ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5822

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286183 / HA ZA 07-1310
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke vordering van werknemer tegen de Staat der Nederlanden inzake softwareontwikkeling

In deze zaak vorderde eiser X, werkzaam bij de Centrale Archief Selectiedienst (CAS), een verklaring voor recht dat hij auteursrechthebbende is op software die hij in eigen tijd en buiten functie heeft ontwikkeld. De software betreft applicaties die door de CAS worden gebruikt, waaronder een MySQL database en een controleprogramma genaamd proTEST. X stelde dat hij deze software in privétijd had ontwikkeld en dat de Staat, als zijn werkgever, geen rechten op deze werken kon claimen. De Staat verweerde zich door te stellen dat X deze applicaties had ontwikkeld in het kader van zijn werkzaamheden en dat hij hiervoor een (incidentele) opdracht had aanvaard, waardoor de auteursrechten op de ontwerpen bij de Staat berusten volgens artikel 7 van de Auteurswet.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van X moesten worden afgewezen. De rechtbank overwoog dat, ongeacht of het ontwikkelen van de applicaties tot de taakomschrijving van X behoorde, hij zelf had erkend dat het om hem opgedragen taken ging. X had herhaaldelijk om schriftelijke bevestiging van deze taken gevraagd, wat impliceert dat hij deze als zijn verantwoordelijkheden beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de auteursrechten op de ontwerpen voor de applicaties bij de Staat berusten, omdat X deze had ontwikkeld in het kader van zijn werkzaamheden en op basis van een aanvaarde opdracht.

De rechtbank veroordeelde X in de kosten van de procedure, aangezien hij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 20 februari 2008 door mr. G.R.B. van Peursem.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 286183 / HA ZA 07-1310
Vonnis van 20 februari 2008
in de zaak van
X ,
wonende te Y,
eiser,
procureur mr. A.H. Westenderp,
advocaat mr. G. Meijer te Veendam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (BINNENLANDSE ZAKEN),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. D. den Hertog.
Partijen zullen hierna X en de Staat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2007
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 26 september 2007 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. X is per 1 september 1991 aangesteld in vaste dienst bij de Centrale Archief Selectiedienst (hierna: CAS), een agentschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (hierna: het ministerie of (ministerie van) BZK) te Winschoten, aanvankelijk als archiefanalist, laatstelijk in de functie van specialist digitalisering en applicatiebeheerder. In 2003 zijn de functieomschrijving en functiewaardering van de door X beklede functies opnieuw gewaardeerd. De alstoen vastgestelde functieomschrijving voor respectievelijk "specialist digitalisering" en "applicatiebeheerder" luiden als volgt:
Specialist digitalisering:
Omgeving:
De werkzaamheden worden verricht binnen de afdeling Informatie en Automatisering (I&A) van de Centrale Archief Selectiedienst (CAS). De CAS is een agentschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
De CAS draagt bij aan de optimale toegankelijkheid van informatie van de Rijksoverheid en levert daarmee een bijdrage aan de transparantie van de democratische rechtsstaat. De CAS biedt hiertoe een compleet dienstenpakket op het terrein van ontsluiting, beheer en beschikbaarstelling van (archief)informatie.
De CAS kent als kerntaken:
• het bewerken van informatie van de Rijksoverheid voor alle dragers en systemen;
• het adviseren en ondersteunen van (potentiële) opdrachtgevers bij de implementatie en uitvoering van het eigen archiefbeleid;
• het voor opdrachtgevers beheren van (papieren en digitale) informatie en het hiervan beschikbaar stellen aan/namens de opdrachtgever.
De afdeling I&A kent als kerntaken:
• het ontwikkelen van de dienstverlening door gebruikmaking van moderne informatietechnologie;
• het ontwikkelen en uitvoeren van de geautomatiseerde ondersteunende interne processen (inclusief het beheer van de ICT-infrastructuur en middelen en de ontwikkeling en het beheer van Intranet) en externe processen (in overleg met de externe gebruiker).
