vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 280320 / HA ZA 07-238
Vonnis van 19 maart 2008 (bij vervroeging)
de vennootschap naar het recht van India
VIDESH SANCHAR NIGAM LIMITED,
inmiddels genaamd: Tata Communications Limited,
gevestigd te Mumbai, India,
eiseres,
procureur mr. E. Grabandt,
de vennootschap naar het recht van Bermuda
FLAG TELECOM GROUP LIMITED,
gevestigd te Hamilton, Bermuda,
gedaagde,
procureur mr. G.W. van der Bend.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als VSNL respectievelijk Flag.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 september 2006, met producties
- de conclusie van antwoord, met producties
- de conclusie van repliek, met producties
- de conclusie van dupliek.
1.2. Daarna hebben partijen hun zaak bepleit aan de hand van een pleitnota en een bundel met stukken, die alle reeds eerder in het geding waren gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. De onderhavige zaak draait om het zogenaamde Flag Europe-Asia Cable System (hierna ook te noemen: "FEA"), een onderzeese glasvezelkabel, die loopt van Engeland naar Japan. De kabel komt in 15 jurisdicties aan land bij zogenaamde Landing Stations, waar hij wordt verbonden met het telecommunicatiesysteem van het desbetreffende land. Flag en VSNL zijn beiden, respectievelijk als Founding Signatory en één van de Landing Party Signatories, partij bij de aan het systeem ten grondslag liggende Construction and Maintenance Agreement van 14 december 1994 (hierna te noemen: "C&MA").
2.2. Als gevolg van de technologische vooruitgang sinds het ontwerp van het systeem in 1994 is het mogelijk geworden om de capaciteit van het kabelsysteem te verhogen van 10 Gbps naar ten minste 80 Gbps. Teneinde de capaciteitsuitbreiding te kunnen realiseren, heeft Flag aan VSNL toegang gevraagd tot het Landing Station te Mumbai. Dit heeft geleid tot een geschil tussen partijen omtrent de vraag - kort gezegd - of VSNL op grond van het C&MA al dan niet gehouden was aan Flag de gevraagde toegang te verlenen.
2.3. Flag heeft op 22 december 2004 een arbitrage-aanvrage ingediend bij de International Chamber of Commerce (hierna ook: de ICC). Na het indienen door VSNL van haar antwoord en tegenvordering is het scheidsgerecht overgegaan tot het opstellen van de zogenaamde Terms of Reference. Na een nadere wisseling van memories tussen partijen heeft het scheidsgerecht op 17 mei 2006 te Den Haag een eerste gedeeltelijk arbitraal eindvonnis gewezen.
3.1. VSNL vordert - kort gezegd - vernietiging van het tussen haar als verweerster en Flag als eiseres in een arbitraal geding onder de Rules of Arbitration of the ICC onder zaaknummer 13638/JNK/EBS gewezen vonnis van 17 mei 2006, met veroordeling van Flag in de kosten van het onderhavige geding.
3.2. Flag heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van VSNL, met veroordeling van VSNL in de kosten.
4.1. Aan haar vordering tot vernietiging heeft VSNL ten grondslag gelegd dat het bestreden vonnis volgens haar niet met redenen is omkleed zoals bedoeld in artikel 1065 lid 1 sub d Rv. en dat het scheidsgerecht zich op verschillende punten niet aan zijn opdracht zou hebben gehouden zoals bedoeld in artikel 1065 lid 1 sub c Rv.
4.2. Vooropgesteld dient te worden dat uit vaste jurisprudentie volgt, dat de mogelijkheid van aantasting van arbitrale beslissingen beperkt is en de rechter bij zijn onderzoek of er grond voor vernietiging bestaat, terughoudendheid dient te betrachten. In de jurisprudentie wordt steeds aangehaald dat een vernietigingsprocedure niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep, en dat het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging meebrengt dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen.
