RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
[eiser],
geboren op [eiser] 1987,
van Chinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek, advocaat te Groningen.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft op 14 mei 2008 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000.
1.2. Eiser heeft hiertegen op 15 mei 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser doorgestuurd en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 26 mei 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen mr. R.R. de Groot.
1.5. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst.
1.6. Bij brief van 27 mei 2008 heeft verweerder een vraag van de rechtbank beantwoord. Voorts heeft verweerder aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat op het beroep wordt beslist zonder nadere behandeling ter zitting.
1.7. Bij brief van 29 mei 2008 heeft de gemachtigde van eiser gereageerd op de brief van 27 mei 2008 van verweerder en heeft verder aangegeven geen bezwaar te hebben tegen afdoening van de zaak zonder nadere behandeling ter zitting.
1.8. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
2.1. In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wet en of de maatregel in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
2.2. Eiser heeft aangevoerd dat een wettelijke grondslag voor de inbewaringstelling ontbreekt en dat met een lichter middel kan worden volstaan. Ter zitting heeft eiser het volgende naar voren gebracht. Eiser acht het beleid op grond waarvan verweerder tot inbewaringstelling van eiser is overgegaan niet kenbaar nu in de aanwijzingsbrief van verweerder van 6 mei 2008 melding wordt gemaakt van twee eerdere brieven en die brieven in de onderhavige procedure niet zijn overgelegd. Eiser heeft zich verder steeds aan zijn meldplicht gehouden en heeft een vaste woon- en verblijfplaats zodat niet kan worden gezegd dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken. Niet is gebleken dat ten aanzien van eiser een individuele afweging heeft plaatsgevonden zoals eerdergenoemde brief van verweerder voorschrijft. Op het formulier M119 zijn onder ‘overige gegevens’ overal dezelfde standaardoverwegingen opgenomen. Deze zijn niet gevolgd door een op de persoon toegespitste afweging. Door asielzoekers te detineren voordat zij met hun asielprocedure zijn gestart, brengt verweerder de asielprocedure schade toe. Ten onrechte neemt verweerder de asielprocedures van de groep Chinese asielzoekers niet serieus. Van de 764 asielaanvragen is inmiddels één verzoek ingewilligd, 9 asielzoekers zijn de OC-procedure ingegaan, 48 keer is er beroep ingesteld door de rechtshulpverlening, er waren 8 mogelijke pardon-kandidaten en 13 keer is een ‘B9 aangifte’ gedaan. Er is sprake van een ongerichte, categoriale en niet-individueel gemotiveerde bewaring, die om die reden onrechtmatig is. De handelwijze van verweerder is in strijd met artikel 33 Vluchtelingenverdrag. Aan het indienen van een asielaanvraag behoort op grond van artikel 3.1. Vreemdelingenbesluit 2000 schorsende werking te worden verbonden. Alle Chinese asielzoekers bevonden zich op 14 mei in de TNV in Bellingwolde ten gevolge van een door hun kenbaar gemaakte wens een asielverzoek in te dienen, zodat zij geen van allen uitzetbaar waren. Eiser bestrijdt dat zicht op uitzetting naar China binnen een redelijke termijn bestaat. Ten slotte heeft eiser gewezen op individuele omstandigheden op grond waarvan de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht. Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het geval van eiser wel degelijk sprake is van een geïndividualiseerde benadering. Eiser behoort tot een gespecificeerde groep vreemdelingen. Er is geen sprake van een categoriale benadering. De gronden van de maatregel hebben specifiek betrekking op eiser. Er is een computerbestand opgemaakt, waarin de naam en het registratienummer van eiser zijn opgenomen. In het kader van de staandehouding heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo, Awb 08/16340. De vrees is gerechtvaardigd dat eiser zich zal onttrekken aan de uitzetting. Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
2.4. De rechtbank begrijpt hetgeen eiser heeft aangevoerd aldus dat de procedure leidend tot en het opleggen van de maatregel van de bewaring onrechtmatig zijn Ter zitting heeft eiser dit ook bevestigd.
2.5. In het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 14 mei 2008 is ter onderbouwing van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf onder meer opgenomen:
“ In overleg met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en de Vreemdelingenpolitie werd bepaald dat op 14 mei 2008 een actie zou worden gehouden op de Tijdelijke Noodvoorziening (TNV) Bellingwolde, teneinde een vooraf bepaald aantal personen staande te houden waarvan het bekend was dat de betreffende vreemdeling behoort tot de doelgroep van Chinezen die zich kort voor 1 april 2008 en masse in Ter Apel hebben gemeld. Daarnaast was het ambtshalve bekend dat uit de systemen is gebleken dat deze vreemdeling eerder met de politie in aanraking is gekomen en antecedenten heeft/zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. […] Door de IND was voorafgaande aan deze actiedag aan de vreemdelingenpolitie Groningen een Excelbestand aangeleverd met daarin opgenomen een lijst van namen en de daarbij behorende V-nummers van mannen en vrouwen uit deze doelgroep. Aan de hand van de gegevens van de Dienst Nationale Recherche Informatie (dNRI) was gebleken dat er van deze personen een dactyloscopisch signalement was opgenomen in de bestanden van de dNRI. Deze dacty waren eerder afgenomen in het kader van een door betrokkene gepleegd misdrijf (MD), dan wel in het kader van het toezicht op vreemdelingen (TZ). Gezien de bijzondere locatie (TNV) en mede gezien het feit dat niet exact bekend was welke persoon in welke kamer woonachtig was, werd bepaald dat alle betrokkenen staande gehouden zouden worden tijdens de dagelijkse meldplicht gelegen tussen 10.00 en 11.00 uur in een tijdelijk gebouw van de vreemdelingenpolitie op de TNV-locatie. […] De hier staande gehouden persoon viel onder de bovenomschreven doelgroep en diens staandehouding was bepaald door de IND. […] aanvullende gronden: de Chinezen uit de doelgroep voldoen aan een bepaald risicoprofiel. Zij behoren tot een groep waarvan een verhoogd percentage zich onttrekt aan het toezicht. Omtrent de inbewaringstelling is namens de Staatssecretaris van Justitie aan de Korpschef van de regiopolitie Groningen een bijzondere aanwijzing ex artikel 48, tweede lid, Vw 2000 verstrekt, teneinde de personen uit deze doelgroep in bewaring te stellen.”
