ECLI:NL:RBSGR:2008:BD2271

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/4593 VORHEF
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag in de verontreinigingsheffing en het gebruik van de woonruimte door de echtgenoot van eiseres

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een aanslag in de verontreinigingsheffing die aan eiseres is opgelegd voor het jaar 2006. Eiseres, die gebruikster is van een woonruimte te [Z.], heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag die haar is opgelegd, nadat haar echtgenoot van 4 april tot 15 oktober 2006 uithuizig was geweest in verband met een detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoot gedurende deze periode niet als niet-gebruiker van de woning kan worden beschouwd, omdat hij tijdelijk afwezig was door detentie. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet gerechtigd was om een aanslag aan eiseres op te leggen, nadat hij eerder een aanslag aan de echtgenoot had opgelegd voor hetzelfde belastbare feit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, herroept de aanslag en bepaalt dat het Hoogheemraadschap van [locatie] het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 aan haar vergoedt. De uitspraak is gedaan op 20 maart 2008 en is openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/4593 VORHEF
Uitspraakdatum: 20 maart 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X.], wonende te [Z.], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van het waterschap Hoogheemraadschap van [locatie], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 31 mei 2007 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2006 .
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2008.
Namens verweerder is verschenen [...]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 januari 2008 aan haar op het [adres] te [Z.], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 7 februari 2008 aan eiseres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de aanslag;
- bepaalt dat haar uitspraak in de plaats van de vernietigde uitspraak op bezwaar treedt;
- gelast dat het Hoogheemraadschap van [locatie] het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 aan haar vergoedt.
2. Gronden
2.1. Eiseres is gebruikster van de [woonruimte] te [Z.] (hierna: de woonruimte). Aan eiseres is met dagtekening 31 maart 2007 een aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2006 opgelegd ten bedrage van € 145,54, berekend naar tijdsgelang over de periode 4 april 2006 tot en met 31 december 2006 en naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden.
2.2. Op 1 januari 2006 woonde de echtgenoot van eiseres eveneens op het [adres]. Volgens de informatie uit de Gemeentelijke basis administratie (hierna: GBA) is hij per 4 april 2006 vertrokken. Als toelichting bij dit vertrek is vermeld “geëmigreerd”.
2.3. Verweerder heeft het gebruik van de woonruimte door anderen dan de echtgenoot van eiseres op de voet van artikel 3, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening op de verontreinigingsheffing [locatie] 2006 (hierna: de Verordening) aan de echtgenoot van eiseres toegerekend en aan de echtgenoot van eiseres met dagtekening 28 februari 2006 een aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2006 opgelegd ten bedrage van € 195,30, berekend naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden. Uit de onder 2.2. genoemde informatie uit het GBA heeft verweerder afgeleid dat de echtgenoot van eiseres vanaf 4 april 2006 niet meer gebruik maakte van de woonruimte. Vervolgens heeft verweerder uit eigen beweging, zonder eiseres of haar echtgenoot daarin te kennen, de aan de echtgenoot van eiseres opgelegde aanslag tijdsevenredig verminderd tot het bedrag dat past bij een gebruiksperiode van 1 januari 2006 tot 4 april 2006 en de in geschil zijnde aanslag aan eiseres opgelegd.
2.4. Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar is de aan haar opgelegde aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd, van welke uitspraak eiseres in beroep is gekomen bij de rechtbank.
2.5. In geschil is of verweerder, na aan de echtgenoot van eiseres een aanslag voor 2006 te hebben opgelegd, bevoegd was om aan eiseres voor hetzelfde jaar een aanslag op te leggen.
2.6. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe aan dat haar echtgenoot niet is geëmigreerd, doch vanaf 4 april enige tijd in detentie heeft gezeten.
2.7. Verweerder beantwoordt de vraag onder 2.5 bevestigend. Hij neemt het standpunt in dat hij de in geschil zijnde aanslag terecht aan eiseres heeft opgelegd.
2.8. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat volgens nadere informatie uit het GBA de echtgenoot met ingang van 15 oktober 2006 opnieuw op het [adres] staat ingeschreven.
2.9. Ingevolge artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Verordening wordt ter zake van het afvoeren van stoffen vanuit een bedrijfsruimte of een woonruimte aan de heffing onderworpen degene die gebruik heeft van die ruimte.
2.10. De rechtbank stelt vast dat de echtgenoot niet, zoals verweerder aanvankelijk heeft aangenomen, op 4 april 2006 is geëmigreerd, doch in werkelijkheid voor een beperkte tijd uithuizig is geweest, omdat hij in detentie zat. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat de echtgenoot gedurende de beperkte tijd waarin hij uithuizig was geen gebruiker van de woonruimte is geweest. Hieruit volgt dat de echtgenoot van eiseres gedurende het gehele jaar 2006 gebruik van de woonruimte heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank stond het verweerder niet vrij om terug te komen op zijn aanvankelijke beslissing het gebruik door anderen dan de echtgenoot van eiseres aan de echtgenoot van eiseres toe te rekenen en, na in overeenstemming met die beslissing aan de echtgenoot een aanslag te hebben opgelegd, nogmaals een aanslag ter zake van hetzelfde belastbare feit aan eiseres op te leggen. Mitsdien heeft verweerder de in geschil zijnde aanslag ten onrechte opgelegd.
2.11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond en dient te worden beslist als hiervoor is vermeld.
2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken van daarvoor in aanmerking komende kosten. Wel dient aan eiseres het griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan op 20 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.