ECLI:NL:RBSGR:2008:BD3051

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/13868
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en medewerking bij documentverwerving

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 mei 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Chinese vreemdeling, die in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft. Eiseres, geboren in 1958, verblijft in Detentiecentrum Zeist en heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van haar bewaring, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 30 november 2007 in bewaring is gesteld en dat eerder beroep tegen de bewaring ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in mei 2008, waarbij eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door haar raadsman, mr. I. Petkovski, en verweerder door mr. R.A. Visser van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

De rechtbank overweegt dat op een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf de verplichting rust om Nederland te verlaten en dat deze vreemdeling actieve medewerking moet verlenen aan het verkrijgen van de noodzakelijke documenten voor uitzetting. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij voldoende pogingen heeft ondernomen om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat de enkele poging om de Chinese ambassade te bellen in februari 2008 onvoldoende is. De rechtbank concludeert dat eiseres niet de vereiste medewerking verleent en dat er zicht op uitzetting is, ondanks de bewering van eiseres dat de Chinese autoriteiten in 2007 geen laissez-passers hebben afgegeven aan ongedocumenteerde vreemdelingen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak heeft beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/13868
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1958,
van Chinese nationaliteit,
IND dossiernummer 0712.03.0363,
thans verblijvende in Detentiecentrum Zeist,
raadsman mr. I. Petkovski,
eiseres;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft op 18 april 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres en aan de rechtbank gezonden. Eiseres is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 mei 2008. Eiseres is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Visser.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
Op 19 mei 2008 heeft de nadere behandeling van het beroep ter zitting plaatsgevonden. Eiseres is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Visser.
2. Overwegingen
2.1 Op 30 november 2007 is eiseres in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 14 april 2008 heeft de rechtbank een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat ter beoordeling of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is.
2.2 Eiseres betoogt dat verweerder een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over de uitzetting van twee Chinese vreemdelingen in 2007. Zij verwijst in dat verband naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 2 april 2008 (Awb 08/6646; LJN BC8948), waarin is geoordeeld dat aldus sprake is van een dusdanige schending van de beginselen van een goede procesorde dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met gegrondverklaring van het beroep en opheffing van de maatregel. Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en meent dat om die reden ook haar bewaring dient te worden opgeheven.
Verweerder erkent dat bij gelegenheid van een eerdere rechterlijke toetsing van (het voortduren van) de maatregel onjuiste informatie als door eiseres bedoeld aan de rechtbank is gegeven. Verweerder ziet daarin echter geen reden voor opheffing van de maatregel.
Het is alleszins betreurenswaardig dat verweerder informatie heeft verstrekt die, naar achteraf blijkt, onjuist is geweest. Dit klemt temeer omdat de vreemdeling, de rechtshulpverlener én de rechtbank voor de toetsing van de rechtmatigheid van (het voortduren van) de bewaring in hoge mate afhankelijk zijn van door verweerder verstrekte informatie. De rechtbank ziet thans echter geen aanleiding reeds daarom het beroep gegrond te verklaren en de opheffing van de maatregel te gelasten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat van het bewust verstrekken van onjuiste informatie niet is gebleken.
2.3 Eiseres betoogt voorts dat zicht op uitzetting op redelijke termijn ontbreekt, nu vaststaat dat in 2007 door de Chinese ambassade in Nederland geen laissez-passers zijn afgegeven aan ongedocumenteerde vreemdelingen. In dat verband wijst zij er op dat zij naar China wil terugkeren, zodat niet kan worden gezegd dat zij een weigerachtige houding aanneemt. Zij heeft echter zelf geen documenten en kan die ook niet bemachtigen. Eiseres heeft de hulp van derden vergeefs ingeroepen.
Verweerder erkent dat in 2007 door de Chinese ambassade geen laissez-passers zijn afgegeven aan ongedocumenteerde vreemdelingen. Verweerder stelt echter dat op eiseres de verplichting rust actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de voor haar vertrek noodzakelijke documenten. In dat verband wijst verweerder op de uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Maastricht, van 22 april 2008 (Awb 08/9763; LJN BD0981) en de enkelvoudige kamer van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 11 april 2008 (Awb 98/9400). Verweerder stelt dat eiseres geen enkele poging heeft gedaan om documenten als bedoeld te bemachtigen. Dat zij niet kan lezen en schrijven maakt volgens verweerder niet dat zij niet in staat is om met derden in contact te treden en hen te vragen haar bij het verkrijgen van documenten behulpzaam te zijn.
De rechtbank overweegt als volgt. De enkele omstandigheid dat de Chinese autoriteiten in 2007 slechts in een gering aantal gevallen en alleen aan gedocumenteerde vreemdelingen reisdocumenten hebben verstrekt, betekent niet dat bij voorbaat moet worden aangenomen dat die autoriteiten ook niet bereid zijn een reisdocument te verstrekken indien de desbetreffende vreemdeling volledige en juiste informatie verstrekt en het door hen te verrichten onderzoek niet frustreert. In elk geval blijkt uit die omstandigheid wel dat die autoriteiten kennelijk bereid zijn een reisdocument te verstrekken, indien de vreemdeling zijn identiteit met documenten kan aantonen.
Op een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, rust de rechtsplicht Nederland te verlaten. Die vreemdeling moet actieve en volledige medewerking verlenen aan het verkrijgen van documenten die voor de uitzetting noodzakelijk zijn. Een vreemdeling die stelt niet over dergelijke documenten te beschikken, moet aantonen dat zij of hij voldoende pogingen heeft ondernomen om die documenten te verkrijgen. Zolang dat niet is aangetoond, moet ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling in het bezit kan komen van enig document waarmee de afgifte van een laissez-passer kan worden bewerkstelligd.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voldoende pogingen heeft ondernomen om in het bezit te komen van dergelijke documenten. De enkele poging in februari 2008 om de Chinese ambassade te bellen, is daartoe onvoldoende.
Verweerder heeft daarom kunnen stellen dat eiseres niet de vereiste medewerking verleent. Daaruit volgt dat niet aannemelijk is dat eiseres niet kan beschikken over documenten die haar uitzetting mogelijk maken. Daarom kan niet worden gesteld dat zicht op uitzetting ontbreekt.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. van der Maden, voorzitter, en mr. J.F.M.J. Bouwman en mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Blekkenhorst als griffier op 26 mei 2008.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.