RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding in hoofdzaak en vrijwaring van 22 april 2008,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 08/281 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verbakel/Bomkas B.V.,
gevestigd te De Lier (gemeente Westland),
eiseres,
procureur mr. W.P. den Hertog,
advocaten mr. W.P. den Hertog te Den Haag en mr. P.C. Knijp te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Prins Dokkum B.V.,
gevestigd te Dokkum (gemeente Dongeradeel),
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaten mr. J.H. Duyvensz en mr. W.G. de Haan te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stolze Agro Int'l B.V.,
gevestigd te Maasdijk (gemeente Westland),
in persoon verschenen bij haar bestuurder de heer [A],
advocaat B.M. Stroetinga te Den Bosch,
3. de vennootschap naar Duits recht
HDI-Gerling Industrie Versicherung AG (bijkantoor Nederland),
mede zaakdoende te Amsterdam,
procureur mr. R.A. Kaarls,
advocaten mr. R. de Haan en mr. J.D. van de Meent te Rotterdam,
gedaagden,
en in de zaak met rolnummer KG 08/363 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Prins Dokkum B.V.,
gevestigd te Dokkum (gemeente Dongeradeel),
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaten mr. J.H. Duyvensz en mr. W.G. de Haan te Rotterdam,
eiseres,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stolze Agro Int'l B.V.,
gevestigd te Maasdijk (gemeente Westland),
in persoon verschenen bij haar bestuurder de heer [A],
advocaat B.M. Stroetinga te Den Bosch,
gedaagde.
De zaak met rolnummer KG 08/281 wordt hierna aangeduid als de hoofdzaak. De zaak met rolnummer KG 08/363 wordt hierna aangeduid als de vrijwaringszaak.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Verbakel/Bomkas, Prins Dokkum, Stolze en HDI-Gerling.
Zoals zij op voorhand had aangekondigd heeft Prins Dokkum ter zitting van 31 maart 2008 een vordering tot oproeping in vrijwaring van Stolze ingesteld. Prins Dokkum heeft Stolze daartoe tegen deze zitting doen dagvaarden bij exploot van 26 maart 2008. De voorzieningenrechter heeft de oproeping in vrijwaring toegestaan, nu Prins Dokkum daartoe voldoende heeft gesteld en niet gebleken is van enig bezwaar aan de zijde van Verbakel/Bomkas.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
2.1. Verbakel/Bomkas is gespecialiseerd in het (doen) bouwen van kassen en overige tuinbouwsystemen. Zij heeft zich begin 2006 jegens US Functional Foods LLC, thans genaamd Backyard Farms (gevestigd in de Verenigde Staten), verbonden tot het bouwen van een kas in Maine (Verenigde Staten), bedoeld voor de tomatenteelt.
2.2. Verbakel/Bomkas is met Prins Dokkum overeengekomen dat laatstgenoemde de stalen onderbouw van de kas zou vervaardigen en leveren. Verbakel/Bomkas en Prins Dokkum hebben eerder op dit terrein samengewerkt. De onderbouw bestaat (onder meer) uit verticale staanders en horizontale spanten. Deze spanten bestaan op hun beurt uit een onder- en een bovenligger, waartussen diagonale stangen zijn gelast. Om de lassen van deze diagonalen gaat het in dit kort geding.
2.3. De definitieve offerte van Prins Dokkum in dit kader is gedateerd op 16 februari 2006. Daarin is onder meer de totaalprijs van de opdracht vermeld (€ 920.000, ) en ook dat het volledige tekenwerk door Verbakel/Bomkas zal worden verricht.
2.4. Op de door Verbakel/Bomkas verstrekte tekeningen is bepaald dat de hiervoor onder 2.2 genoemde diagonalen eenzijdig moeten worden gelast. Daarnaast is op de tekeningen bij de omzetting van de diagonaal (het gedeelte van de diagonaal dat aan de onder- en bovenliggers kan worden gelast) vermeld: 15 mm.
2.5. Bij de eerste offerteaanvraag had Verbakel/Bomkas een 'screen print' van een CASTA-berekening aan Prins Dokkum gezonden. Het CASTA-systeem wordt bij het bouwen van kassen gebruikt voor het bepalen van de te gebruiken materialen. Op basis van de CASTA-berekening - maar los hiervan - kan de lengte en de dikte (of a-hoogte) van de toe te passen las worden bepaald.