Vernietiging op de grond dat het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed, is volgens vaste rechtspraak slechts mogelijk wanneer de motivering ontbreekt en niet in gevallen van ondeugdelijke motivering. Aan de rechter komt niet de bevoegdheid toe om op deze vernietigingsgrond een arbitraal vonnis naar zijn inhoud te toetsen. Met het ontbreken van een motivering moet volgens jurisprudentie van de Hoge Raad op één lijn gesteld worden het geval dat weliswaar een motivering is gegeven, maar dat daarin enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing niet valt te onderkennen. Ook dit criterium moet door de rechter met terughoudendheid worden toegepast, in die zin dat hij - nog steeds in de woorden van de Hoge Raad - slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Uitsluitend indien een motivering ontbreekt, of indien een arbitraal vonnis zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld, mag de rechter dit vonnis vernietigen op de grond dat het vonnis niet met redenen is omkleed.
Arbitraal vonnis niet met redenen omkleed (artikel 1065 lid 1 sub d Rv.)?
4.3. VSNL stelt dat een dergelijk geval zich hier voordoet. Zij betoogt dat in het arbitraal vonnis geen steekhoudende verklaring kan worden gevonden voor beslissing (1) van het scheidsgerecht dat de C&MA de capaciteit van het systeem niet begrenst tot 10 Gbps. Met name zou sprake zijn van tegenstrijdigheid tussen de volgens VSNL dragende overweging onder 31 van het arbitraal vonnis enerzijds en de eerdere feitelijke vaststellingen van het scheidsgerecht in paragraaf 12 en 13 van datzelfde vonnis anderzijds. Nu door het scheidsgerecht geen eenduidige verklaring wordt gegeven voor voornoemde beslissing, is onduidelijk op welke gronden het scheidsgerecht zijn beslissing heeft gebaseerd, aldus VSNL.
4.4. De rechtbank kan VSNL in dit betoog niet volgen. In paragraaf 20 en 21 geeft het scheidsgerecht aan welke regels naar het recht van New York gelden voor de uitleg van overeenkomsten. In de paragrafen 29 tot en met 32 van zijn vonnis komt het scheidsgerecht op basis van een drietal daar besproken argumenten tot zijn hierbedoelde beslissing. Er is derhalve geen sprake van een situatie dat in het arbitraal vonnis geen steekhoudende verklaring kan worden gevonden voor de door het scheidsgerecht gegeven beslissing noch van een situatie dat anderszins sprake zou zijn van het ontbreken van enige motivering. De omstandigheid dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst niet hebben voorzien en ook niet hebben kunnen voorzien dat het (binnen de looptijd van het contract) mogelijk zou zijn de capaciteit van het kabelsysteem te verhogen tot (aanzienlijk) meer dan 10 Gbps, is op zich niet onverenigbaar met een uitleg van de overeenkomst, inhoudende dat partijen niet hebben bedoeld een dergelijke verhoging van de capaciteit, zo die toch mogelijk zou worden, contractueel te beperken. Het door VSNL gedane beroep op vernietiging op deze grond faalt derhalve.
Nagelaten te beslissen omtrent Issue B van de Terms of Reference?
4.5. VSNL betoogt voorts dat het scheidsgerecht niet heeft beslist omtrent geschilpunt B van de aan het scheidsgerecht gegeven Opdracht. Geschilpunt B luidde als volgt: "Is the meaning of "Design Capacity" in the C&MA 10 Gbps?" Volgens VSNL heeft het scheidsgerecht dit geschilpunt geherformuleerd tot: "Does the C&MA establish a cap on the capacity of the FEA at 10 Gbps?" en, als gevolg daarvan, nagelaten te beslissen op het - in de visie van VSNL - werkelijke geschilpunt B.
4.6. VSNL stelt op zichzelf terecht dat de vraag naar de betekenis van het begrip "Design Capacity" een andere is dan de vraag of de C&MA een - contractuele - begrenzing stelt aan de capaciteit van het kabelsysteem tot 10 Gbps. Deze laatste vraag is in punt 52 onder (1) van het arbitraal vonnis negatief beantwoord. Nu dit antwoord onder andere is gebaseerd op een in paragraaf 31 door het scheidsgerecht gegeven uitleg van de definitie van het begrip "Design Capacity" in artikel 1.1.7.1 van de C&MA, heeft het scheidsgerecht impliciet wel degelijk beslist op geschilpunt B en heeft het de vraag of de betekenis van "Design Capacity" in the C&MA 10 Gbps is, ontkennend beantwoord. Daarmee mist de stelling van VSNL dat het scheidsgerecht niet op geschilpunt B heeft beslist, feitelijke grondslag.
