Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/34085
V-nr: 070.206.7225
inzake:
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1966, van Ethiopische nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. van Keeken, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Bij besluit van 25 april 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 16 januari 2005 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking “conform beschikking Staatssecretaris” buiten behandeling gesteld. Het daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 7 augustus 2007 ongegrond verklaard. Op 31 augustus 2007 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
2. Bij brief van 7 maart 2008 heeft verweerder bericht dat de besluiten van 25 april 2007 en 7 augustus 2007 zijn ingetrokken en dat opnieuw zal worden beslist. Bij brief van 21 maart 2008 heeft eiseres bericht dat haar beroepschrift thans is gericht tegen het intrekkingsbesluit van 7 maart 2008.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2008. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van afwezigheid niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2. Ingevolge artikel 6:2 van de Awb wordt, voor zover hier van belang, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Awb staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het intrekkingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet is aangegeven op welke termijn verweerder een inhoudelijk oordeel zal vellen omtrent het recht van eiseres om in Nederland te blijven. Zij heeft de rechtbank verzocht het besluit om die reden te vernietigen en verweerder een redelijke termijn te stellen voor een nieuw te nemen besluit.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft bevestigd bevat de brief van 7 maart 2008 twee besluiten tot intrekking, zowel van het besluit in primo als van het besluit op bezwaar. De rechtbank zal het beroep van eiseres dan ook opvatten als zijnde gericht tegen zowel het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift als tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op de aanvraag. De rechtbank legt dit laatste zo uit dat eiseres recht en belang heeft dat haar bezwaar, dat door de intrekking van het besluit op bezwaar is opengevallen, thans gericht is tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op aanvraag, en dat zij een beslissing op dat bezwaar wenst.
6. Vast staat dat verweerder niet langer tijdig heeft beslist op bezwaar en ook niet meer op de aanvraag. De gemachtigde van eiseres heeft gesteld belang te hebben bij vernietiging van de besluiten, omdat haar herhaalde asielaanvraag zal worden afgewezen en eiseres geen recht heeft op opvang indien niet spoedig (wederom) op haar aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zal worden beslist. Zij verlangt daarom een spoedige beslissing van verweerder.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar voor vernietiging in aanmerking komt. Tevens ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, omdat op het bezwaarschrift tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag rechtens maar één beslissing mogelijk is, te weten gegrondverklaring van het bezwaar. Voorts zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op de aanvraag van eiseres. De termijn van zes weken is, gelet op het belang van eiseres en de geruime tijd die verweerder al heeft gehad om een inhoudelijke beslissing te nemen, redelijk.
8. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
9. De kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
10. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 en artikel 8:82, vierde lid, van de Awb wijst de recht¬bank, respectievelijk de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift;
- bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- verklaart het bezwaarschrift tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt op de aanvraag van eiseres van 16 januari 2005;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 322,-- (zegge: driehonderd en tweeëntwintig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan eiseres;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad € 143,-- (zegge: honderd en drieënveertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.L.H.W.I. Korte, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Tax, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.
Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.