijken en dat hij daartoe een afspraak met de coördinator kan maken. Dit betekent dat aan hem inzage is verleend. Daarmee, zo concludeert de officier van justitie, is het primaire verzoek ingewilligd en dient het bezwaar ongegrond te worden verklaard.
Door de officier van justitie is terzake van het subsidiaire verzoek nog het standpunt ingenomen dat het woord 'kennisnemen', als bedoeld in artikel 30 van het Wetboek van Strafvordering, niet zonder meer het verstrekken van de processtukken behelst. In het proces-verbaal is gerelateerd wat er te zien is op de beelden, de raadsman en verdachte kunnen op het politiebureau kennisnemen van de beelden en de videobeelden zullen ter terechtzitting worden vertoond. Gelet op het vorenstaande stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen sprake is van het onthouden van kennisneming van processtukken. Hierbij is overigens niet alleen van belang dat de verdediging zich kan voorbereiden, maar ook dat de privacy van anderen die op de beelden te zien zijn zo veel als mogelijk worden gewaarborgd.
Beoordeling van het bezwaar.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het bezwaarschrift.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt voorop dat het openbaar ministerie de afweging maakt of, en de beslissing neemt dat, bepaalde (bewijs)stukken wel of niet worden gebruikt in een strafzaak tegen een verdachte. Het openbaar ministerie heeft in het onderhavige geval ervoor gekozen de met een mobiele telefoon gemaakte videobeelden als bewijs tegen verdachte te gebruiken. Dit brengt, mede gelet op het beginsel van 'equality of arms', naar het oordeel van de rechtbank mee dat die aldus van het dossier deel uitmakende opname ter beschikking dient te worden gesteld aan de verdediging alsmede - op voorhand en niet eerst door vertoning ter zitting - aan de rechtbank. Daartoe is redengevend dat niet alleen de verdediging maar ook de rechtbank met het oog op een zorgvuldige en adequate voorbereiding en behandeling van de zaak tijdig vóór de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting over die opname moet kunnen beschikken. Niet kan worden gezegd dat dat - voor zich sprekend - oogmerk in voldoende mate wordt gewaarborgd door een mogelijkheid tot inzage op het politiebureau in [plaats], noch door het vertonen van de beelden ter zitting. Overlegging van een proces-verbaal waarin wordt gerelateerd wat er op de beelden te zien is maakt dit niet anders, reeds omdat dit een ander processtuk betreft dan de daarin beschreven opname.
De verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 1994 (NJ 1994, 295) kan de officier van justitie evenmin baten. In de zaak die tot dat arrest heeft geleid, werd de rechtvaardiging van het niet verstrekken van video- en geluidsbanden '(...) gevonden in de inhoud van de afgelegde verklaringen en het daarbij getoonde gedrag van de jonge getuigen, welke van zeer intiem karakter zijn'. Daarom diende de bescherming van de privacy van die getuigen te prevaleren boven het belang van de verdachte bij afschriften van de processtukken. Niet gesteld of gebleken is dat in onderhavig geval zodanig specifieke privacybelangen aan de orde zijn. De officier van justitie heeft wel erop gewezen dat slachtoffers en derden op de beelden te zien zijn. Deze enkele, niet nader onderbouwde, omstandigheid acht de rechtbank echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat bij verstrekking van de opname de belangen van die personen niet worden gerespecteerd. Hierbij zij overigens herhaald dat het openbaar ministerie zelf de keuze heeft gemaakt om die opname als bewijs te gebruiken.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is. De rechtbank zal de officier van justitie bevelen binnen een week na heden een kopie van de videobeelden aan de raadsman te verstrekken, opdat nog voldoende gelegenheid bestaat tot het bekijken van de beelden vóór de inhoudelijke behandeling van 5 september 2008.
Beslissing.
De rechtbank,
- verklaart het bezwaar gegrond;
- beveelt de officier van justitie binnen een week na heden een kopie van de videobeelden te verstrekken aan de raadsman van verdachte.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer te 's-Gravenhage op 13 augustus 2008 door mrs. J.W. du Pon, voorzitter, V.F. Milders en P.C. Krekel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier.
Mr. Krekel is buiten staat te ondertekenen.