De afdeling I&A bestaat momenteel uit een manager I&A, specialisten digitalisering (1 ½), een applicatiebeheerder (½) en een systeembeheerder.
De specialist digitalisering is belast met de voorbereiding en uitvoering van digitale aspecten van projecten, de advisering over het digitale beheer van archieven, alsmede met assistentie en vervanging binnen de afdeling.
Resultaatgebieden
1. Voorbereiding en uitvoering van digitale aspecten van projecten.
• Het doen van voorstellen over de digitalisering bij de voorbereiding van projecten (zodat de klant een besluit kan nemen ten aanzien van de conversienoodzaak);
• Het doen van voorcalculaties en het ondersteunen bij de opstelling van projectplanningen;
• Het doen van voorstellen ten aanzien van de aanschaf, inzet en het gebruik van de benodigde apparatuur;
• Het begeleiden van de digitalisering bij de uitvoering van projecten (bewaking voortgang en kwaliteit, coaching medewerkers en externe leveranciers en inhuur, e.d.);
• Het leveren van informatie over de voortgang en kwaliteit van de digitalisering van projecten;
• Het voeren van overleg met klanten over de voortgang van de projecten;
• Het overdragen van te digitaliseren archieven, zodanig dat het project binnen de archiefbewerking gestart kan worden als zijnde een "normaal" archief;
• Het verzorgen van nacalculaties en evaluaties en het doen van verbeteringsvoorstellen;
• Het ontwikkelen van hulpmiddelen en het inrichten van omgevingen.
2. Advisering over het digitale beheer van archieven.
• Het evalueren van projecten, het verrichten van onderzoek naar methoden en technieken en het doen van voorstellen voor aanpakken, methoden, technieken, inzet apparatuur en middelen, e.d.;
• Het bijhouden van ontwikkelingen op het vakgebied en het uitdragen van deze kennis binnen de CAS;
• Het coachen van medewerkers binnen de CAS op het terrein van digitalisering en verzorgen van kennisoverdracht (cursussen, e.d.).
3. Assistentie en vervanging binnen de afdeling.
• Het meewerken aan de beheerstaken van de afdeling;
• Het ondersteunen en vervangen van medewerkers binnen de afdeling.
Speelruimte
• de specialist digitalisering is verantwoording schuldig aan de manager I&A voor wat betreft de voorbereiding en uitvoering van digitale aspecten van, de advisering over het digitale beheer van archieven, alsmede de assistentie en vervanging binnen de afdeling;
• de projectopdrachten, het afdelingsplan en relevante wet- en regelgeving zijn van belang bij het uitvoeren van de werkzaamheden;
• de specialist digitalisering neemt beslissingen bij de voorbereiding en uitvoering van digitale aspecten van projecten, bij de advisering over het digitale beheer van archieven, alsmede bij de assistentie en vervanging binnen de afdeling.
Kennis en vaardigheden
• HBO/MBO+ werk- en denkniveau;
• Algemeen theoretische, praktisch gerichte kennis van de digitalisering van documentaire informatie en archieven;
• Kennis van archiefbewerking;
• Vaardigheid in projectmatig werken;
• Inzicht in de werkterreinen van opdrachtgevers en de CAS en de daarmee samenhangende digitaliseringsaspecten;
• Kennis van en inzicht in verantwoordelijkheden en werkwijze van bij de documentaire en archiefbeheer betrokken organen;
• Klantvriendelijkheid;
• Sociale, communicatieve en organisatorische vaardigheden.
Contacten
• Met de archiefbewerking over de opzet, uitvoering en voortgang van de digitale aspecten van projecten om af te stemmen en kennis over te dragen;
• Met klanten over de opzet, uitvoering en voortgang van de digitale aspecten van projecten om af te stemmen en kennis over te dragen;
• Met leveranciers over de levering van apparatuur en diensten om deze af te stemmen;
• Met archiefspecialisten over digitalisering om hierover kennis over te dragen en over digitale archieven om deze over te dragen.
