ECLI:NL:RBSGR:2008:BD1608

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1324 WWB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.F. Lemos Benvindo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het College van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Eiser had op 3 oktober 2006 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandartskosten die hij had gemaakt in februari, maart en december 2005. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op de grond dat de kosten meer dan een jaar voor de aanvraag zijn gemaakt. Eiser heeft geen geldige verklaring gegeven voor het late indienen van de nota's, behalve de lange afhandelingstermijn van zijn zorgverzekeraar. De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiser dat anderen wel vergoedingen ontvangen en dat het aanvraagformulier de indruk wekt dat kosten vergoed worden, niet kan worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag om bijzondere bijstand betrekking heeft op kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, en dat het tijdstip van de kosten bepalend is voor de beoordeling, niet het moment waarop de rekening is gepresenteerd.

De rechtbank heeft ook overwogen dat volgens de in het Werkboek WWB neergelegde Werkinstructie bijzondere bijstand voor medische kosten, een vergoeding binnen een jaar na het maken van de kosten moet worden aangevraagd. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij de tandartsrekeningen eerst bij zijn zorgverzekering heeft gedeclareerd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat verweerder op juiste gronden het verzoek tot vergoeding van de tandartskosten ouder dan één jaar heeft afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 07/1324 WWB
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
Het College van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 8 december 2006 heeft verweerder de aanvraag van 3 oktober 2006 voor bijzondere bijstand in de kosten van behandeling door de tandarts afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2007, verzonden op 15 januari 2007, heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond en het door eiser gemaakte bezwaar tegen de weigering tot vergoeding van de kosten van een magnetron niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 februari 2007, ingekomen bij de rechtbank op 19 februari 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 17 januari 2008 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A].
Motivering
Verweerder heeft eisers aanvraag tot vergoeding van de tandartskosten afgewezen op de grond dat deze kosten zijn gemaakt meer dan een jaar voorafgaand aan de aanvraag. Het besluit met betrekking tot de vergoeding van de kosten van de magnetron berust op het standpunt dat eiser daartoe nimmer een aanvraag heeft ingediend.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij de tandartsrekeningen eerst bij zijn zorgverzekering heeft gedeclareerd en dat de afhandeling hiervan lang heeft geduurd. Voorts wordt op het aanvraagformulier voor bijzondere bijstand het vertrouwen gewekt dat gevraagde kosten worden vergoed, mits deze noodzakelijk zijn, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft de alleenstaande of het gezin, onverminderd paragraaf 2.2, recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm.
Op 3 oktober 2006 heeft eiser een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de vergoeding van tandartskosten (€ 258,25) ingediend, omdat deze kosten niet door zijn verzekering worden vergoed. Bij besluit van 7 december 2006 is aan eiser € 70,50 vergoed voor de tandartsbehandeling van 16 december 2005. De overige kosten zijn niet vergoed omdat deze meer dan een jaar vóór de aanvraag van bijzondere bijstand zijn gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag om bijzondere bijstand betrekking heeft op kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend. Bepalend is dan ook het tijdstip waarop de kosten zijn opgekomen en niet het tijdstip waarop de rekening van deze kosten door eiser is gepresenteerd.
Volgens de in het Werkboek WWB neergelegde Werkinstructie bijzondere bijstand voor medische kosten moet een vergoeding van medische kosten worden aangevraagd binnen één jaar nadat de kosten zijn gemaakt.
Eiser heeft op 3 oktober 2006 bijzondere bijstand aangevraagd voor de in februari, maart en december 2005 ondergane behandelingen.
Eiser heeft geen verklaring gegeven voor het late indienen van de nota's anders dan de lange afhandelingstermijn van zijn zorgverzekeraar.
De stelling van eiser dat anderen alles vergoed krijgen en dat het aanvraagformulier de indruk wekt dat de kosten ook vergoed worden volgt de rechtbank niet. Het gegeven dat eiser een aanvraag voor vergoeding van medische kosten heeft ingediend, brengt niet mee dat verweerder rechtens gehouden is tot vergoeding over te gaan. Voorts staat op het aanvraagformulier duidelijk vermeld dat de vergoeding binnen een jaar nadat de kosten zijn gemaakt, aangevraagd moet worden.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op juiste gronden het verzoek tot vergoeding van de door eiser gemaakte tandartskosten ouder dan één jaar, heeft afgewezen.
Voor zover het beroep zich richt tegen het niet vergoeden van de in 2004 door eiser aangeschafte magnetron overweegt de rechtbank dat eiser hiertoe bij verweerder geen aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft op juiste gronden het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.F. Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier S.V. de Bart-van der Vegte.