ECLI:NL:RBSGR:2008:BD4921

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/613121-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Pabbruwe
  • A. Bakker
  • M. Mantel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige gevolgen door grove verkeersfouten

Op 19 juni 2008 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 82-jarige verdachte die betrokken was bij een ernstig verkeersongeluk. De verdachte, als bestuurder van een Peugeot, heeft op 19 november 2006 twee grove verkeersfouten gemaakt die leidden tot een aanrijding. De verdachte negeerde een verkeersbord en reed met zijn voertuig de T-kruising op terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond. Hierdoor moest de bestuurster van een Fiat, die het groen licht had, uit alle macht remmen om een aanrijding te voorkomen. Dit resulteerde in een slip van haar voertuig, waardoor zij en een voetganger, mevrouw [A], gewond raakten. Mevrouw [A] liep zwaar letsel op, wat leidde tot een amputatie van haar onderbeen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag schuld had aan het verkeersongeval. De rechtbank legde een geldboete op van € 2000 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte en zijn verklaring dat hij zijn auto had verkocht met de intentie nooit meer te rijden. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, maar achtte een hogere geldboete noodzakelijk om de ernst van het verkeersmisdrijf aan te geven. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in het verkeer en de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 09/613121-07
Datum uitspraak: 19 juni 2008
VONNIS (1)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1926,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.A. Buitenhuis en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht, die te kennen heeft gegeven zich niet te willen doen bijstaan door een raadsman.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 november 2006 te [P] als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto, merk Peugeot), daarmede
rijdende over de weg, de [X-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als
volgt te handelen:
- hij heeft gereden over het parkeerterrein, gelegen nabij perceel 16 van de
[X-weg] aldaar in de richting van de zich daar bevindende T-kruising,
en heeft toen geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig een bord D 2
van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -
aanduidende: Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft - aan een andere zijde voorbijgegaan dan de
daarop aangebrachte naar rechts wijzende pijl aangaf en/of (vervolgens)
heeft gereden op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer, en/of
(vervolgens)
- is hij rijdende op vorenbedoelde weg de T-kruising genaderd en opgereden
waarbij hij geen gevolg heeft gegeven aan een voor zijn rijrichting bestemd
rood licht uitstralend verkeerslicht, tengevolge waarvan de bestuurster van een ander
motorrijtuig (auto, merk Fiat)
-die hem, verdachte, van links over de [X-weg] dicht was genaderd,
terwijl een voor haar rijrichting bestemd verkeerslicht groen licht
uitstraalde- is gaan remmen om hem, verdachte, te ontwijken en/of om een
aanrijding met zijn, verdachtes, motorrijtuig te voorkomen, en/of de
bestuurster van het andere motorrijtuig (merk Fiat) (vervolgens) in een slip
is geraakt, waarna laatstbedoelde bestuurster met haar motorrijtuig is gebotst
tegen een zich op het trottoir bevindend persoon,
waardoor een ander (genaamd [A]) zwaar lichamelijk letsel,
te weten zwaar beenletsel (welk letsel een amputatie van een onderbeen tot
gevolg heeft gehad), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2006 te [P], als bestuurder van een
voertuig (auto, merk Peugeot), daarmee rijdende op de weg, de [X-weg],
als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft gereden over het parkeerterrein, gelegen nabij perceel 16 van de
[X-weg] aldaar in de richting van de zich daar bevindende T-kruising,
en heeft toen geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig een bord D 2
van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -
aanduidende: Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft - aan een andere zijde voorbijgegaan dan de
daarop aangebrachte naar rechts wijzende pijl aangaf en/of (vervolgens)
heeft gereden op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer, en/of
(vervolgens)
- is hij rijdende op vorenbedoelde weg de T-kruising genaderd en opgereden
waarbij hij geen gevolg heeft gegeven aan een voor zijn rijrichting bestemd
rood licht uitstralend verkeerslicht,
tengevolge waarvan de bestuurster van een ander motorrijtuig (auto) -die hem,
verdachte, van links over de [X-weg] dicht was genaderd, terwijl een
voor haar rijrichting bestemd verkeerslicht groen licht uitstraalde- is gaan
remmen om hem, verdachte, te ontwijken en/of (vervolgens) in een slip is
geraakt, waarna zij met haar motorrijtuig is gebotst tegen een zich op het
trottoir bevindende persoon (genaamd [A]), waardoor die [A] letsel,
te weten beenletsel heeft bekomen, (welk letsel een amputatie van een
onderbeen tot gevolg heeft gehad),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2006 te [P] als bestuurder van een
personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, (het
parkeerterrein, gelegen nabij perceel 16 van) de [X-weg], geen gevolg
heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers
met dat voertuig een bord D 2 van bijlage I van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990 - aanduidende: Gebod voor alle bestuurders het bord
voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft - aan een andere zijde is
voorbijgegaan dan daarop aangebrachte naar rechts wijzende pijl aangaf,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
art 62 jo bord D2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
3. De dagvaarding, de bevoegdheid van de rechtbank, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Het bewijs
4.1 De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten.
Op 19 november 2006 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de [X-weg] met de uitrit van een parkeerterrein, behorende bij het Chinese restaurant gelegen aan de [X-weg] nr. [nummer] in [P].