Applicatiebeheerder:
Omgeving:
De werkzaamheden worden verricht binnen de afdeling Informatie en Automatisering (I&A) van de Centrale Archief Selectiedienst (CAS). De CAS is een agentschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
De CAS draagt bij aan de optimale toegankelijkheid van informatie van de Rijksoverheid en levert daarmee een bijdrage aan de transparantie van de democratische rechtsstaat. De CAS biedt hiertoe een compleet dienstenpakket op het terrein van ontsluiting, beheer en beschikbaarstelling van (archief)informatie.
De CAS kent als kerntaken:
• het bewerken van informatie van de Rijksoverheid voor alle dragers en systemen;
• het adviseren en ondersteunen van (potentiële) opdrachtgevers bij de implementatie en uitvoering van het eigen archiefbeleid;
• het voor opdrachtgevers beheren van (papieren en digitale) informatie en het hiervan beschikbaar stellen aan/namens de opdrachtgever.
De afdeling I&A kent als kerntaken:
• het ontwikkelen van de dienstverlening door gebruikmaking van moderne infor-
matietechnologie;
• het ontwikkelen en uitvoeren van de geautomatiseerde ondersteunende interne processen (inclusief het beheer van de ICT-infrastructuur en middelen en de ontwikkeling en het beheer van Intranet) en externe processen (in overleg met de externe gebruiker).
De afdeling MA bestaat momenteel uit een manager I&A, specialisten digitalisering
(1 ½), een applicatiebeheerder (½) en een systeembeheerder.
De applicatiebeheerder is belast met het beheer en ingebruikneming van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking, met de ondersteuning van gebruikers en met assistentie en vervanging binnen de afdeling.
Resultaatgebieden
1. Beheer van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking.
• Het controleren van de werking van de applicaties ten behoeve van de archiefbewerking;
• Het zoeken van de oorzaak van steeds terugkerende storingen, beoordeelt de knelpunten en het doen van voorstellen tot oplossing dan wel inschakeling van externen;
• Het bij storingen doorvoeren van ad-hoc oplossingen, het hierover rapporteren en het eventueel inschakelen van externen voor het structureel oplossen van deze storingen;
• Het op basis van vooronderzoek in het veld en praktijkervaringen doen van voorstellen voor verbetering dan wel optimalisatie van de applicaties ten behoeve van de archiefbewerking;
• Het testen van nieuwe applicaties ten behoeve van de archiefbewerking, het voeren van overleg met leveranciers en het doen van voorstellen over te nemen besluiten;
• Het toezien op een juist en efficiënt gebruik van de applicaties, het signaleren van onregelmatigheden, het oplossen van problemen en het hierover rapporteren;
• Het ontwikkelen van gebruikersprocedures en het toezien op de naleving ervan;
• Het opstellen van een onderhouds- en vervangingsplan;
• Het deelnemen aan werkgroepen ten behoeve van de verdere ontwikkeling van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking en ten behoeve van een optimalisatie van het gebruik daarvan.
2. Ondersteuning.
• Het opstellen en onderhouden van gebruikershandleidingen en cursus-/instructiemateriaal;
• Het instrueren van gebruikers over specifieke toepassingsmogelijkheden;
• Het fungeren als vraagbaak voor gebruikers.
3. Assistentie en vervanging binnen de afdeling.
• Het meewerken aan de beheerstaken van de afdeling.
• Het ondersteunen en vervangen van medewerkers binnen de afdeling.