4.7. Wellicht ten overvloede en buiten de orde van het onderhavige geschil merkt de rechtbank nog op, het niet onbegrijpelijk te vinden dat het scheidsgerecht geschilpunt B heeft geplaatst in het kader van de vraag of met de term "Design Capacity" al dan niet werd beoogd eventuele capaciteitsuitbreidingen (contractueel) te beperken. Ook de stellingen van VSNL zelf onder 39 van haar Answer and Counterclaim en onder 45 sub (a) van haar Post-Hearing Brief gaven daar aanleiding toe. Deze stellingen hielden kort gezegd in dat de capaciteit van 10 Gbps binnen de bepalingen van de C&MA niet verhoogd kon worden en dat voor een capaciteitsuitbreiding de instemming van alle partijen nodig zou zijn in de vorm van een overeengekomen amendement als bedoeld in artikel 30.1 van de C&MA.
Nagelaten te beslissen omtrent essentiële verweren van VSNL?
4.8. VSNL voert vervolgens aan dat het scheidsgerecht niet is ingegaan op haar verweer dat ook andere bepalingen van de C&MA - naast artikel 1.1.7.1 dat het begrip Design Capacity formuleert - niet verenigbaar zijn met de stellingen van Flag dat de verwijzing naar een Design Capacity van 10 Gbps in artikel 1.1.7.1 van de C&MA slechts een minimum zou zijn. In dit verband heeft VSNL verwezen naar de artikelen 5.1 en 5.2, 13.3, 23.2 en de achtergrond en het doel van de C&MA.
4.9. Naar het oordeel van de rechtbank is het scheidsgerecht wel ingegaan op de desbetreffende verweren van VSNL. In paragraaf 30 van zijn vonnis gaat het scheidsgerecht in op het verweer van VSNL met betrekking tot de artikelen 5.1 en 5.2 van de C&MA, blijkens het slot van paragraaf 31 antwoordt het scheidsgerecht op het verweer ten aanzien van artikel 13.3 van de C&MA en aan het slot van paragraaf 30 bespreekt het scheidsgerecht het door VSNL aan artikel 23.2 van de C&MA ontleende argument. De achtergrond en het doel van de C&MA komen aan bod in de paragrafen 29 en 32 van het arbitraal vonnis. Gelet op het vorenstaande mist ook deze stelling van VSNL feitelijke grondslag.
4.10. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de in de vorige alinea genoemde overwegingen van het scheidsgerecht steeds van een meer of minder uitgebreide motivering zijn voorzien en dat in geen geval sprake is van een motivering die zo gebrekkig zou zijn dat zij met het ontbreken van een motivering op één lijn gesteld zou moeten worden. Voorzover VSNL zou hebben willen stellen dat de gegeven motiveringen ondeugdelijk zijn, kan dit gelet op de jurisprudentie zoals hierboven onder 4.2 genoemd, niet tot vernietiging leiden.
Nagelaten te beslissen overeenkomstig de bepalingen van het contract?
4.11. VSNL verwijst voorts naar artikel 17 lid 2 van het Arbitragereglement van de ICC, volgens welke bepaling het scheidsgerecht in alle gevallen rekening houdt (lees: dient te houden) met, onder andere, de bepalingen van de overeenkomst. Zij stelt dat in het onderhavige geval het scheidsgerecht de bepalingen van de C&MA niet in acht heeft genomen en zelfs heeft genegeerd. Door niet te voldoen aan de in voormeld artikel 17 lid 2 neergelegde verplichting, heeft het scheidsgerecht zijn opdracht geschonden en dient het arbitraal vonnis op grond van artikel 1065 lid 1 sub c Rv. te worden vernietigd, aldus nog steeds VSNL.
4.12. Ook deze grond faalt. Onder nummer 19 van zijn vonnis geeft het scheidsgerecht uitvoerig de relevante bepalingen van de C&MA weer met tussen vierkante haakjes eigen opmerkingen van het scheidsgerecht. Onder nummers 20 en 21 omschrijft het scheidsgerecht hoe overeenkomsten dienen te worden uitgelegd naar het recht van de staat New York. Onder 23 tot en met 28 geeft het scheidsgerecht de wederzijdse stellingen van Flag en VSNL weer - inclusief de verwijzingen door partijen naar bepalingen van de C&MA - ten aanzien van de vraag of de C&MA de capaciteit van het kabelsysteem al dan niet beperkt tot 10 Gbps. Onder 29 tot en met 32 worden de stellingen van Flag en VSNL besproken en beoordeeld, waarbij het scheidsgerecht met zoveel woorden ingaat op de in dat verband relevante bepalingen van de C&MA. In overwegingen 33 tot en met 36 gaat het scheidsgerecht in op artikelen 10.9 en 9.1 van de C&MA. Onder 43 en 44 gaat het met name over artikel 8 van de C&MA en in rechtsoverweging 45 e.v. ten slotte wordt artikel 14.1 van de C&MA behandeld.
