ECLI:NL:RBSGR:2008:BC9900
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W.H.B. Sentrop
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek in het kader van vrijheidsontnemende maatregelen
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van een vrijheidsontnemende maatregel. De vreemdeling, die op dat moment op een detentieboot te Dordrecht verbleef, had beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring eerder was beoordeeld in een uitspraak van 22 februari 2008. De kern van de zaak was of de voortzetting van de maatregel rechtmatig was, gezien de omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de bevoegdheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek onder de loep genomen. Hierbij werd verwezen naar verschillende mandateringsregelingen die door de Minister van Justitie waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond, ondanks dat eerdere claims tot overname van de vreemdeling door Slowaakse en Oostenrijkse autoriteiten waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Terugkeer en Vertrek, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007, adequaat gemandateerd was om de uitzettingshandelingen te verrichten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de voortzetting van de bewaring in strijd met de Vreemdelingenwet 2000 zouden maken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W.H.B. Sentrop, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.