Speelruimte
• De applicatiebeheerder is verantwoording schuldig aan de manager I&A voor wat betreft het beheren en in gebruik nemen van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking, het ondersteunen van gebruikers en de assistentie en vervanging binnen de afdeling;
• Technische (automatiserings)voorschriften en -standaarden voor de toepassing van de applicaties ten behoeve van de archiefbewerking, de beschikbare financiële ruimte alsmede de gebruikerswensen zijn van belang bij het uitvoeren van de werkzaamheden;
• De applicatiebeheerder neemt beslissingen bij het beheren en in gebruik nemen van de applicaties ten behoeve van de archiefbewerking, bij het ondersteunen van gebruikers en bij de assistentie en vervanging binnen de afdeling.
Kennis en vaardigheden
• HBO/MBO+ werk- en denkniveau;
• Kennis van de gebruiksmogelijkheden van de applicaties;
• Kennis van archiefbewerking;
• Algemene kennis van Oracle;
• Actuele kennis van de ontwikkelingen op het gebied van applicaties en applicatiebeheer;
• Kennis en vaardigheid in het uitvoeren van acceptatietesten;
• Inzicht in de gebruikerswensen en technische en financiële randvoorwaarden;
• Vaardigheid in het signaleren en onderkennen van de aard van storingen van de applicaties;
• Vaardigheid in het opstellen van gebruikershandleidingen en cursus- en instructiemateriaal en in het overdragen van kennis op het vakgebied.
• Klantvriendelijkheid;
• Sociale en communicatieve vaardigheden.
Contacten
• Met leden van werkgroepen over het operationeel houden en/of krijgen van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking om af te stemmen;
• Met gebruikers over het gebruik en de zich daarin voordoende knelpunten/problemen om instructies te geven en af te stemmen;
• Met in- en externe applicatieontwikkelaars en I&A-adviseurs over het informatiesysteem om te komen tot een verbetering c.q. vernieuwing van applicaties ten behoeve van de archiefbewerking;
• Met leveranciers over het onderhoud en de reparatie van de applicaties ten behoeve van de archiefbewerking om te komen tot onderhoudsafspraken en - plannen.
2.2. In 2005 heeft op de automatiseringsafdeling van CAS, waaronder de in 2.1. bedoelde functies vallen, een functiewaarderingstraject plaatsgevonden. De functies specialist digitalisering en applicatiebeheerder zijn hierin niet betrokken, volgens het CAS omdat deze functies sinds de vorige herwaardering niet waren veranderd.
2.3. X heeft vervolgens schriftelijk bij het management van CAS aangegeven van mening te zijn dat de door hem beklede functies wel dienden te worden hergewaardeerd. Vervolgens is het alsnog tot een herwaardering gekomen. In het kader daarvan is verschil van mening gerezen tussen partijen omtrent de vraag of tot het takenpakket van X behoorde het vervaardigen/ontwikkelen/programmeren van applicaties op het automatiseringssysteem van CAS.
2.4. In de periode 10 maart 2006 tot 23 mei 2006 is tussen X en het management van CAS via e-mail gecorrespondeerd hieromtrent. Hierin is onder meer het navolgende te lezen:
E-mail X 10 maart 2006 aan het interim hoofd HRM van CAS, mevrouw [D]:
Naar aanleiding van de huidige ontwikkelingen binnen de CAS en onze afspraken ten aanzien van de beschrijving en herwaardering van de functies applicatiebeheerder en specialist digitale archieven verzoek ik je zorg te dragen voor de schriftelijke bevestiging van alle mij mondeling opgedragen taken. Hiermee doel ik op de taken met betrekking tot ProTEST, ProZoek (Intern en Internet), de Handelingenbank (Intern en Internet), CAS Intranet (iCAS), ProCAS functies en Wordmacro's
Nadat X vervolgens gevraagd wordt om welke opgedragen taken het precies gaat, antwoordt X per e-mail van 13 maart 2006 als volgt:
De opgedragen taken zijn:
• Het maken en beheren van ProTEST als controlemiddel op invoer van archiefeenheden in ProCAS.
• Het maken en beheren van ProZoek voor intern gebruik, als vervanging van het oude ProZoek van de Ree. Maken en beheren van ProZoek voor gebruik op het Internet.
• Het maken van de handelingenbank voor intern gebruik. Aanpassing hiervan voor gebruik op het Internet. (Binnenlandse Zaken, DigiDoc)
• Het maken en beheren van het CAS Intranet (iCAS) ten behoeve van de interne informatieverstrekking.
• Het maken van de functies in de Oracle Database voor ProCas ten behoeve van de specifieke wensen in het eindproduct.
•Het maken en onderhouden van Wordmacro's om de uitvoer uit ProCAS te verwerken tot een eindproduct (bijv. klassieke inventaris, Institutionele Toegang).
In zijn rappel e-mail van 27 maart 2006 verzoekt X andermaal om schriftelijke bevestiging hiervan. Dit e-mailbericht sluit af met het volgende:
Ik verzoek je me de schriftelijke bevestiging deze week (week 13) te doen toekomen.
Indien deze bevestiging achterwege blijft zal ik de taken met ingang van maandag 3 april als niet opgedragen beschouwen.
Bij e-mail van 8 mei 2006, met als kop: "Onderwerp: FW: Schriftelijke bevestiging opgedragen taken" vraagt X wederom om bevestiging van volgens hem mondeling opgedragen taken. Zo ook bij zijn e-mail van 19 mei 2006:
Vanaf 10 maart (10 weken geleden) loopt al het verzoek om taken die ik uitvoer, maar niet binnen mijn functie horen, schriftelijk te bevestigen.
(…)
Ik verzoek bij deze nogmaals een schriftelijke bevestiging van opgedragen taken…
2.5. Op 23 mei 2006 spreken partijen met elkaar. In dat gesprek is X zich op het standpunt gaan stellen dat bedoelde taken hem niet zijn opgedragen. Dit blijkt uit het definitieve verslag van deze bespreking (prod. 8 bij dagvaarding):
Onderwerp: toepassing van de door X ontwikkelde broncode bij o.a. www. Handelingenbank en foxarch (fotoarchief DLG)
MK heeft X gevraagd uitleg te geven over de betekenis van de volgende passages bij de bronvermelding van www.handelingenbank:
- <META NAME="copyright"CONTENT= "copyright X/Centrale Archief Selectiedienst">
- <LINK REV="made"href=mail:X@X.info>
- <LINK REV="made"href=mailto:X@cas.minbzk.nl
Foxarch (DLG-archief):
- <meta name="copyright" content="copyright 2006 F.B. X"/>
- <link rev="made"href=mailto:X@X.info />
X geeft aan dat hij bij het ontwikkelen van bovengenoemde en ook andere producten gebruik maakt van een door hem zelf, in zijn vrije tijd, ontwikkelde broncode.
X is van mening dat de rechten op gedeelten van de broncode niet aan de CAS toebehoren, maar aan hem zelf. Tot op heden wil X deze toegepaste broncode niet aan de CAS ter beschikking stellen.
MK heeft aangegeven dat X in dienst is bij de CAS en geacht wordt bovenstaande productontwikkeling in volle omvang voor en namens de CAS uit te voeren.
X geeft daarentegen aan dat, hoewel hij daar meerdere keren om heeft verzocht, niet schriftelijk bevestigd heeft gekregen dat hij de taken ten behoeve van deze productontwikkeling dient uit te voeren en X is daarom van mening dat deze productontwikkeling dus geen opgedragen taak is.
Gedeelten van de broncode zijn door X in eigen beheer, in privétijd ontwikkeld en zonder het management te informeren toegepast bij de ontwikkeling van de applicaties t.b.v. de handelingenbank en het fotoarchief DLG.
Daarnaast heeft X de passage "copyright 2006 X" zonder medeweten van het management vermeld in de bronvermelding van bovengenoemde applicaties.
X geeft aan dat deze copyright alleen geldt voor de door hem in eigen beheer, in privétijd ontwikkelde code.
