RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.757070-08
t.b.g. 09.920488-07
09.930078-08
tul 09.760327-07
rolnummer 0004, 0005
’s-Gravenhage, 2 juli 2008
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte)
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 april 2008 en
18 juni 2008.
Ter terechtzitting op 18 juni 2008 is de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. van Dam, verschenen en gehoord.
Er hebben zich vier benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. J.A. Buitenhuis heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 4. primair en 8. primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat aan verdachte ter zake van het hem onder 1., 2., 3., 4. subsidiair, 5., 6., 7., 8. subsidiair, 9., 10., 11., 12., 13. en 14. telastgelegde - wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partijen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] geheel worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt toegewezen voor een deel van € 51,- , zijnde kosten voor contant geld en HTM-kaarten, en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk zal worden verklaard aangezien de vordering in zoverre niet van eenvoudige aard is.
Voor zover de vorderingen worden toegewezen heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling van het toegewezen bedrag aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, gekoppeld aan vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen
- nummers 1, 9, 11 en 12 zullen worden verbeurdverklaard,
- nummers 2 en 10 teruggegeven zullen worden aan verdachte,
- nummers 3, 6, 7 en 8 zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot afwijzing van de bij vonnis van de kinderrechter d.d. 31 augustus 2007 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren met aftrek, na aftrek 18 uren, gelet op de gevorderde PIJ-maatregel.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en in de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 4. primair, 8. primair, 9. en 14. is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vrijspraak van feit 9. overweegt de rechtbank het volgende:
Mevrouw [A] heeft aangifte gedaan van het feit dat zij meermalen op verschillende data slachtoffer is geweest van een zogenaamde babbeltruc door een aantal jongens.
Zij geeft aan dat ‘die kleine Marokkaanse jongen’ er meermalen bij was.
Bij de meervoudige fotoconfrontatie wijst aangeefster weliswaar de foto van verdachte aan als degene die daar het meeste op lijkt, maar zij durft dat niet met zekerheid te zeggen.
De medeverdachte [B] heeft verklaard dat verdachte hem in december 2007 een woning aan de [adres] heeft aangewezen met de mededeling dat daar een fiets van iemand van thuiszorg stond.
Verder verklaart [B] dat hij daar met verdachte weer was in januari 2008 en dat hij op de uitkijk heeft gestaan. Hij heeft echter niet gezien dat verdachte toen bij die woning is geweest en tegen het raam heeft staan duwen.
Uit de stukken en uit de behandeling ter terechtzitting is verder geen informatie naar voren gekomen die wijst op betrokkenheid van verdachte bij het telastgelegde feit.
Ten aanzien van de vrijspraak van feit 14 overweegt de rechtbank het volgende:
Het slachtoffer van deze poging tot straatroof, welke plaatsvond op 22 november 2007 rond 12.00 uur aan de [adres 1] te ’s-Gravenhage, heeft verdachte niet herkend.
De getuige [C] heeft verklaard:
- dat hij op 22 of 23 november 2007 rond 12.00 uur een jongen met bivakmuts, gekleed in een trui van het merk [merk] met capuchon en op bruine [merk] schoenen op de [adres 1] zag rennen,
- dat verdachte toen er in verband met die straatroof politiemensen op school waren naar hem een teken maakte dat hij stil moest zijn,
- dat verdachte hem een dag later vertelde dat hij “een tasje had getrokken” en dat de buit € 30,- was.
De getuige [D] (uitbater van snackbar [snackbar] aan de [adres 1]) denkt dat hij op 20 november 1007 een jongen met bivakmuts uit zijn zaak heeft gezet.
Hoewel verdachte wel in het bezit was van een trui van het merk [merk] en bruine [merk] schoenen is er onduidelijkheid over de data, is er geen herkenning en spreekt de getuige [C] over een voltooide straatroof en niet over een poging.
