ECLI:NL:RBSGR:2008:BD1605

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/10200 ZW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van ten onrechte uitbetaalde ZW-uitkering

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank 's-Gravenhage of de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen terecht een terugvordering heeft ingesteld van een te veel uitbetaalde ZW-uitkering aan eiseres. Eiseres had zich ziek gemeld terwijl zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving. Bij besluit van 30 maart 2006 ontving zij ten onrechte een identieke ZW-uitkering, wat leidde tot een situatie waarin zij in totaal drie ZW-uitkeringen ontving voor dezelfde periode. De rechtbank concludeert dat de terugvordering terecht is, omdat de betalingen op basis van het besluit van 30 maart 2006 bij vergissing zijn gedaan. Eiseres had redelijkerwijs moeten begrijpen dat zij te veel uitkering ontving, aangezien haar maandelijkse ZW-uitkering hoger was dan haar gebruikelijke loon. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2008.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/10200 ZW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonend te [plaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 14 augustus 2006 is het toekenningsbesluit ingevolge de Ziektewet (hierna: ZW) van 30 maart 2006 ingetrokken en bij besluit van 21 augustus 2006 is van eiseres een bedrag van € 1.503,80 teruggevorderd.
Het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 november 2006 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 december 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de gedingstukken ingezonden.
Het beroep is op 21 november 2007 ter zitting behandeld. Eiseres noch haar gemachtigde mr. [A], medewerker van ARAG Rechtsbijstand is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B].
De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verweerschrift van 23 oktober 2007 te reageren. Eiseres heeft dat bij brief van 3 december 2007 gedaan. Verweerder heeft daarop desgevraagd bij brief van 17 december 2007 gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Motivering
Beoordeeld dient te worden of verweerder de besluiten van 14 augustus 2006 en van 21 augustus 2006 waarbij respectievelijk het toekenningsbesluit van 30 maart 2006 is ingetrokken en van eiseres (na verrekening van een bedrag van € 1.161,85) een bedrag van € 1.503,80 aan te veel of ten onrechte uitbetaalde uitkering ingevolge de ZW is teruggevorderd, terecht heeft gehandhaafd.
Uit de stukken blijkt dat eiseres in 2005 werkzaam is geweest op basis van twee dienstverbanden. Tot 25 juli 2005 werkte eiseres bij [C callcenter ] voor 32,13 uur per week. Daarnaast is sprake van een arbeidsovereenkomst met [D ] BV te [plaats ], welk contract op 31 december 2005 van rechtswege eindigde.
Blijkens het dossier ontving eiseres met ingang van 25 juli 2005 in verband met haar voormalige werkzaamheden bij [C callcenter] een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: WW). Op 15 augustus 2005 heeft eiseres zich ziek gemeld. Vanuit haar WW-situatie had zij met ingang van die datum recht op een ZW-uitkering gebaseerd op een dagloon van € 58,58. De rechtbank gaat ervan uit dat het besluit van 27 januari 2006 de formele toekenning van deze uitkering inhoudt. Bij besluit van 30 maart 2006 is aan eiseres vanuit dezelfde WW-situatie met ingang van 2 januari 2006 nogmaals een identieke ZW-uitkering toegekend. Daarnaast ontving zij op basis van het besluit van 7 april 2006 met ingang van 2 januari 2006 een ZW-uitkering gebaseerd op een dagloon van € 19,50. Eiseres zou normaal gesproken vanaf die datum recht hebben gehad op een WW-uitkering, omdat haar arbeidsovereenkomst met [D] BV te [plaats ] van rechtswege op 31 december 2005 was geëindigd. Op die datum was zij echter ziek.
Uit het voorgaande komt naar voren dat eiseres in de periode van 2 januari 2006 tot en met 2 april 2006 blijkbaar drie ZW-uitkeringen heeft ontvangen. Twee uitkeringen op basis van een dagloon van € 58,58 (besluiten van 27 januari 2006 en van 30 maart 2006) en één uitkering gebaseerd op een dagloon van € 19,50 (besluit van 7 april 2006). De betalingen op basis van het besluit van 30 maart 2006 zijn ten onrechte gedaan. Dat besluit is, naar verweerder heeft verklaard, bij vergissing genomen. De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van verweerders verklaring.
Omdat verweerder aan eiseres vanuit de WW-situatie per abuis twee maal een zelfde ZW-uitkering heeft toegekend, was verweerder ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de ZW gehouden de toekenningsbeschikking van 30 maart 2006 in te trekken. Van dringende redenen op grond waarvan verweerder daarvan had moeten afzien is de rechtbank niet gebleken.
Daarmee is gegeven dat verweerder ingevolge artikel 33, eerste lid, van de ZW gehouden was de in de periode van 2 januari 2006 tot en met 2 april 2006 te veel betaalde ZW-uitkering van eiseres terug te vorderen.
Van dringende redenen op grond waarvan verweerder van terugvordering had moeten afzien. Evenmin is gebleken dat verweerder het terugvorderingsbedrag onjuist zou hebben berekend. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift een berekeningsoverzicht gevoegd waaruit duidelijk blijkt hoe het teruggevorderde bedrag is samengesteld. Hetgeen eiseres in dit verband heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar is het juist dat eiseres over de periode in geding twee ZW-uitkeringen naast elkaar ontving - eiseres was immers verzekerd op basis van twee afzonderlijke dienstverbanden - doch eiseres verliest uit het oog dat één van de ZW-uitkeringen ten onrechte dubbel is toegekend en uitbetaald.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat eiseres redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat zij in de genoemde periode te veel ziekengeld heeft ontvangen. Vast staat immers dat eiseres in die periode maandelijks meer ZW-uitkering heeft ontvangen dan zij normaal gesproken aan loon zou hebben verdiend. Het kan niet anders zijn dan dat haar dit moet zijn opgevallen.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.