ECLI:NL:RBSGR:2008:BC9900

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/10150
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek in het kader van vrijheidsontnemende maatregelen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van een vrijheidsontnemende maatregel. De vreemdeling, die op dat moment op een detentieboot te Dordrecht verbleef, had beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring eerder was beoordeeld in een uitspraak van 22 februari 2008. De kern van de zaak was of de voortzetting van de maatregel rechtmatig was, gezien de omstandigheden van het geval.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de bevoegdheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek onder de loep genomen. Hierbij werd verwezen naar verschillende mandateringsregelingen die door de Minister van Justitie waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond, ondanks dat eerdere claims tot overname van de vreemdeling door Slowaakse en Oostenrijkse autoriteiten waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Terugkeer en Vertrek, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007, adequaat gemandateerd was om de uitzettingshandelingen te verrichten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de voortzetting van de bewaring in strijd met de Vreemdelingenwet 2000 zouden maken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W.H.B. Sentrop, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
Reg.nr. : AWB 08/10150 VRONTN
Inzake :
[eiser], V-nummer [V-nummer], thans verblijvende op de detentieboot te Dordrecht, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. M. Timmer, advocaat te Den Haag,
tegen :
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde drs. I.C.M. van der Veen, ambtenaar ten departemente.
I. PROCESVERLOOP
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1963 en de Indiase nationaliteit te hebben.
2. Op 20 maart 2008 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Het beroep is gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 3 februari 2008 de vreemdeling heeft opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
3. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 4 april 2008. De vreemdeling heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H. Ensing, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 22 februari 2008.
Derhalve staat thans ter beoordeling of verdere voortzetting van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is.
2. De vreemdeling heeft aangevoerd dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, nu verweerders Dienst Terugkeer en Vertrek niet gemandateerd is om uitzettingshandelingen te verrichten.
3. Verweerder heeft de rechtbank schriftelijk inlichtingen verstrekt inzake zijn handelen strekkend tot uitzetting van de vreemdeling uit Nederland. Verweerder heeft voorts ter zitting betoogd dat er nog steeds voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
4. Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel niet onrechtmatig is.
4.1. Ten aanzien van de bevoegdheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek overweegt de rechtbank als volgt.
Bij Regeling van 12 mei 2005, nr. 5332529/05/DP&O, heeft de Minister van Justitie ingevolge artikel 2 aan de secretaris-generaal mandaat verleend ten aanzien van de tot het ministerie behorende aangelegenheden. Voorts is ingevolge artikel 3, eerste lid, sub a, van die regeling bepaald dat het de secretaris-generaal wordt toegestaan ondermandaat te verlenen aan een directeur-generaal.
Bij Regeling van 14 maart 2008, nr. 553623/DP&O, heeft de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (WIAV) van het Ministerie van Justitie ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, bepaald dat van het ingevolge artikel 1, onderdeel a, van de Mandaatregeling DG’s, NCTb en plv. SG Justitie 2005 aan de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, verleende ondermandaat ten aanzien van de aangelegenheden die hun directie of dienst betreffen wordt ondermandaat verleend aan: de algemeen directeur van de dienst Terugkeer & Vertrek. Verder is bij die regeling in artikel 5, derde lid, bepaald dat artikel 1, onderdeel d, terug werkt tot en met 1 januari 2007.
Bij Regeling van de algemeen directeur Dienst Terugkeer & Vertrek van het Ministerie van Justitie van 20 maart 2008, nr. DT&V/2008/UIT-639, heeft die geregeld de verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging aan de directeuren van onder de Dienst Terugkeer & Vertrek ressorterende directies. In artikel 6 van evengenoemde regeling is bepaald dat de regeling in werking treedt met ingang van de tweede dag na de datum van dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot 1 januari 2007. De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van
27 maart 2008, nr. 60.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank alsnog, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 zijnde de datum van oprichting van de Dienst Terugkeer & Vertrek, een adequate regeling tot stand gebracht met betrekking tot de bevoegdheid van functionarissen van de Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Weliswaar is de door verweerder op 4 februari 2008 via Bureau Dublin gelegde claim ter overname van de vreemdeling bij de Slowaakse autoriteiten door die autoriteiten op 20 maart 2008 afgewezen en is eveneens de door verweerder op 27 maart 2008 via Bureau Dublin gelegde claim ter overname van de vreemdeling bij de Oostenrijkse autoriteiten door die autoriteiten op 2 april 2008 afgewezen. Thans beraadt verweerder zich op het te volgen traject van een hernieuwde claim bij een van beide landen.
Verder heeft verweerder ter verkrijging van een geldig document voor grensoverschrijding het voornemen de vreemdeling te presenteren bij de Indiase autoriteiten. Er is vooralsnog geen grond om aan te nemen dat een dergelijk document niet zal worden verkregen. Verweerder zal in week 15 een aanvraag tot verkrijging van een geldig document voor grensoverschrijding voor de vreemdeling doen.
5. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die meebrengen dat de voortzetting van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
6. Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J.W.H.B. Sentrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: