ECLI:NL:RBSGR:2008:BC9454
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Irak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van een Irakese vreemdeling. De Staatssecretaris van Justitie had op 24 januari 2008 de maatregel van bewaring opgelegd, die tot op heden voortduurt. Eiser heeft op 18 maart 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Tijdens de zitting op 31 maart 2008 heeft eiser, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.M.J. Lubbers, zijn bezwaren tegen de maatregel toegelicht. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman, heeft gesteld dat er zicht op uitzetting bestaat, verwijzend naar recente uitzettingen naar Irak op 10 en 17 maart 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat uitzettingen naar Irak kennelijk zijn hervat en dat er geen grond is om aan te nemen dat de uitzetting van eiser met een EU-document niet mogelijk is. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat er geen zicht op uitzetting is, verworpen, ondanks het feit dat er gedurende een lange periode geen uitzettingen naar Noord-Irak hebben plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel, ondanks de onduidelijkheid over de medewerking van de vreemdeling aan de uitzetting.