ECLI:NL:RBSGR:2008:BD0110

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/9391
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde vreemdelingenbewaring na overlijden eiser met procesbelang voor schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 april 2008, betreft het de vreemdelingenbewaring van een eiser die op 20 maart 2008 is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat met het overlijden van de eiser de vreemdelingenbewaring is geëindigd. De gemachtigde van de overleden eiser heeft aangegeven dat, ondanks dat de eiser in zijn verhoor heeft verklaard geen familie te hebben, dit niet als volledige waarheid kan worden aangenomen. Dit omdat vreemdelingen vaak hun familie willen sparen in dergelijke situaties. De gemachtigde heeft daarom verzocht om het beroep voort te zetten met het oog op schadevergoeding, ondanks het overlijden van de eiser.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de eiser aanvankelijk heeft verklaard geen familie te hebben, er geen feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die deze verklaring tegenspreken. Hierdoor concludeert de rechtbank dat er geen procesbelang meer is voor het voortzetten van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. E.H.M. Druijf, in aanwezigheid van griffier W.G.M. de Boer, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2008.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/9391
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2008
inzake
wijlen [eiser],
geboren op [geboortedatum] 1961,
nationaliteit Israëlische,
eiser,
gemachtigde mr. H. von Hegedus-Faouzi,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. J.C.O. Stiphout.
Procesverloop
Op 20 februari 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van de rechtbank, zittinghoudende te ’s-Hertogenbosch, van 10 maart 2008, is het eerste beroep, strekkende tot opheffing van de vreemdelingenbewaring, ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 14 maart 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder op 19 maart 2008 een voortgangsrapportage ingezonden. De gemachtigde van eiser heeft hierop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, gereageerd bij schrijven van 20 maart 2008.
Eiser is op 20 maart 2008 overleden.
Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank laten weten het beroep te willen voortzetten met het oog op schadevergoeding.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2008, waar wijlen eisers gemachtigde niet is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Met het overlijden van eiser op 20 maart 2008 is de vreemdelingenbewaring geëindigd. Op grond van artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel is geëindigd, aan de vreemdeling schadevergoeding toekennen. De artikelen 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de vreemdeling na het indienen van zijn verzoek is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
2. De gemachtigde van wijlen eiser heeft bij faxbericht van 7 april 2008 onder andere het volgende meegedeeld:
“Eiser is in bewaring overleden. Alleen de vraag of er schadevergoeding zou moeten worden toegekend ligt daardoor nog maar voor. Aangezien het voor ons niet duidelijk is of eiser nabestaanden had en wij een beroepsaansprakelijkheid hebben in deze handhaven we het beroep. Dat eiser in zijn verhoor heeft gezegd dat hij geen familie had kan niet als volledige waarheid klakkeloos worden aangenomen omdat niet in dit soort gehoren altijd daarover de waarheid wordt verteld omdat vreemdelingen vaak hun familie (in Nederland) willen sparen. Ik meen dan ook dat er nog steeds sprake is van procesbelang.”.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Nu wijlen eiser aanvankelijk heeft gezegd dat hij geen familie had en de gemachtigde van wijlen eiser geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou moeten worden geconcludeerd dat dit anders zou zijn, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. E.H.M. Druijf als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2008.