ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5293

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
311920- FA RK 08-4058
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van de Wet BOPZ

De Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 23 juni 2008 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Het verzoek tot deze machtiging was ingediend door de officier van justitie op 27 mei 2008, waarbij diverse stukken waren overgelegd, waaronder een verklaring van de waarnemend geneesheer-directeur en een behandelingsplan. Tijdens de zitting op 5 juni 2008 is de betrokkene gehoord door de rechter-commissaris, in aanwezigheid van zijn advocaat en zorgverleners.

De rechtbank overwoog dat de machtiging alleen verleend kan worden als de geestelijke stoornis van de betrokkene ook na afloop van de huidige machtiging aanwezig zal zijn en er gevaar voor zichzelf of anderen blijft bestaan. De rechtbank concludeerde dat het gevaar zich blijft voordoen, gezien de verklaringen van de betrokken zorgverleners en de overgelegde stukken. De betrokkene vertoonde agressief gedrag en was niet bereid om medicatie te aanvaarden, wat de noodzaak voor opname in het ziekenhuis onderstreepte.

De advocaat van de betrokkene voerde aan dat een machtiging niet nodig was, omdat de betrokkene geen andere verblijfplaats had. De rechtbank verwierp dit argument, aangezien de betrokkene niet bereid was om in het ziekenhuis te blijven en er een risico op agressie bestond. De rechtbank verwees naar de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en concludeerde dat de machtiging tot voortgezet verblijf noodzakelijk was om de veiligheid van de betrokkene en anderen te waarborgen. De machtiging werd verleend tot en met 14 juni 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Meervoudige Kamer
Machtiging tot voortgezet verblijf
kenmerk: P 93299
zaaknummer: 311920/FA RK 08-4058
De rechtbank ’s-Gravenhage,
gelet op de verwijzing naar deze Kamer;
gezien het op 27 mei 2008 ingekomen verzoek van de officier van justitie in het arrondissement ’s Gravenhage d.d. 27 mei 2008, tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, van:
[X],
geboren op [geboortedatum] 1943,
verblijvende in het [psychiatrisch ziekenhuis] te [P]
krachtens een voorlopige machtiging d.d. 14 december 2007 uiterlijk tot en met 14 juni 2008;
gezien de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 23 mei 2008 ondertekende en met redenen omklede verklaring van [A], als waarnemend geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis geneesheer-directeur in de zin van de Wet, alsmede een afschrift van het behandelingsplan en een afschrift van de aantekeningen omtrent de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene en de op hem toegepaste behandeling en de effecten ervan;
gelet op het proces-verbaal van het horen van de betrokkene door de rechter commissaris op 5 juni 2008, in aanwezigheid van zijn advocaat, mr. E. Huineman-Lindt, alsmede van de arts [B] en verpleegkundige [C];
overwegende dat de verzochte machtiging slechts mag worden verleend wanneer de stoornis van de geestvermogens van de betrokkene ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn en deze stoornis betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken, en het gevaar niet door tussenkomst van personen en instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend;
overwegende dat uit de inhoud van overgelegde stukken en verklaringen van de gehoorde personen is gebleken dat het hiervoren bedoelde gevaar zich blijft voordoen;
overwegende dat de betrokkene door zijn ziekte een gevaar blijft opleveren voor zichzelf;
overwegende voorts dat onvoldoende is gebleken dat het gevaar door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend;
overwegende dat de advocaat van betrokkene heeft betoogd dat een rechterlijke machtiging niet nodig is nu niet kan worden vastgesteld dat betrokkene daadwerkelijk weg zal gaan uit het ziekenhuis, omdat betrokkene immers nergens anders kan verblijven;
overwegende echter dat – hoewel betrokkene kennelijk geen andere verblijfplaats heeft buiten het ziekenhuis – dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leidt dat bij betrokkene de nodige bereidheid bestaat in het ziekenhuis te verblijven, nu hij afwerend is in het contact en in het aanvaarden van zorg en hij bovendien met enige regelmaat bij het vertonen van fysieke agressie naar anderen moet worden afgezonderd in de afzonderingsruimte waarbij de deur wordt afgesloten, hetgeen als onderdeel van de behandeling in het behandelplan is opgenomen. Ook is betrokkene niet of beperkt bereid medicatie te aanvaarden;
overwegende voorts dat de WGBO niet de mogelijkheden biedt om de benodigde maatregelen te treffen nu de afzondering van betrokkene nodig is om agressie jegens anderen te voorkomen, hetgeen een situatie is die niet in de WGBO is voorzien. De rechtbank verwijst voor een soortgelijke zaak naar het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 2008 (LJN BB 5549);
gelet op de artikelen 15, 16, en 17 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen;
VERLEENT machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, van:
[X],
geboren op [geboortedatum] 1943,
uiterlijk tot en met 14 juni 2009.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J. Don, F.J. Verbeek en E.J. van As, in het bijzijn van
M.V. Scheffer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2008.