2.6. Prins Dokkum heeft de vervaardiging van de onderbouw doen uitvoeren door Stolze.
2.7. De kas is door Backyard Farms in gebruik genomen in oktober 2006. Backyard Farms heeft vervolgens tomatenplanten in de kas geplant.
2.8. Begin 2007 zijn meerdere diagonalen losgescheurd van de onder- en bovenliggers. Om de kas te stutten heeft Verbakel/Bomkas een groot aantal (deels gehuurde en deels gekochte) stempels in de kas geplaatst. Verbakel/Bomkas is daarna begonnen met het (provisioneel) repareren van de spanten en daarna heeft zij de gebrekkige spanten vervangen.
2.9. Onder meer bij brief van 1 maart 2007 heeft Verbakel/Bomkas Prins Dokkum aansprakelijk gesteld.
2.10. Een in opdracht van Verbakel/Bomkas opgemaakt rapport van Technisch Advies Westerhof van 26 februari 2007 luidt, voor zover relevant, als volgt:
'(...)
Berekening lasverbinding trekdiagonalen
Uitgangspunten:
(...)
* Informatie uit telefonisch contact
- Laslengte is 15mm (lengte omzetting diagonaal tegen onderligger)
- Enkelzijdig gelast.
* De las dient bij een lengte van 15mm en enkelzijdig een minimale a (keeldoorsnede) te hebben van 7 mm.'
2.11. Een in opdracht van Verbakel/Bomkas opgemaakt rapport van Schielab b.v. van 29 mei 2007 luidt, voor zover relevant, als volgt:
'(...)
Conclusies
De onderzochte delen van de spanten van een kas zijn taai gebroken door overbelasting, hetgeen in dit geval betekent dat de lassen braken bij een belasting lager dan uit de CASTA berekening gebleken trekkracht op de trekdiagonaal.
De lassen waren te licht uitgevoerd om de kracht op de trekdiagonaal te weerstaan.
Om de trekkracht te weerstaan was bij een 15 mm lange éénzijdige las een effectieve a-hoogte van tenminste 7 mm noodzakelijk.'
2.12. Een brief van VanderWal & Joosten BV aan mr. Duyvens van 19 maart 2008 luidt, voor zover relevant, als volgt:
'(...)
Aangaande het verband tussen de trekkracht in de diagonaal en de sterkte van de las die de diagonaal verbindt met de onder- en bovenrand van de tralieligger en de mogelijkheid van Prins Dokkum om deze kracht te berekenen kunnen wij u als volgt informeren.
De kracht die door de (trek)diagonaal moet worden overgebracht op de onder- en bovenrand van de tralieligger is bepalend voor de benodigde sterkte van de hoeklas tussen deze onderdelen (laslengte x lasdikte). Uit de screenprint die ik heb blijkt niet de kracht. (...)
Om de dikte van de las te kunnen berekenen moet de trekkracht bekend zijn. Die informatie volgt uit het CASTA rekenprogramma van Verbakel/Bomkas en is afhankelijk van hetgeen die aan parameters hebben ingevoerd. (...)'
2.13. Een brief van VanderWal & Joosten BV aan mr. Duyvens van 20 maart 2008 luidt, voor zover relevant, als volgt:
'(...)
Naar aanleiding van uw vraag over lasdikte en warmte kan ik het volgende opmerken. (...)
In de praktijk betekent dit dat een met de hand in een laag gelegde hoeklas een minimale dikte van ca. 3mm heeft en een maximale dikte van ca. 6mm. Is een grotere lasdikte gewenst, dan wordt de las in meerdere lagen na elkaar gelegd. Dit kost meer tijd en dus meer geld. (...)'
2.14. Verbakel/Bomkas heeft Prins Dokkum in een bodemprocedure gedagvaard tegen 24 oktober 2007. Prins Dokkum heeft op 5 december 2007 (onder meer) een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Stolze ingediend.
In het bijzonder met betrekking tot de verzekering
2.15. Verbakel/Bomkas was (in ieder geval) voor het jaar 2007 voor aansprakelijkheid verzekerd bij HDI-Gerling. De betreffende polis met contractsvervaldatum 1 januari 2008 is afgegeven op 23 januari 2007. Volgens de polis geldt voor claims gebaseerd op het recht van de Verenigde Staten of Canada een eigen risico van € 50.000,--.