De rechtbank acht daarom onvoldoende bewijs aanwezig.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1., eerste en tweede cumulatief, 2., 3., 4. subsidiair, 5. eerste en tweede cumulatief, 6. primair, 7., 8. subsidiair, 10., 11., 12. en 13. vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B en B1.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 5.eerste en tweede cumulatief overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft gesteld dat onvoldoende bewijs aanwezig is voor bewezenverklaring van dit feit.
De rechtbank gaat uit van de aangifte, die duidelijk is. De rechtbank neemt de verklaring die [E] heeft afgelegd bij de politie - hoewel hij deze later bij de rechter-commissaris niet handhaaft - wel in aanmerking voor het bewijs, nu deze ook steun vindt in andere verklaringen in het dossier zoals die van [F], [B], [G] en [H] die verdachte in overtuigende mate belasten. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal extreem laffe berovingen danwel pogingen daartoe, gepleegd met een ander dan wel alleen. Hij heeft hoogbejaarde vrouwen uitgekozen die hij vervolgens in hun eigen huis beroofde. Hij paste dan een babbeltruc toe om zich de toegang tot de woning te verschaffen, of sloop de woning in. Verdachte is opvallend gewelddadig tekeer gegaan. Hij heeft geen enkele grens ervaren in enig gevoel van genade of mededogen, laat staan respect, voor deze kwetsbare en weerloze mensen. Verdachte heeft de slachtoffers geslagen en hen een mes of briefopener op de keel of op de borst gezet.
Eén slachtoffer is door verdachte geblinddoekt en vastgebonden en ernstig bedreigd om haar pincode los te krijgen, een ander slachtoffer werd door verdachte de keel dichtgeknepen en moest op haar leeftijd (86 jaar) nog meemaken dat verdachte haar dwong zich te ontkleden en haar dwong seksuele handelingen te verrichten. Verdachte heeft geprobeerd haar te verkrachten en is, zo blijkt later uit de uitgelezen telefoongegevens, bijna twee uren bij deze dame in haar woning geweest.
Een ander slachtoffer stelde zich teweer en is bij de poging tot beroving door verdachte zelfs in haar hoofd gestoken alvorens hij met zijn medeverdachte is gevlucht.
Bij een van de slachtoffers van deze berovingen heeft verdachte ook enkele dagen eerder met toepassing van een babbeltruc goederen buit gemaakt.
Ook heeft verdachte geprobeerd om met een ander van een vrouw een handtas te stelen door de deur van een auto te openen en aan een in de auto liggende tas te trekken. Voorts heeft verdachte geprobeerd een tasjesroof te plegen, gestolen sieraden voorhanden gehad en iemand met de dood bedreigd.
Met het plegen van deze misdrijven heeft verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom, levenssfeer, lichamelijke integriteit en waardigheid.
Hij heeft op laffe wijze misbruik gemaakt van de geestelijke en lichamelijke zwakte van zijn slachtoffers. Verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan het leed dat hij anderen heeft toegebracht en is puur gericht gebleven op eigen gewin.
Hij heeft zich in zijn verklaringen opvallend respectloos en berekenend getoond.
Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van alle feiten en de hem voorgehouden bewijsmiddelen en verklaringen (met uitzondering van het ene feit dat hij bij de politie heeft bekend) volstaan met de mededeling dat hij ‘geen commentaar’ had.
Ook de inhoud van de behandelde vorderingen benadeelde partij en de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen van aangeefsters heeft verdachte emotieloos en met zichtbare desinteresse aangehoord en ook hier was zijn reactie: ‘geen commentaar’.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van berovingen als deze nog lang nadelige gevolgen daarvan zullen ondervinden. Verdachte heeft de slachtoffers, ook in hun eigen woning waar zij zich veilig zouden moeten kunnen weten, niet alleen materieel benadeeld maar ook beroofd van een belangrijk gevoel van veiligheid. Gelet op de leeftijd van de slachtoffers is bepaald denkbaar dat enkelen van hen niet genoeg tijd hebben om zich nog ooit veilig te voelen in hun eigen huis.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de slachtoffers de strafbare feiten die hen zijn overkomen niet of amper te boven zijn gekomen, en zij nog steeds de ernstige gevolgen daarvan ondervinden. De bejaarde dames kampen met gevoelens van angst – angst om in hun eigen huis te zijn én angst om over straat te gaan-, verwardheid, slapeloosheid en andere lichamelijke klachten.
