RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, meervoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr: AWB 08/4863
V-nummer: [v-nummer]
Inzake: [eiser] , eiser,
gemachtigde mr. F. el Makhtari, advocaat te Capelle aan den IJssel,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde drs. I.C.M. van der Veen.
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1972 en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Op 20 december 2007 heeft verweerder eiser in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 9 januari 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep inzake de opheffing van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Bij uitspraak van 20 februari 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep, ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, ongegrond verklaard.
4 Op 7 maart 2008 heeft eiser wederom beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
5 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008. Eiser is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2 Verweerder heeft de rechtbank op 11 maart 2008 schriftelijke inlichtingen verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiser. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat voldoende voortvarend is gehandeld. Eiser is op 1 februari 2008 in persoon gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten, die de laissez-passeraanvraag in onderzoek hebben genomen. Verweerder heeft dienaangaande op 7 maart 2008 gerappelleerd. Verweerder dient maandelijks te rappelleren, hetgeen inhoudt dat éénmaal in een maand wordt gerappelleerd. Tussen twee rappellen kunnen drie tot vijf weken zitten. Verweerder is namelijk afhankelijk van werkafspraken met de autoriteiten en in de regel wordt op een vaste dag gerappelleerd. Daarnaast kan een langere periode tussen twee rappellen haar oorzaak vinden in bepaalde feestdagen of andere verplichtingen van de consul of ambassadeur. Verweerder merkt op dat een rappel spoedig na een presentatie averechts kan werken. Naast het laissez-passertraject bij de Marokkaanse autoriteiten, verricht verweerder ook zelf onderzoek naar de door eiser gestelde identiteit. In dit onderzoek zijn op 16 januari 2008, 28 februari 2008 en 3 maart 2008 handelingen verricht. Op 15 maart 2008 stond een gehoor gepland met de ‘echte’ [eiser] , maar dit heeft geen doorgang gevonden, omdat de te horen persoon niet was verschenen. Verweerder beraadt zich thans op vervolgstappen in het door hem uitgevoerde identiteitsonderzoek.
3 De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat onvoldoende zicht op uitzetting bestaat en dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser is op 1 februari 2008 gepresenteerd bij de autoriteiten van Marokko. Verweerder dient maandelijks te rappelleren, zijnde binnen vier weken. Verweerder heeft echter pas op 7 maart 2008 gerappelleerd. Overigens staat dit rappel niet vermeld in de voortgangsrapportage van 11 maart 2008. In het proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2008 is neergelegd dat een getuige eiser van een foto heeft herkend als [broer] , de broer van [eiser] . Eiser stelt dat deze getuige, zijn ex-partner, uit rancuneuze overwegingen heeft gesteld dat eiser niet [eiser] is. Daarnaast heeft de regievoerder in het vertrekgesprek van 29 februari 2008 aangegeven dat de Marokkaanse autoriteiten zullen worden geïnformeerd dat eiser vermoedelijk [broer] heet, maar niet is gebleken dat dit inmiddels is gedaan. Het op 15 maart 2008 geplande gehoor met de ‘echte’ [eiser] heeft evenmin plaatsgevonden.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.1 De rechtbank is op grond van het verhandelde ter zitting en de voortgangsrapportage van 10 maart 2008 van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat en dat verweerder voldoende voortvarend te werk gaat teneinde eiser uit te zetten.
4.1.2 In onderdeel A6/5.3.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is neergelegd dat bij het voortduren van de maatregel de nadruk gelegd dient te worden op de voortvarendheid van het handelen met betrekking tot het verkrijgen van reis en/of identiteitspapieren. In dit verband dient verweerder regelmatig te rappelleren naar de stand van zaken van het door de betreffende autoriteiten ingestelde onderzoek naar aanleiding van de aanvraag om een (vervangend) reisdocument. Sinds 1 januari 2007 (Stcrt. 2006/234) bevat de Vc 2000 geen termijn meer waarbinnen handelingen zouden moeten worden verricht.
Of verweerder voldoende voortvarend handelt met betrekking tot de uitzetting van een vreemdeling, hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er een laissez-passeraanvraag loopt en de vraag of het op de weg van verweerder ligt om bepaald onderzoek te (doen) verrichten. Daarbij komt dat verweerder voor sommige handelingen afhankelijk is van derden, zoals buitenlandse autoriteiten, waarmee werkafspraken worden gemaakt.
De door verweerder verrichte uitzettingshandelingen moeten niet ieder voor zich, maar gezamenlijk worden beoordeeld. Dat tussen twee rappellen een relatief lange tijd verstrijkt hoeft niet per definitie te leiden tot het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Wanneer verweerder slechts rappelleert, en van verweerder geen ander onderzoek mag worden verwacht, zal in de regel sprake zijn van voldoende voortvarend handelen indien er niet meer dan één maand tussen twee rappellen verstreken is. Dit is mede afhankelijk van de gemaakte werkafspraken (mits niet onredelijk); wanneer is afgesproken dat bijvoorbeeld alleen op de eerste vrijdag van de maand wordt gerappelleerd, kan dit leiden tot een rappeltermijn van iets langer dan een maand. In zo’n situatie zal doorgaans nog sprake zijn van voldoende voortvarend handelen.
4.1.3 In de onderhavige zaak is eiser op 1 februari 2008 in persoon gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft verweerder op 7 maart 2008 gerappelleerd naar het onderzoek bij deze autoriteiten. Voorts heeft op 29 februari 2008 een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden en is er een volgend vertrekgesprek gepland op 28 maart 2008. Verweerder heeft in de tussentijd nader onderzoek verricht naar de identiteit van eiser; op 27 februari 2008 heeft een adrescontrole plaatsgevonden op het adres waarop [eiser] staat ingeschreven. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2008 heeft de ex-partner van [eiser] eiser middels een foto herkend als [broer] , de broer van [eiser]. Het op 15 maart 2008 geplande gehoor van de ‘echte’ [eiser] is niet doorgegaan, omdat deze toen niet is verschenen, hoewel er wel met hem een afspraak was gemaakt. Verweerder beraadt zich thans op vervolgstappen.
4.1.4 De rechtbank constateert dat meer dan een maand is verstreken tussen de presentatie in persoon van eiser en het eerste rappel. Dit leidt echter niet tot onrechtmatigheid van de voortduring van de bewaring. Niet alleen is de duur tussen de rappellen niet veel langer dan een maand en wordt zij veroorzaakt door met de Marokkaanse autoriteiten gemaakte werkafspraken, maar ook heeft verweerder in de tussentijd andere relevante uitzettingshandelingen verricht (met name het onderzoek naar de identiteit van eiser en de ondernomen poging om degene voor wie eiser zich zou uitgeven, te horen). De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld.
4.1.5 Met de gemachtigde van eiser is de rechtbank overigens van oordeel dat de rappeldatum van 7 maart 2008 in de voortgangsrapportage van 11 maart 2008 had moeten zijn opgenomen. Deze omissie brengt echter niet mee dat de bewaring onrechtmatig dient te worden geacht.
4.2 Niet is gebleken dat voortzetting van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om opheffing van de maatregel te bevelen of wijziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten.
4.3 Het beroep is ongegrond.
4.4 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
4.5 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep ongegrond;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J. van den Bos, voorzitter, mr. E.A. Poppe-Gielesen en mr. C. Laukens, rechters, en door de voorzitter en mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier, ondertekend.
De griffier:
De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 3 april 2008.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.