ECLI:NL:RBSGR:2008:BD1236

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
309425 / HA RK 08-421 Wrakingsnummer 2008/10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 mei 2008 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van mr. [X], vice-president van de rechtbank. Het verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was, had zijn twijfels geuit over de onpartijdigheid van mr. [X] in verband met eerdere uitspraken die deze rechter had gedaan. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WAO-uitkering per 1 januari 2008 had beëindigd. Na een eerdere uitspraak van mr. [X] waarin het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard, diende verzoeker een wrakingsverzoek in, omdat hij vreesde dat de rechter niet onpartijdig zou zijn in de nieuwe procedures die hij had aangespannen.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker ter zitting uitdrukkelijk had aangegeven geen twijfels te hebben aan de onpartijdigheid van mr. [X]. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoeker geen dergelijke omstandigheden had aangetoond, werd het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2008/10
zaaknummer: 309425
rolnummer: HA RK 08-421
datum beschikking: 6 mei 2008
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker;
tegen
mr. [X],
vice-president in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Bij besluit van 10 januari 2008 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) de WAO-uitkering van verzoeker per 1 januari 2008 beëindigd. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 15 januari 2008 bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker bij brief van 23 januari 2008 aan de voorzieningenrechter gevraagd om tegen dit besluit een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 28 januari 2008 het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 10 januari 2008 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
1.2 Mr. [X] heeft als voorzieningenrechter (op de voet van artikel 8:86 van de Awb) in deze zaak onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak en bij uitspraak van 22 februari 2008 het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
1.3 Op 2 april 2008 heeft verzoeker tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
1.4 Op 18 april 2008 is verzoeker telefonisch medegedeeld dat twee nieuwe verzoeken (een herzieningsverzoek en een verzoek om voorlopige voorziening) wederom door mr. [X] behandeld zouden worden.
1.5 Bij faxbericht van 18 april 2008 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend.
1.6 Mr. [X] heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is op 23 april 2008 door de griffie van de wrakingskamer ontvangen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
2.1 Op 28 april 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht.
3. Het standpunt van verzoeker
3.1 Verzoeker voert aan dat mr. [X] in zijn uitspraak van 22 februari 2008 de door verzoeker bestreden rapportage van de verzekeringsarts [Y] van 15 maart 2005 heeft betrokken en op basis van deze rapportage aan verzoeker duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft toebedacht. Nu de twee nieuwe procedures wederom zijn gericht tegen de rapportage van de verzekeringsarts [Y], zou naar het oordeel van verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade kunnen lijden indien mr. [X] in de twee nieuwe procedures opnieuw uitspraak doet over deze rapportage. Overigens heeft verzoeker ter zitting aangegeven dat hij bezwaar heeft tegen de wijze waarop het Uwv zijn zaken behandelt, maar dat hij niet twijfelt aan de onpartijdigheid van mr. [X].
4. Het standpunt van de mr. [X]
4.1 Mr. [X] heeft de wrakingskamer medegedeeld dat nu verzoeker het wrakingsverzoek niet heeft gedaan tijdens de behandeling ter zitting van 20 februari 2008 en (voor zover blijkt uit het verzoekschrift) evenmin is gebaseerd op de gang van zaken op die zitting, maar geheel voortvloeit uit een of meer overwegingen uit de uitspraak van 22 februari 2008, een toelichting van zijn zijde verder geen toegevoegde waarde heeft. Mr. [X] heeft om die reden volstaan met een verwijzing naar de betreffende uitspraak en naar het proces-verbaal van de zitting in dezelfde zaak.
5. Beoordeling
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3 Verzoeker heeft ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij niet twijfelt aan de onpartijdigheid van mr. [X]. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die grond geven te vrezen dat diens rechterlijke onpartijdigheid thans in het geding is. Het verzoek tot wraking dient derhalve te worden afgewezen.
6. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Awb wordt toegezonden aan:
- de verzoeker;
- mr. [X];
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2008 door mr. D. Aarts, voorzitter en mrs C.J. Waterbolk en E. Rabbie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. van den Heuvel als griffier.