Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/10833
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1974, naar gesteld van onbekende nationaliteit, verblijvende in het Uitzetcentrum te Schiphol, eiser,
gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Snoeks, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 20 januari 2008 is eiser op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de Verordening (EG), nr. 562/2006 van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (voor onderdanen van derde landen) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser is op 20 januari 2008 in strafrechtelijke detentie geplaatst. Ten aanzien van eiser is op 20 maart 2008 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 27 maart 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 27 maart 2008 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 31 maart 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiser toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 3 april 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.P.J.M. Ficq, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig S.M. Nikolopoulos, tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Eiser is op 20 januari 2008 de toegang tot Nederland geweigerd. Vervolgens is eiser strafrechtelijk gedetineerd. Uit het dossier blijkt niet het tijdstip van de strafrechtelijke heenzending. Eiser kan derhalve niet nagaan of de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 op het juiste moment heeft plaatsgevonden. Eiser is op strafrechtelijke titel van zijn vrijheid ontnomen en het zogenaamde model M19, beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats lid 1 of lid 1 en 2 van de Vw 2000, kan niet als titel dienen.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Eiser is op 20 januari 2008 de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser heeft gereisd met een vals Duits paspoort. Vervolgens heeft eiser van 20 januari 2008 tot 20 maart 2008 in strafrechtelijke detentie verbleven. Op 20 maart 2008 is aan eiser een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 opgelegd. Het strafrechtelijke voortraject speelt geen rol bij de rechtmatigheid van de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
De kennelijke veronderstelling van eiser dat voor de toepasselijkheid van artikel 7 van de Vw 2000 een beschikking op grond van artikel 6 van de Vw 2000 een wettelijk voorschrift is, is onjuist.
Op 20 januari 2008 is eiser de toegang tot Nederland geweigerd, waarna hij tot 20 maart 2008 in strafrechtelijke detentie heeft verbleven. Op grond van artikel 7 van de Vw 2000 blijft de toegangsweigering van kracht, ook als de vreemdeling op grond van het Wetboek van Strafrecht of Strafvordering van zijn vrijheid is ontnomen en in een huis van bewaring is geplaatst. Op grond van deze bepaling is het mogelijk om de vreemdeling na expiratie van detentie uit het huis van bewaring op grond van artikel 6 van de Vw 2000 zijn vrijheid te ontnemen en hem in grensdetentie te plaatsen (zie Memorie van Toelichting TK 26 732, nr. 3, p.19). Blijkens de zich in het dossier bevindende ‘beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6 lid 1 of 2 van de Vreemdelingenwet 2000’ is dit op 20 maart 2008 gebeurd.
Uit het door verweerder ingediende dossierstuk “Overzicht vrije mutaties binnen dossier” blijkt bovendien op welk moment die beschikking is gegeven. In dit stuk is immers vermeld dat eiser op 20 maart 2008 om 10.38 is herbeschikt van artikel 7 van de Vw 2000 naar artikel 6 van de Vw 2000. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser aansluitend aan zijn strafrechtelijke heenzending op grond van artikel 6 van de Vw 2000 de verplichting is opgelegd zich op te houden in het cellencomplex Schiphol Oost.
Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de aanmeldcentrumprocedure is afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat verweerder - na afweging van alle bij de vrijheidsontnemende maatregel betrokken belangen - voornoemd beleid in het geval van eiser in redelijkheid niet heeft kunnen voeren.
De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.G.J. Geerlings, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2008.