2.16. In de op de verzekering van toepassing verklaarde bijzondere voorwaarden is onder meer het volgende vermeld:
'Andere verzekeringen
Deze verzekering biedt geen dekking indien en voorzover de schade gedekt is onder een andere verzekering zoals een transport-, montage-, garantie- en/of constructie dekking.'
2.17. In de eveneens van toepassing verklaarde algemene ('claims made') voorwaarden is het volgende vermeld:
'(...)
2.6.1 In afwijking van artikel 7:961 BW geldt het volgende:
Indien blijkt dat de door deze verzekering gedekte aansprakelijkheid eveneens op (een) andere polis(sen) al dan niet van oudere datum, is gedekt of daarop zou zijn gedekt indien de onderhavige verzekering niet zou hebben bestaan, loopt onderhavige verzekering als excedent van de andere polis(sen), respectievelijk als verschil in voorwaarden. (...)'
2.18. Door Backyard Farms is (mede) in het kader van de bouw van de kas een CAR-verzekering afgesloten, met een maximale dekking van € 20.000.000,--. Verbakel/Bomkas beschikt over de polis, maar heeft deze niet aan HDI-Gerling verstrekt. De polis is ook niet in het geding gebracht.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. Verbakel/Bomkas vordert - zakelijk weergegeven - Prins Dokkum en Stolze hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 1.000.000,--, en HDI-Gerling te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 2.422.200,56.
3.2. Hiertoe voert Verbakel/Bomkas - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan.
Ten aanzien van Prins Dokkum
Prins Dokkum heeft, gelet op de gebrekkige lassen, wanprestatie geleverd. Zij had er niet van mogen uitgaan dat Verbakel/Bomkas de laslengte en -dikte al had berekend. Verbakel/Bomkas heeft dit niet gedaan en is hiertoe ook niet in staat. Ook bij vergelijkbare eerdere overeenkomsten heeft Prins Dokkum de nadere berekening gemaakt. De door Prins Dokkum toegepaste las was te kort en te dun. Daarnaast waren de lassen ook niet goed ingebrand, varieerden de lassen in maat en lengte, waren de kopeinden niet meegelast en waren de lassen slecht afgewerkt. Onder meer uit het rapport van Schielab b.v. blijkt dat de lassen minder sterk waren dan volgens de CASTA-berekening was vereist.
Voor zover Prins Dokkum meende dat Verbakel/Bomkas de las had voorgeschreven had zij Verbakel/Bomkas er in elk geval voor moeten waarschuwen dat de lasverbinding onjuist was.
Mede omdat de bodemprocedure (wegens het door Prins Dokkum opgeworpen vrijwaringsincident) nog lang dreigt te duren heeft Verbakel/Bomkas dringend belang bij een voorschot.
Ten aanzien van Stolze
Stolze heeft jegens Prins Dokkum wanprestatie geleverd, hetgeen in dit geval ook onrechtmatig is jegens Verbakel/Bomkas.
Ten aanzien van HDI-Gerling
Zowel op grond van de wet als op grond van de polis kan Verbakel/Bomkas vergoeding van bereddingskosten vorderen. Door de gebrekkige lassen was er sprake van een acuut instortingsgevaar, waardoor de teelt gevaar liep en ook letselschade opgelopen kon worden. Daarom waren de stempels nodig. Hierna was het gevaar nog niet geweken, zodat reparaties aan en vervanging van de spanten noodzakelijk waren.
3.3. Prins Dokkum, Stolze en HDI-Gerling voeren, ieder voor zich, gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3.4. Prins Dokkum vordert - zakelijk weergegeven - veroordeling van Stolze tot betaling aan Prins Dokkum van al datgene waartoe zij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld.
3.5. Hiertoe voert Prins Dokkum - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan. Stolze dient Prins Dokkum op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst te vrijwaren voor alle aanspraken tot vergoeding van schade aan derden, door of in verband met de uitvoering van deze overeenkomst ontstaan.