2.6. De bijzondere aanwijzing als bedoeld in de aangehaalde tekst ligt besloten in een zich onder de gedingstukken bevindende brief namens verweerder van 6 mei 2008 aan de Korpschef van de Politieregio Groningen.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het proces-verbaal van staandehouding, dat slechts standaardoverwegingen bevat - die tevens in een twaalftal andere processen-verbaal van staandehouding in zaken die ter zitting van 26 mei 2008 zijn behandeld, voorkomen -, onvoldoende inzichtelijk op welke individuele gronden ten aanzien van eiser een, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf is ontstaan. In aanmerking genomen ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 13 februari 2004 (JV 2004, 144) dient, naar het oordeel van de rechtbank, het redelijk vermoeden van illegaal verblijf ten aanzien van de vreemdeling te worden geïndividualiseerd. Dat eiser behoort tot de doelgroep van Chinezen die zich kort voor 1 april 2008 te Ter Apel hebben gemeld, duidt nog niet op illegaal verblijf, in welk kader de rechtbank tevens van belang acht dat uit het proces-verbaal van staandehouding niet blijkt of eiser asiel heeft aangevraagd en of hij om die reden mogelijk rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw 2000. Ter zitting heeft eiser onweersproken aangegeven dat hij zich in maart 2008 heeft gemeld bij de IND in Ter Apel met het doel om een asielverzoek in te dienen. Het proces-verbaal laat verder in het midden of eiser behoort tot de categorie die bij de politie bekend is vanwege (criminele) antecedenten dan wel vanwege onttrekking aan het toezicht. Dat de IND een Excelbestand heeft aangeleverd met daarin opgenomen een lijst van namen en daarbij behorende V-nummers van mannen en vrouwen uit deze doelgroep, maakt dit niet anders. Nu deze lijst zich niet onder de gedingstukken bevindt kan ook om die reden niet worden vastgesteld tot welke categorie eiser behoort. De rechtbank overweegt verder dat (criminele) antecedenten, waarvan ten aanzien van eiser niet is gebleken, op zich geen aanleiding zijn om een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van illegaal verblijf te doen ontstaan. Hetzelfde geldt voor de veronderstelling dat ten aanzien van eiser sprake is geweest van onttrekking aan het toezicht nu deze niet is geconcretiseerd. De vermelding in algemene termen in het proces-verbaal dat er van personen die behoren tot de doelgroep meerdere malen dacty zijn afgenomen in het kader van “een door betrokkene gepleegd misdrijf (MD), dan wel in het kader van het toezicht op vreemdelingen (TZ)”, acht de rechtbank onvoldoende. De vermelding in het proces-verbaal dat de Chinezen voldoen aan een bepaald risicoprofiel omdat zij behoren tot een groep waarvan een verhoogd percentage zich aan het toezicht onttrekt is eveneens te algemeen en te weinig op de persoon van eiser toegespitst om ten aanzien van eiser een redelijk vermoedelijk van illegaal verblijf aan te nemen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staandehouding onrechtmatig is geweest.
2.8. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRS maakt de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle daarvoor in de wet gestelde eisen is voldaan, eerst onrechtmatig indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
2.9. Verweerder heeft geen belangen gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de niet-rechtmatige staandehouding niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat. De omstandigheden die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het met de bewaring gediende belang van de openbare orde geven daar evenmin blijk van. Gelet hierop en op de belangen ter bescherming waarvan het geschonden voorschrift strekt, is de maatregel van bewaring bij afweging van de daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd te achten.
2.10. Gelet op het voorgaande is de bewaring van aanvang af onrechtmatig geweest.
2.11. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen behoeven de overige gronden van beroep geen bespreking meer.
2.12. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient de bewaring te worden opgeheven. Tevens ziet de rechtbank aanleiding voor het toekennen van schadevergoeding aan eiser voor de dagen die hij ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht. Eiser komt een bedrag toe van 15 maal € 70,- voor de van 14 mei 2008 tot en met 28 mei 2008 in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn doorgebrachte dagen. In totaal wordt aan eiser een bedrag van € 1.050,00 toegekend.
2.13. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat thans aanleiding. Het bedrag van de te vergoeden proceskosten moet naar het oordeel van de rechtbank worden bepaald op € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring per direct;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.050,00;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad € 644,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze
rechtbank dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. S. Stenfert Kroese en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.M. Eleveld als griffier op 29 mei 2008.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage) onder vermelding van ‘Hoger beroep vreemdelingenzaken’. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.