X heeft opgemerkt dat hij er begrip voor heeft dat zijn copyright bij de bronvermelding voor de CAS een ongewenste situatie is.
Het door X vermelden van "copyright 2006 X" in de bronvermelding van bovengenoemde producten en het niet beschikbaar stellen van de broncode mede het gevolg is van het feit dat hij, ondanks veelvuldig aandringen, de werkzaamheden waarvan hij vindt dat ze niet binnen de functie vallen, niet als opgedragen taken schriftelijk bevestigd kan krijgen.
In het verleden is door hem meer dan eens gevraagd aan zijn leidinggevenden om zijn functie te herzien omdat de taken die hij uitvoert volgens hem niet in zijn functieomschrijving staan. Tot op heden is hierover nooit iets op papier gekomen.
Als gevolg daarvan heeft hij het vertrouwen in het MT verloren.
X deelt mede dat hij mede a.g.v. bovenstaande besloten heeft sinds kort de copyright te claimen v.w.b. de broncode die door hemzelf in eigen beheer, in privé tijd is ontwikkeld.
MK heeft X op de hoogte gebracht van het feit dat hij bovenstaande situatie onacceptabel acht en hiervan de directeur op de hoogte zal brengen.
De omvang van hetgeen partijen verdeeld houdt blijkt daarnaast ook uit het e-mailbericht van X aan [D] van 23 mei 2006:
• Tijdens het gesprek is naar voren gekomen dat er een verschil van mening bestaat met betrekking tot de taken die behoren tot de functie van applicatiebeheerder/specialist digitalisering.
Volgens X behoren de taken als omschreven in de hierboven genoemde mail (sc. van 13 maart 2006, als weergegeven in 2.4., Rb.) niet tot deze functies, volgens [K] en [D] is dit wél het geval.
• X vraagt alsnog om een schriftelijke bevestiging
Hij geeft hierbij aan dat hij dit op papier wil hebben voor het moment dat zijn werkzaamheden opnieuw worden beschreven en gewaardeerd.
Daarnaast geeft hij aan dat hij de enige is die de genoemde taken uitvoert, hoewel hij zijn functie deelt met iemand anders.
2.6. X is tot twee keer toe een dienstbevel gegeven de broncodes van de applicaties af te staan, hetgeen hij heeft geweigerd.
2.7. In een e-mail aan de directeur van CAS van 2 juni 2006 geeft X aan dat zijn meerbedoeld herhaald verzoek om schriftelijke vastlegging moet worden geplaatst "in het kader van het uitblijven van duidelijkheid over mijn functies. Alle toezeggingen die ik in de loop der tijd heb ontvangen, zijn even zovele malen niet gestand gedaan".
2.8. Op 6 juni 2006 heeft een onderhoud plaatsgehad tussen X en de directeur van CAS [B]. In dat onderhoud stelt X zich op het standpunt dat hij helemaal geen taken tot het maken van de applicaties heeft opgedragen gekregen.
2.9. X is inmiddels als gevolg van dit aldus gerezen conflict ontslagen. Daaromtrent loopt tussen partijen een zaak bij de Groningse bestuursrechter.
3. Het geschil
3.1. Stellende dat hij in eigen tijd en buiten functie of opdracht software heeft ontwikkeld ten behoeve van bepaalde applicaties die door CAS worden gebruikt, vordert X een verklaring voor recht dat hij auteursrechthebbende is met betrekking tot werken in de vorm van broncodes als beschreven in producties 10 en 11 bij de dagvaarding, alsmede een auteursrechtinbreukverbod voor de Staat met betrekking tot deze werken op straffe van een dwangsom, kosten rechtens.