Verdachte heeft met het plegen van deze feiten ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen doen toenemen.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder is veroordeeld voor diefstallen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van:
1. het verblijfsplan betreffende verdachte in F.C. Teylingereind van maart 2008, ondertekend door mw. [J], gedragswetenschapper, drs. [K], hoofd pedagogisch beleid, GZ-psycholoog, mevr. [L], individueel trajectbegeleider namens Work Wise;
2. het verslag d.d. 1 april 2008 van weigering tot deelname aan psychiatrisch onderzoek, door [M], (kinder- en jeugd)psychiater;
3. het rapport d.d. 18 april 2008 van het psychologisch onderzoek pro justitia, door drs. [N], klinisch psycholoog-psychotherapeut
4. het verblijfsplan betreffende verdachte in F.C. Teylingereind van 14 mei 2008, ondertekend door mw. [O], gedragswetenschapper, drs. [K], hoofd pedagogisch beleid, GZ-psycholoog, de heer [P], trajectbegeleider Work Wise;
5. het voorlichtingsrapport strafzaken d.d. 22 mei 2008 door de raad voor de kinderbescherming.
Uit deze rapporten komt onder meer het volgende naar voren.
(uit het onder 3. genoemde rapport van het psychologisch onderzoek pro justitia:)
Betrokkene kan worden beschreven als een impulsieve, zwakzinnige jongen met een hoge spanningsbehoefte. De gewetensontwikkeling van betrokkene vertoont ernstige lacunes.
De persoonlijkheidsontwikkeling wordt bedreigd in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Diagnostisch gezien is er sprake van een aandachtstekortstoornis en van een ernstige gedragsstoornis die is begonnen in de adolescentie.
De kans op recidive ten aanzien van de door verdachte bekende feiten wordt zeer groot geschat. Ten aanzien van de door verdachte ontkende feiten is de recidivekans niet in te schatten. Geadviseerd wordt betrokkene ten aanzien van de door hem bekende feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis. Er is namelijk een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerd type. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, aangezien er sprake is van lichte zwakzinnigheid en van een ernstige gedragsstoornis die is begonnen in de adolescentie.
Rapporteur is van mening dat behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verlagen. Aangezien de kans op recidive zeer groot wordt geschat en de problematiek zeer ernstig is, is rapporteur van mening dat ambulante hulpverlening onvoldoende is om betrokkene te behandelen. Betrokkene heeft ook meer structuur nodig dan vader hem kan bieden.
Geadviseerd wordt een PIJ op te leggen. Ambulante hulpverlening wordt gezien de grote kans op recidive en de ernst van de problematiek onvoldoende geacht om betrokkene te behandelen voor zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en stoornissen. Geadviseerd wordt betrokkene te plaatsen in R.I.J. Den Engh, in het bijzonder geschikt voor jongens op zwakbegaafd niveau functionerend.
(uit het onder 5. genoemde voorlichtingsrapport strafzaken d.d. 22 mei 2008 door de raad voor de kinderbescherming:)
Moeder maakt sinds lange tijd geen deel meer uit van het gezin, wegens een psychiatrische opname. [Verdachte] heeft haar op zijn dertiende voor het laatst gezien. [Verdachte] is op vierjarige leeftijd uithuisgeplaatst. Hij heeft vijf jaar elders gewoond. Het is onduidelijk of er een link bestaat tussen de psychiatrische stoornis van de moeder en de ontwikkeling van [verdachte]. Bij [verdachte] is in 2000 ADHD gediagnosticeerd.