Verdachte is bij het verlaten van het parkeerterrein van dit restaurant met zijn auto, een Peugeot, naar de T-kruising met de [X-weg] toegereden. Het parkeerterrein heeft een inrit en een uitrit; beide rijbanen zijn gescheiden door een middengeleiding. Bij het verlaten van het parkeerterrein heeft verdachte geen gevolg gegeven aan het verkeersbord, dat zich voor de middengeleiding tussen de twee rijbanen bevond, waarop een pijl naar rechts staat afgebeeld (2), en is hij die middengeleiding aan de linkerkant gepasseerd.
De T-kruising is beveiligd met stoplichten; verdachte is kort gestopt bij het kruispunt en daarna het kruispunt opgereden. Op dat moment stond het verkeerslicht dat de uitrit bediende, op rood.
Voor de bestuurster van een Fiat, die de T-kruising naderde over de [X-weg], was het stoplicht groen. Zij wilde de kruising passeren, maar heeft een noodremming uitgevoerd toen verdachte de kruising opreed.
Door deze manoeuvre is haar auto in een slip geraakt, waarbij twee personen, die zich daar op het trottoir bevonden, gewond zijn geraakt. Een van hen, [A], heeft een zodanig zware verwonding aan een onderbeen opgelopen dat amputatie van dit onderbeen noodzakelijk bleek.
De politie heeft een analyse gemaakt van dit ongeval en een reconstructie uitgevoerd. De conclusie daaruit is dat er geen bijzonderheden met betrekking tot de weg- en weersgesteldheid, dan wel de technische staat van de betrokken auto’s aanwezig waren die bij de beoordeling van dit ongeval van belang zouden kunnen zijn. (3)
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door zijn gedragingen zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Daarbij heeft de officier gewezen op de twee verkeersfouten, die kort na elkaar zijn gemaakt. Het over de linkerrijbaan benaderen van de T-kruising, en daarna door rood licht de kruising oprijden. Hierdoor heeft de bestuurster van de Fiat zodanig hard moeten remmen om een aanrijding te voorkomen, dat haar auto is geslipt, en zij de controle daarover heeft verloren. De auto is bijna geheel rondgedraaid en bij die beweging heeft het kunnen gebeuren dat twee voetgangers door deze auto geraakt zijn, met zeer ernstige gevolgen voor een van hen. De officier acht dan ook het primair tenlastegelegde feit bewezen.
4.3 Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij zeer langzaam in de richting van de T-kruising is gereden. Hij verklaarde eveneens dat hij aan de verkeerde kant bij de verkeerslichten stond voorgesorteerd, wat hij in de gaten kreeg, toen hij bij het wegrijden, de kruising op, in een flits zag dat het verkeerslicht waarvoor hij stond, op rood stond.
Verdachte verklaarde te hebben gezien dat er op dat moment van links een auto aankwam, en dat hij daarom is gestopt om die auto te laten passeren. Verdachte verklaarde daarna te hebben gehoord dat die auto met piepende banden heeft geremd.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat verdachte twee grove verkeersfouten heeft gemaakt, die hebben geleid tot een ernstig verkeersongeluk. Allereerst heeft hij over de uitrit van de parkeerplaats in de richting van de T-kruising op de linker rijbaan gereden, en daarbij het verkeersbord, waarop een pijl naar rechts stond afgebeeld –geplaatst voor de middengeleiding van die uitrit - genegeerd. (4)
Daarna is verdachte de T-kruising opgereden terwijl het voor hem geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde.
De rechtbank acht bewezen dat door deze gedragingen van verdachte de bestuurster van die Fiat, teneinde een aanrijding met verdachte te voorkomen, uit alle macht heeft moeten remmen om een aanrijding te voorkomen.(5) Getuige [B], die op het kruispunt stond te wachten om de inrit naar het restaurant in te rijden, die verdachte blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in het geheel niet heeft opgemerkt, heeft gezien dat de Peugeot te ver de kruising opreed, waardoor –naar hij meende - een aanrijding tussen de Fiat en die Peugeot niet meer was te voorkomen.(6) De bestuurster van de Fiat raakte door deze noodremming in een slip, en wel zodanig dat de Fiat tegen twee personen aanreed, die vlakbij de uitrit op het trottoir stonden. Door deze aanrijding is een van hen, mevrouw [A], zwaar gewond geraakt.(7) De verwonding van dit slachtoffer door de aanrijding met de slippende auto is het rechtstreekse gevolg van de door verdachte gemaakte verkeersfouten.
