ECLI:NL:RBSGR:2008:BD3821
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting door echtpaar X en Y
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 mei 2008, gaat het om een beroep van X en Y tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001. X en Y, die een lunchroom/petit restaurant drijven, hadden op 19 april 2001 een overeenkomst gesloten met Z voor de verkoop van hun onderneming, met een leveringsdatum van 31 juli 2001. Deze overeenkomst bevatte een ontbindende voorwaarde met betrekking tot de huur van het pand door Z. Aangezien Z geen overeenstemming kon bereiken met de verhuurder, werd de leveringsdatum op 18 juli 2001 verlengd naar 30 september 2001. Op 13 september 2001 richtten X en Y houdstermaatschappij A BV en werkmaatschappij B BV op, waarbij zij de onderneming in A BV inbrachten en een lijfrente bedongen.
De rechtbank oordeelde dat X en Y geen recht hadden op de lijfrente bij A BV, omdat de overdracht van de onderneming niet als een daadwerkelijke overdracht kon worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de verkoop op 19 april 2001 had plaatsgevonden, ondanks dat aan de ontbindende voorwaarde nog niet was voldaan. De rechtbank vond de stelling van X en Y dat zij rekening hielden met de mogelijkheid om de onderneming zelf voort te zetten geloofwaardig, maar dit weerhield hen er niet van om de overeenkomst na te streven. Het beroep van X en Y werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benadrukte dat bij het instellen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen, zoals de naam en het adres van de indiener, een dagtekening, een omschrijving van de uitspraak en de gronden van het hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechters P.M.F. van Loon, G.J. van Leijenhorst en P.F. Goes, met M.J. van Asperen als griffier.