De vader is tijdens het gesprek met de raad erg boos en bedreigt de medewerkers van de raad zelfs. Hij heeft een geheel eigen visie op het gebeuren en voelt zich voornamelijk benadeeld door de autoriteiten vanwege zijn afkomst.
De Jutters heeft een onderzoek verricht dat recentelijk is afgerond. De vader geeft de raad geen toestemming om van dat onderzoek kennis te nemen. Wel mag bekend zijn dat werd geconstateerd dat verdachte medicatie nodig heeft voor ADHD.
Vader vindt het niet goed als verdachte meewerkt aan de totstandkoming van een persoonlijkheidsonderzoek. Volgens vader werken alle Nederlanders met elkaar samen tegen de buitenlandse mensen die in Nederland wonen.
[Verdachte] werkt niet mee aan het persoonlijkheidsonderzoek omdat hij bang is dat hij anders een PIJ krijgt.
[Verdachte] ziet de ernst van zijn daden niet in. Hij spreekt stoïcijns over het delict dat hij bekent en draagt geen verantwoordelijkheid. Ook zijn reactie hoe hij verhaal wil halen bij zijn medeverdachten is zorgelijk.
Ondanks begeleiding van de jeugdreclassering is [verdachte] meermalen met de politie in aanraking gekomen, waarbij een stijgende lijn te zien is in de ernst van de delicten.
De ondertoezichtstelling in het verleden en begeleiding van de jeugdreclassering zijn niet toereikend gebleken. In de thuissituatie worden geen problemen ervaren. Vader lijkt geen zicht te hebben op de problematiek die er speelt. Er zijn bij vader dan wel het netwerk geen mogelijkheden om nieuw delictgedrag te voorkomen.
De raad is van mening dat behandeling in een residentiele setting in het strafrechtelijk kader noodzakelijk is.
Mevrouw [Q], als maatschappelijk werker verbonden aan Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, heeft ter terechtzitting als getuige-deskundige verklaard dat indien de feiten bewezenverklaard worden, verdachte veel te leren heeft. Dit zal het beste gaan in het kader van een PIJ, aldus mevrouw [Q]. Ook zij heeft, hoewel zij over telefoonnummers beschikt, geen contact kunnen krijgen met de ouders. Zij heeft aangegeven dat de vader gelooft in de onschuld van verdachte. Over een plaats voor tenuitvoerlegging heeft zij meegedeeld dat verdachte in afdeling De Wijk zou willen blijven, die hij kent. Mevrouw [Q] adviseert behandeling in Teylingereind, waar hij naar haar mening het beste past.
De rechtbank zal het gegeven advies opvolgen in die zin dat zij uitgaat van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en van de noodzaak van behandeling in het kader van een maatregel PIJ.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de gepleegde delicten en het grote gevaar voor recidive, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank adviseert de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen ten uitvoer te leggen in Forensisch Centrum Teylingereind, danwel in een andere inrichting die aansluit bij de persoonlijkheid van verdachte, zoals beschreven in de rapporten.
De inbeslaggenomen goederen
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst, voorzien van parketnummer 09.757070-08, overweegt de rechtbank
ten aanzien van de goederen genummerd
- 1 en 2: dat deze aan de verdachte dienen te worden teruggegeven;
- 3, 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 13: dat deze dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden;
- 9., 10 en 11: dat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan strafbare feiten zijn begaan zodat zij daarvan de verbeurdverklaring zal gelasten;
Van de beslaglijst is een kopie gevoegd bij dit vonnis, gemerkt C.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd door de kinderrechter in de zaak met parketnummer 09.760327-07 kan worden toegewezen nu de verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd gedurende de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd.
De rechtbank zal de vordering echter afwijzen, nu voor tenuitvoerlegging geen plaats is naast de op te leggen PIJ-maatregel.