3.6. Stolze voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
Ten aanzien van Prins Dokkum
4.1. Op zichzelf is het mogelijk dat in kort geding een voorschot op schadevergoeding wordt toegewezen, maar de kortgedingrechter dient daarbij wel terughoudend te zijn. Onder meer moet de vordering voldoende aannemelijk zijn en moet er een duidelijk spoedeisend belang zijn.
4.2. Partijen zijn het er op zichzelf over eens dat de lassen te licht zijn uitgevoerd voor de gegeven belasting (trekkracht). Prins Dokkum heeft zich tegenover de verwijten van Verbakel/Bomkas echter op het standpunt gesteld dat Verbakel/Bomkas de bewuste nadere berekening al had gemaakt, althans dat zij dit heeft mogen aannemen.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel Prins Dokkum niet beschikte over een expliciet voorschrift met betrekking tot de lasdikte, niet in de in kort geding vereiste mate aannemelijk is geworden (1) dat Prins Dokkum nog een nadere berekening had moeten maken, (2) dat Prins Dokkum er niet vanuit had mogen gaan dat Verbakel/Bomkas deze berekening al had gemaakt en (3) dat het Prins Dokkum - aldus - kan worden verweten dat de lassen te licht zijn uitgevoerd.
4.4. Voor dit oordeel is in de eerste plaats van belang dat Verbakel/Bomkas aan Prins Dokkum geen expliciete opdracht heeft verstrekt om de nadere berekening uit te voeren, terwijl Prins Dokkum - onbetwist - heeft aangevoerd dat het maken van een zodanige berekening haar in andere gevallen, waarin zij wel een berekening heeft gemaakt, uitdrukkelijk was opgedragen, terwijl zij daarvoor in die gevallen ook kosten in rekening heeft gebracht. Daarnaast is van belang dat Prins Dokkum heeft aangevoerd dat zij vooraf niet de volledige CASTA-berekening van Verbakel/Bomkas heeft ontvangen. Volgens Prins Dokkum was deze berekening wel nodig voor het berekenen van de lasverbinding; een 'screen print' voldeed hiervoor niet (zie ook de onder 2.12 weergegeven brief). Ook dit is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist door Verbakel/Bomkas.
4.5. Voorts acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat Prins Dokkum niet had mogen aannemen dat Verbakel/Bomkas de laslengte en -dikte had bepaald. Dat geldt in de eerste plaats voor de door Prins Dokkum toegepaste laslengte van 15 mm. Verbakel/Bomkas had de omzetting van de diagonaal bepaald op deze lengte (zie 2.4). Met de bepaling van deze omzetting had Verbakel/Bomkas direct ook de maximale laslengte bepaald. Meer ruimte om te lassen is er immers niet. Het ligt voor de hand dat Verbakel/Bomkas zich dit bij het bepalen van de omzetting heeft gerealiseerd. Zij heeft zich aldus feitelijk ook met de laslengte beziggehouden. Dat Prins Dokkum de voorgeschreven omzetting, ofwel de maximale laslengte, niet had mogen opvatten als een voorschrift met betrekking tot de laslengte is onvoldoende aannemelijk, nu ook verschillende deskundigen op basis van de tekeningen en/of mededelingen van Verbakel/Bomkas zijn uitgegaan van een laslengte van 15 mm (zie onder 2.10 en 2.11).
4.6. Mede in het licht van het voorgaande is evenmin voldoende aannemelijk dat Prins Dokkum niet heeft mogen aannemen dat Verbakel/Bomkas de lasdikte had bepaald, in die zin dat Prins Dokkum ervan uit kon gaan dat zij de gebruikelijke lasdikte kon toepassen. Immers, nu Verbakel/Bomkas had bepaald (1) dat eenzijdig moest worden gelast en (2) dat de las 15 mm lang diende te zijn, ligt het niet voor de hand dat zij alleen de bepaling van de lasdikte aan Prins Dokkum heeft willen overlaten. Deze parameters tezamen bepalen immers de zogeheten lasverbinding. Verbakel/Bomkas heeft het betoog van Prins Dokkum, dat de toegepaste lasdikte van 3 mm gebruikelijk is, niet (gemotiveerd) betwist. Evenmin heeft Verbakel/Bomkas (gemotiveerd) betwist dat de volgens Verbakel/Bomkas vereiste lasdikte van 7 mm slechts mogelijk is met een afwijkende, arbeidsintensievere en dus duurdere lastechniek. Voorts heeft Verbakel/Bomkas niet (gemotiveerd) betwist dat in het kader van het herstel van de kas geen andere lasdikte, maar een andere laslengte is toegepast en dat daarnaast twee- in plaats van eenzijdig is gelast. Dit indiceert niet dat Prins Dokkum een fout heeft gemaakt, maar eerder dat Verbakel/Bomkas ten onrechte eenzijdig lassen heeft voorgeschreven en/of ten onrechte de omzetting van de diagonalen (ofwel de maximale laslengte) heeft bepaald op 15 mm. Tot slot is in dit kader van belang dat Prins Dokkum, bij gebreke van de volledige CASTA-berekening, niet kon weten wat de vereiste trekkracht was en dus ook niet dat een lasdikte van 3 mm onvoldoende was voor deze trekkracht (zie onder 4.4).
