ECLI:NL:RBSGR:2008:BD4933

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/2928
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve weigering verblijfsvergunning en de vraag naar rechtsgevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Iraakse eiser en de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De eiser had op 15 november 2007 een brief gestuurd naar de verweerder, waarop verweerder op 21 november 2007 reageerde. De eiser maakte bezwaar tegen deze brief, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank moest beoordelen of de brief van verweerder als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de brief geen rechtsgevolg had en dus niet als een besluit kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de brief van 21 november 2007, in samenhang met de daarbij gevoegde minuut, niet op rechtsgevolg was gericht en dat de eiser geen rechten kon ontlenen aan eerdere mededelingen over zijn verblijfsstatus. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/2928
Uitspraak
in het geding tussen:
XXX
geboren op xxxx,
van Iraakse nationaliteit,
IND dossiernummer xxxxxx,
eiser,
gemachtigde mr. S. Land, advocaat te Zwolle;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 15 november 2007 een brief gezonden aan verweerder. Verweerder heeft daarop gereageerd bij brief van 21 november 2007. Tegen die brief heeft eiser bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen is beroep ingesteld.
Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 20 februari 2008. Op 4 maart 2008 zijn nadere stukken ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 22 mei 2008 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 In geschil is de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat verweerders brief van 21 november 2007 en de daarbij gevoegde minuut geen besluit is in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2 Overeenkomstig het verzoek van verweerder zal de rechtbank paragraaf 4 van het bestreden besluit: ‘rechtsgevolgen van deze beschikking’, als niet geschreven beschouwen.
2.3 Eiser betoogt dat uit de minuut blijkt van een ambtshalve weigering een verblijfsvergunning te verlenen, in aanmerking genomen dat de minuut op 1 augustus 2007 is opgemaakt. Hij stelt dat daartegen bezwaar open staat. Voorts wijst eiser op een telefoonnotitie, gedateerd 24 mei 2007, waaruit blijkt dat een medewerker van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan eisers gemachtigde heeft meegedeeld dat eiser behoort tot de doelgroep van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (de Regeling).
2.4 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Blijkens de toelichting op dit artikel wordt met het begrip rechtshandeling bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
Verweerder betoogt terecht dat de brief van 21 november 2007 (gelezen in samenhang met de daarbij gevoegde minuut) geen besluit is in die zin, aangezien die niet op rechtsgevolg is gericht: in de verblijfsstatus van eiser komt daardoor immers geen wijziging. Die brief moet worden gezien als een interne memo, daartoe strekkend dat aan eiser geen aanbod in het kader van de Regeling zal worden gedaan.
Dat eerder tijdens een telefoongesprek aan de gemachtigde van eiser is meegedeeld dat de bewaring van eiser is opgeheven omdat hij zou vallen onder de doelgroep van de Regeling, maakt dit niet anders. Aan die mededeling, gedaan in een ander kader, kan eiser geen rechten ontlenen.
2.5 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder a, Awb, wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, de schriftelijke weigering een besluit te nemen gelijkgesteld met een besluit. Ingevolge artikel 1:3, derde lid, Awb wordt onder een aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de brief van eiser van 15 november 2007 niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in die zin, maar als een verzoek om informatie. De brief van verweerder van 21 november 2007 kan daarom niet worden aangemerkt als een schriftelijke weigering een besluit te nemen.
2.6 Uit artikel 72, derde lid Vreemdelingenwet 2000 blijkt dat voor de toepassing van Afdeling 2 Regulier van hoofdstuk 7 Vw 2000, met een besluit gelijk wordt gesteld: een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig. De interne memo, daartoe strekkend dat aan eiser geen aanbod in het kader van de Regeling zal worden gedaan, heeft echter rechtspositioneel noch feitelijk gevolgen voor eiser. Hij kan daarom niet met succes een beroep doen op die bepaling.
2.7 Het beroep is ongegrond. Wat verder nog is aangevoerd behoeft geen bespreking. Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, voorzitter, mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en mr. F. van der Maden, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Korporaal-Wisman als griffier, op 13 juni 2008
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.