3.2. De Staat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen van X zullen worden afgewezen, omdat de Staat ingevolge art. 7 Auteurswet (Aw) vanwege aan X gegeven en door hem aanvaarde (incidentele) opdracht als auteursrechthebbende van de ontwerpen voor de litigieuze applicaties is aan te merken. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2. De in deze procedure centraal staande software betreft in de eerste plaats een door X ingerichte MySQL database, waarvoor hij onder meer een gebruikersinterface heeft gemaakt om zogenoemde handelingen van het Rijk te zoeken (hierna te noemen: Handelingenbank). Voorheen maakte CAS gebruik van een handelingenbank in de vorm van een Oracle database met zoekfunctie, maar de betreffende overeenkomst met Oracle is te eniger tijd in 2005 door CAS opgezegd. In de tweede plaats betreft dit het programma proTEST, een controleprogramma dat de juistheid van ingevoerde gegevens controleert ten behoeve van archiefbewerking.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het ontwikkelen van deze applicaties tot de taakomschrijving van de functies van X moet worden gerekend, zoals de Staat primair stelt en waarvoor bepaald aanwijzingen bestaan (1), maar door X wordt bestreden. Volgens de eigen uitingen van X betreft het hier immers hem door zijn werkgever opgedragen taken die hij heeft uitgevoerd en zodoende blijkbaar heeft aanvaard. Hij heeft bij herhaling in de in 2.4. weergegeven e-mailwisseling schriftelijk aangegeven dat het hem (mondeling) opgedragen taken betrof, waarvan hij (slechts) schriftelijke bevestiging verlangde. Dus gesteld al dat dit taken zouden zijn die niet binnen het kader van de normale werkzaamheden van X vielen, dan betreft het hier ook volgens X zelf werkzaamheden volgens uitdrukkelijke opdracht van CAS, hetgeen auteursrechtelijk eveneens makerschap in de zin van art. 7 Aw schept voor de Staat (2). In zijn e-mail van 13 maart 2006 somt X deze opgedragen taken nota bene zelf nauwkeurig op, op verzoek van het interimhoofd personeelszaken. Dat hij meende dat deze taken buiten zijn functieomschrijvingen vielen, wat een standpunt is dat niet door de Staat wordt gedeeld, is dan ook voor de vraag wie het auteursrechtelijke makerschap kan claimen, niet relevant. Dat X aan deze duidelijk ingenomen positie in zijn schriftelijke verklaring, die als comparitiestuk is ingediend als reactie op het gestelde bij antwoord onder 8, een andere draai probeert te geven – evenals in zijn gesprek met de directeur van CAS op 6 juni 2006, moet falen. In die reactie staat ook op verscheidene plaatsen dat de directeur althans de leidinggevenden van CAS hem (weliswaar) zouden hebben aangemoedigd door te gaan op de door hem ingeslagen weg, maar dat hem (anderzijds) geen opdracht tot het verrichten van de litigieuze werkzaamheden zou zijn gegeven. Dat is slecht te volgen en moet worden verworpen.
4.4. De opdrachten liggen naar het oordeel van de rechtbank alleszins in het bereik van de taken van X op het terrein van digitaal archiefbeheer en zijn in die zin alleen al niet onbegrijpelijk of onaannemelijk. Ook zijn deze goed te begrijpen tegen de achtergrond van de wens binnen CAS om in intern beheer tot ontsluiting via internet van de Handelingenbank te komen, nadat de betreffende relatie met een externe leverancier was opgezegd. Dat daartoe door de directeur van CAS in 2005 een brede mondelinge opdracht is gegeven aan drie medewerkers, onder wie X, die door dezen is aanvaard, is door de Staat zodanig gesubstantieerd gesteld, mede aan de hand van productie II met 7 bijlagen bij de comparitiestukken zijdens de Staat, dat de onvoldoende gemotiveerde ontkenning daarvan door X ter comparitie daartegenover te weinig gewicht in de schaal legt. Ook heeft X zelf nog in mei 2006 met twee andere medewerkers van CAS een presentatie gegeven van de Handelingenbank met de nieuwe applicaties in het kader van het zogenoemde IPS-beraad op het ministerie van Economische Zaken in Den Haag, uitdrukkelijk onder de paraplu van zijn toenmalige werkgever.