4.7. Opgemerkt wordt nog dat uit de door Verbakel/Bomkas overgelegde deskundigenrapporten weliswaar volgt dat de las te licht is uitgevoerd, maar niet - zoals Verbakel/Bomkas ter zitting heeft erkend - dat de bewuste berekening had moeten worden uitgevoerd door Prins Dokkum. Verder wordt nog opgemerkt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat Verbakel/Bomkas, als professioneel kassenbouwer, niet in staat zou zijn om de juiste lasverbinding te berekenen.
4.8. Uit het voorgaande volgt verder dat niet aannemelijk is dat Prins Dokkum Verbakel/Bomkas had moeten waarschuwen voor de onjuiste lasspecificaties. Dit een en ander zou anders kunnen zijn indien Prins Dokkum eventuele onjuistheden in de opdracht kende of redelijkerwijs behoorde te kennen (vgl. artikel 7:754 Burgerlijk Wetboek). Dat hiervan sprake was kan echter naar voorlopig oordeel niet worden aangenomen nu daaromtrent onvoldoende concrete feiten zijn gesteld. Hierbij is mede van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, Prins Dokkum niet beschikte over de volledige CASTA-berekening.
4.9. De overige door Verbakel/Bomkas gemaakte verwijten, namelijk dat de lassen om de onder 3.2 vermelde redenen gebrekkig zouden zijn uitgevoerd, kunnen haar niet baten. Nu vaststaat dat de toegepaste lasverbinding onjuist was is ten aanzien van de vermeende andere gebreken onvoldoende aannemelijk dat deze in causaal verband staan met de schade.
4.10. Reeds op grond van het voorgaande komt de vordering jegens Prins Dokkum niet voor toewijzing in aanmerking. De overige stellingen en weren van partijen behoeven daarom geen bespreking meer.
4.11. Verbakel/Bomkas zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding tussen haar en Prins Dokkum. De door Prins Dokkum opgevoerde nakosten zijn niet toewijsbaar, nu deze kosten zonodig kunnen worden begroot in de procedure die is bedoeld in artikel 237 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.12. Nu op zichzelf aannemelijk is dat Prins Dokkum voldoende belang had bij het instellen van de vordering in vrijwaring en de hiermee gemaakte kosten geacht moeten worden te zijn veroorzaakt door het instellen van de vordering in de hoofdzaak, zal Verbakel/Bomkas tevens worden veroordeeld in door Prins Dokkum gemaakte en te maken kosten in de vrijwaringsprocedure, waaronder begrepen de kosten van Stolze waarin Prins Dokkum zal worden veroordeeld (zie onder 4.21). Deze kosten worden, naast de proceskosten van Stolze (€ 816,--), begroot op € 816,-- aan salaris procureur en € 71,80 aan dagvaardingskosten, derhalve in totaal € 1.703,80.
4.13. De kosten van het incident tot vrijwaring zullen tussen Verbakel/Bomkas en Prins Dokkum worden gecompenseerd in deze zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.14. Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Prins Dokkum wanprestatie heeft gepleegd jegens Verbakel/Bomkas. Daarmee is tevens onvoldoende aannemelijk dat Stolze wanprestatie heeft gepleegd jegens Prins Dokkum en dat Stolze onrechtmatig heeft gehandeld jegens Verbakel/Bomkas. De vordering jegens Stolze zal dan ook worden afgewezen.