Vordering tot schadevergoeding
Parketnummer 09.757070-08 feit 1. en 2.:
[Benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 2.074,-.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade alleszins aannemelijk het gevolg is van de onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten. De materiële schade is reeds door de verzekeraar vergoed.
De vordering van de benadeelde partij kan dus, hoofdelijk, worden toegewezen. De rechtbank zal ook de maatregel schadevergoeding opleggen.
Parketnummer 09.757070-08 feit 3. en 4. subsidiair:
[Benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 6.725,-.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade alleszins aannemelijk het gevolg is van de onder 3. en 4. subsidiair bewezenverklaarde feiten. De vordering van de benadeelde partij kan dus worden toegewezen.
De rechtbank zal ook de maatregel schadevergoeding opleggen.
Parketnummer 09.757070-08 feit 5 eerste en tweede cumulatief:
[benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 2.940,88
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade alleszins aannemelijk het gevolg is van de onder 5. eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde feiten.
De vordering van de benadeelde partij kan dus, hoofdelijk, worden toegewezen. De rechtbank zal ook de maatregel schadevergoeding opleggen.
Parketnummer 09.757070-08 feit 10:
[benadeelde partij 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 6051,-.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade voor zover deze betreft de posten HTM kaarten en contanten aannemelijk het gevolg is van het onder 10 bewezenverklaarde feit. De vordering van de benadeelde partij kan dus in zoverre hoofdelijk worden toegewezen.
De rechtbank zal ook de maatregel schadevergoeding opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de overige schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77s, 77gg, 242, 285, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4. primair, 8. primair, 9. en 14. telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1., eerste en tweede cumulatief, 2., 3., 4. subsidiair, 5. eerste en tweede cumulatief, 6. primair, 7., 8. subsidiair, 10., 11., 12. en 13. telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1. eerste cumulatief:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 1. tweede cumulatief, feit 6. eerste cumulatief:
medeplegen van poging tot afpersing, meermalen gepleegd;
feit 2.:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 3.:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
feit 4. subsidiair:
poging tot verkrachting;
feit 5. eerste cumulatief
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5. tweede cumulatief:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6. tweede cumulatief
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 7.
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd met twee of meer verenigde personen;
feit 8. subsidiair:
opzetheling;
feit 10.:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 11.:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 12.:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 13.:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart niet bewezen hetgeen ter meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
legt verdachte op de maatregel van
PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR JEUGDIGEN;
in de zaak met parketnummer 09.920488-07:
in verzekering gesteld op 26 november 2007
in voorlopige hechtenis gesteld op 29 november 2007
uitvoering bevel bewaring opgeschort op 29 november 2007
op 11 december 2007 is het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing tot opschorting afgewezen en zijn de voorwaarden voor de opschorting aangescherpt;
in de zaak met parketnummer 930078-08:
in verzekering gesteld op 24 december 2007
in vrijheid gesteld op 26 december 2007
in de zaak met parketnummer 09.757070-08:
in verzekering gesteld op 20 januari 2008
in voorlopige hechtenis gesteld op 23 januari 2008.
beveelt de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst, voorzien van parketnummer 09.757070-08, genummerd 1 en 2;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst, voorzien van parketnummer 09.757070-08, genummerd 3, 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 13;
verklaart verbeurd het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst, voorzien van parketnummer 09.757070-08, genummerd 9., 10 en 11;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] ad € 2.074,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, met bepaling dat indien en voor zover de mededader van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2.074,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1] ad € 2.074,- , gemachtigde [gemachtigde], [adres];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2] ad € 6.725,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 6725,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2],
gemachtigde [gemachtigde[, [adres];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3] ad € 2.940,88 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, met bepaling dat indien en voor zover de mededader van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2.940,88 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3], wonende [adres];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 51,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, met bepaling dat indien en voor zover de mededader van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd;
naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de overige schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 51,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4], wonende [adres]
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
t.a.v. parketnummer 09.760327-07
wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C. Koekman, kinderrechter,
en mr. J.P. Wittop Koning, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2008.