4.5. Pas nadat X geen schriftelijke bevestiging van deze aan hem opgedragen taken verkreeg – dat dat niet gebeurde, zo is door de Staat ter comparitie verduidelijkt, lag aan de omstandigheid dat de Staat meende dat dit werk gewoon bij de functies van X hoorde, zodat men de noodzaak van schriftelijke bevestiging niet inzag – is X opeens gaan stellen dat hij zulks ook niet langer als opgedragen taken beschouwde, zoals hij al had aangekondigd in de laatste strofe van zijn e-mail van 27 maart 2006. X heeft ter comparitie verklaard dat hij zonder medeweten van zijn superieuren en aanvankelijk zonder auteursrechtvoorbehoud de betreffende applicaties op de systemen van CAS heeft gezet, maar ook toen al van mening was dat hij daar zelf auteursrechten op bezat. Dat laatste blijkt evenwel nergens uit. Hij heeft tevens ter zitting verklaard dat indien de schriftelijke bevestiging als door hem verlangd zou zijn verschaft, hij daar verder in zou hebben berust, omdat het hem om de erkenning zou zijn te doen – iets wat in zijn optiek overigens inmiddels een gepasseerd station zou zijn.
4.6. Deze opstelling van X is andermaal slecht te volgen. Het is innerlijk tegenstrijdig om enerzijds te erkennen dat hem (programmeer- en ontwikkel)taken zijn opgedragen als gespecificeerd in zijn eigen e-mail van 13 maart 2006, maar bij uitblijven van de verlangde schriftelijke bevestiging daarvan door zijn werkgever (waarvan onduidelijk is gebleven wat de ratio daarvoor precies is, mogelijk om voor hemzelf duidelijkheid te verkrijgen over de precieze omvang van zijn takenpakket, vgl. hiervoor in 2.7. ) opeens te stellen dat het geen opgedragen taken betrof. Alleen omdat hij meende dat deze taken zijn functie te buiten gingen, heeft hij in dit aldus escalerende arbeidsconflict naderhand opeens gesteld deze als niet langer opgedragen te beschouwen en is hij zich vervolgens op eigen auteursrechten van de applicaties gaan beroepen.
4.7. Deze auteursrechtelijke claim van X moet falen. Het auteursrecht op de ontwerpen voor de ten processe bedoelde applicaties berust, als gezegd, ingevolge art. 7 Aw bij de Staat als toenmalige werkgever van X. Dat de applicaties grotendeels in vrije tijd en thuis zouden zijn ontwikkeld, zoals X ten slotte nog stelt, maar de Staat betwist, is bovendien – zo al relevant, gelet op de vaststaande (incidentele) opdracht – onvoldoende aannemelijk gemaakt door X. Voor zover nog bewijsbaar na te gaan, is het betreffende werk in ieder geval ook en wel in substantiële mate verricht op de werkplek van X bij CAS.
4.8. Als in het ongelijk gestelde partij dient X te worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aangezien de Staat geen aanspraak heeft gemaakt op uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eventuele kostenveroordeling te zijnen gunste, kan deze niet ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (vgl. HR 14 mei 2004, NJ 2005/247).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.1. veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 251,- aan verschotten en op € 904,- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R.B. van Peursem en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2008.
(1) De functies behelzen taken t.b.v. digitale archiefbewerking. Applicatiebeheer behelst o.a. beheer en ingebruikname van applicaties daarvoor en beslissen daarover nemen, terwijl een specialist digitalisering hulpmiddelen ontwikkelt en omgevingen inricht. Programmeren als zodanig staat evenwel niet in de functieomschrijvingen vermeld.
(2) HR 19 januari 1951, NJ 1952/37 (Vd Laan/Schoonderbeek).