4.15. Verbakel/Bomkas zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding tussen haar en Stolze.
Ten aanzien van HDI-Gerling
4.16. HDI-Gerling heeft onder meer als verweer gevoerd dat thans niet kan worden vastgesteld of onder de bij haar gesloten verzekering wel dekking bestaat. Dat is immers slechts het geval - kort gezegd - voor zover de schade niet onder een andere verzekering is gedekt (zie de onder 2.16 en 2.17 weergegeven 'na-u-clausules').
4.17. Verbakel/Bomkas heeft ter zitting gesteld dat er geen andere verzekering is die dekking biedt. De looptijd van de door Backyard Farms afgesloten CAR-verzekering bood slechts dekking tot aan de ingebruikname van de kas, aldus Verbakel/Bomkas.
4.18. Verbakel/Bomkas heeft de CAR-polis ter zitting getoond, maar deze niet overgelegd. De voorzieningenrechter acht het, gelet op bovengenoemd verweer van HDI-Gerling, wenselijk dat de polis alsnog in het geding wordt gebracht. Het is immers niet uitgesloten dat de CAR-verzekering toch dekking biedt en dat HDI Gerling niet tot uitkering gehouden is. Van HDI-Gerling kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij Verbakel/Bomkas op haar woorden gelooft.
4.19. Verbakel/Bomkas zal dus in de gelegenheid worden gesteld de CAR-polis alsnog in het geding te brengen. De voorzieningenrechter verzoekt Verbakel/Bomkas daarnaast de onder 5 genoemde vragen met betrekking tot eventuele dekking onder de CAR-verzekering te beantwoorden. HDI-Gerling krijgt vervolgens de gelegenheid om hierop te reageren. Hierna zal in beginsel zonder nadere zitting, op een nader te bepalen datum, vonnis worden gewezen. In dat vonnis zullen, zo nodig, ook de andere onderdelen van het debat tussen partijen aan de orde komen.
4.20. Nu in de hoofdzaak de vordering jegens Prins Dokkum wordt afgewezen, is er geen grond voor de vordering in de vrijwaringszaak. Deze vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.21. Prins Dokkum zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de vrijwaringszaak. Deze kosten zullen tot dusverre aan de zijde van Stolze worden begroot op begroot op € 816,-- aan salaris procureur.
Ten aanzien van Prins Dokkum
veroordeelt Verbakel/Bomkas in de kosten van het geding tussen haar en Prins Dokkum, tot dusverre aan de zijde van Prins Dokkum begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 254,-- aan griffierecht;
veroordeelt Verbakel/Bomkas om ter zake de kosten van de vrijwaringszaak aan Prins Dokkum te betalen een bedrag van € 1.703,80;
verklaart bovenstaande proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ten aanzien van het incident tot vrijwaring iedere partij de eigen proceskosten draagt;
veroordeelt Verbakel/Bomkas in de kosten van het geding tussen haar en Stolze, tot dusverre aan de zijde van Stolze begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 254,-- aan griffierecht;
verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Ten aanzien van HDI-Gerling
stelt Verbakel/Bomkas in de gelegenheid om de in dit vonnis bedoelde CAR-polis uiterlijk 29 april 2008 aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van HDI-Gerling ter beschikking te stellen;
verzoekt Verbakel/Bomkas te antwoorden op de volgende vragen:
(1) bevat de CAR-polis een 'na-u-clausule'?
(2) biedt de CAR-verzekering, ook gelet op een eventuele 'na-u-clausule', dekking voor door Verbakel/Bomkas gemaakte bereddingskosten?
bepaalt dat Verbakel/Bomkas het antwoord op bovenstaande vragen, samen met de CAR-polis, uiterlijk 29 april 2008 aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van HDI-Gerling ter beschikking dient te stellen;
stelt HDI-Gerling in de gelegenheid om uiterlijk 6 mei 2008 op de door Verbakel/Bomkas in het geding te brengen stukken en de beantwoording van de vragen te reageren;
houdt verder iedere beslissing ten aanzien van het geding tussen Verbakel/Bomkas en HDI-Gerling aan;
veroordeelt Prins Dokkum in de kosten van het geding, tot dusverre aan de zijde van Stolze begroot € 816,-- aan salaris procureur;
verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.