ECLI:NL:RBSGR:2008:BD7230
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Centraal-Irak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 juli 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Iraakse vreemdeling, die op 29 mei 2008 door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L. Louwerse, heeft op 20 juni 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 30 juni 2008, waar de vreemdeling en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. C.I. Tienstra-van der Boom.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, maar moest beoordelen of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is. De vreemdeling heeft aangevoerd dat hij niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt en dat er geen zicht op uitzetting is, aangezien hij afkomstig is uit Centraal-Irak. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat, op basis van informatie van verweerder, uitzetting naar Centraal-Irak mogelijk is. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om de presentatie van de vreemdeling op 16 juli 2008 af te wachten, om te bepalen of een laissez passer voor uitzetting naar Irak kan worden verleend.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de vreemdeling niet mee wil werken aan zijn uitzetting, dit niet betekent dat er geen laissez passer kan worden verstrekt. De rechtbank heeft benadrukt dat de uitkomst van de reeds geplande presentatie van de vreemdeling niet vooruitgelopen kan worden. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 4 juli 2008, en tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.