De rechtbank kwalificeert die ernstige fouten als zeer onvoorzichtige en onoplettende gedragingen van verdachte; daarmee is dan ook schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 19 november 2006 te [P] als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto, merk Peugeot), daarmede
rijdende over de weg, de [X-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft gereden over het parkeerterrein, gelegen nabij perceel 16 van de
[X-weg] aldaar in de richting van de zich daar bevindende T-kruising,
en heeft toen geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, met zijn motorrijtuig een bord D 2
van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -
aanduidende: Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft - aan een andere zijde voorbijgegaan dan de
daarop aangebrachte naar rechts wijzende pijl aangaf en vervolgens
heeft gereden op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer, en vervolgens
- is hij rijdende op vorenbedoelde weg de T-kruising genaderd en opgereden
waarbij hij geen gevolg heeft gegeven aan een voor zijn rijrichting bestemd
rood licht uitstralend verkeerslicht, tengevolge waarvan de bestuurster van een ander motorrijtuig (auto, merk Fiat) die hem, verdachte, van links over de [X-weg]
dicht was genaderd, terwijl een voor haar rijrichting bestemd verkeerslicht groen licht
uitstraalde- is gaan remmen om hem, verdachte, te ontwijken en om een
aanrijding met zijn, verdachtes, motorrijtuig te voorkomen, en de
bestuurster van het andere motorrijtuig (merk Fiat) vervolgens in een slip
is geraakt, waarna laatstbedoelde bestuurster met haar motorrijtuig is gebotst
tegen een zich op het trottoir bevindend persoon,
waardoor een ander (genaamd) [A] zwaar lichamelijk letsel,
te weten zwaar beenletsel (welk letsel een amputatie van een onderbeen tot
gevolg heeft gehad) werd toegebracht.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar aangezien niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7. De straf
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 750,- subsidiair 15 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
7.2 Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. De beide ernstige verkeersfouten hebben tot een situatie geleid, waarin een andere bestuurster uit alle macht heeft moeten remmen om een aanrijding met de auto van verdachte te kunnen voorkomen. Dat daarbij haar auto in een slip geraakte, is een rechtstreeks gevolg daarvan, evenals de daaropvolgende aanrijdingen van twee dames, van wie mevrouw [A] zeer ernstig is gewond geraakt. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [A] is zij na het ongeval hulpbehoevend geworden en is zij vanwege een depressie in behandeling bij een psycholoog.
Het onomkeerbare gevolg voor het slachtoffer zal blijvend leed meebrengen.
Daar houdt de rechtbank rekening mee bij het opleggen van de straffen.
Anderzijds speelt de leeftijd van verdachte, die 82 jaar oud is, een rol. Ook weegt mee, dat verdachte blijkens eigen verklaring kort na dit ongeval zijn auto heeft verkocht met de bedoeling nooit meer een auto te zullen besturen. De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf als strafsoort, hetgeen wel als uitgangspunt wordt gehanteerd bij een dergelijk verkeersdelict, in dit geval niet passend. De geldboete als door de officier van justitie gevorderd, komt de rechtbank als te gematigd voor. De rechtbank acht een hogere geldboete op zijn plaats om daarmee de ernst van dit verkeersmisdrijf aan te geven. Ook zal de rechtbank een langere ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen dan door de officier van justitie gevorderd om er zeker van te zijn dat verdachte niet meer als bestuurder aan het verkeer zal deelnemen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 23, 24, 24c, van het Wetboek van Strafrecht, en
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. De beslissing
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde oplevert:
OVERTREDING VAN ARTIKEL 6 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994
Verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 2000,- ( zegge: tweeduizend euro)
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de duur van 40 dagen;
Veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Pabbruwe, voorzitter,
Bakker en Mantel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Dekker, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2008.
Mr. Mantel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
(1) Promis vonnis
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossier pagina’s betreft dit delen van ambtsedig processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal nummer PL15A4/2006/17611 politie Haaglanden, gedateerd 14 maart 2007
(2) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse foto5
(3) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse blz 5 ad c7
(4) Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 27
(5) Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], p. 25
(6) Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 33
(7) Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [A] p. 39 en proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 februari 2008
met als bijlage faxbericht dd.23-1-2008 (beschrijving letsel)