4.13. Dat een andere uitleg van de bepalingen van de C&MA ook mogelijk zou zijn geweest, bijvoorbeeld op de wijze die volgt uit de Dissenting Opinion van Mr. Craig, doet er niet aan af dat het scheidsgerecht wel degelijk de bepalingen van de C&MA bij zijn overwegingen heeft betrokken en zijn beslissing - mede - op die bepalingen heeft gebaseerd.
Meer toegewezen dan gevorderd?
4.14. Flag heeft in het arbitraal geding onder meer een verklaring van het scheidsgerecht gevorderd dat zij ingevolge het bepaalde in artikel 10.9 van de C&MA gerechtigd is tot het installeren en vervangen van (onder)delen van de installatie in segmenten S-6 en S-7 in het Landing Station in Mumbai om aldus de capaciteit van het Flag kabelsysteem te verhogen tot meer dan 10 Gbps, en dat haar met het oog op dat doel - kort gezegd - toegang dient te worden verleend tot het Landing Station in Mumbai.
4.15. In beslissing (2) van het arbitraal vonnis heeft het scheidsgerecht verklaard dat Flag toegang heeft tot elk Landing Station van het kabelsysteem, waaronder maar niet beperkt tot de segmenten S-6 en S-7 in het Landing Station in Mumbai, en wel voor de doelstellingen installatie, inspectie, testen, trainen en andere functionaliteiten als omschreven in artikel 10.9 van de C&MA teneinde aldus het Flag kabelsysteem toe te rusten met een capaciteit tot elk gewenst niveau, hoger of lager dan 10 Gbps.
4.16. In de visie van VSNL heeft het scheidsgerecht, nu de beslissing in diens arbitraal vonnis niet alleen, zoals door Flag gevorderd, betrekking heeft op het Landing Station te Mumbai, maar op de Landing Stations van alle partijen bij de C&MA, meer toegewezen dan gevorderd en dient het arbitraal vonnis in verband hiermee (gedeeltelijk) te worden vernietigd op de voet van artikel 1065 lid 1 sub c Rv.
4.17. Flag meent dat het scheidsgerecht met zijn beslissing de grenzen van de rechtsstrijd tussen partijen niet heeft overschreden. Volgens Flag heeft VSNL zelf het scheidsgerecht als het ware uitgenodigd om ook een beslissing te geven ten aanzien van (de landing stations van) andere contractspartijen. Zij wijst in dit verband op de Terms of Reference, waar onder punt 8 in kopje D "Counterclaim and Relief Sought by Respondent" onder iii) staat omschreven:
"...
b) Respondent seeks an order requiring that Claimant reverse any upgrade work it has performed on any part of the cable system.
c) Respondent seeks a declaration that Claimant is not entitled to upgrade the system at the India landing station.
d) Respondent seeks a declaration that Claimant is not entitled to upgrade any other part of the FLAG Cable System.
..."
4.18. Wat hier verder ook van zij, Flag en VSNL zijn het er in elk geval - terecht - over eens dat het arbitraal vonnis uitsluitend partijen in de arbitrage bindt en derhalve alleen gelding heeft tussen hen beiden. Materieel gezien komt de beslissing van het scheidsgerecht er voor wat betreft de rechtsverhouding tussen Flag en VSNL dus op neer dat VSNL Flag toegang dient te verschaffen tot (segmenten S-6 en S-7 van) haar landing station, hetgeen overeenkomt met de door Flag gevraagde verklaring voor recht. Om die reden heeft VSNL geen belang bij vernietiging van het arbitrale vonnis op dit punt en zal de vordering ook in zoverre niet worden toegewezen.
Verkeerde beslissingsmaatstaf aangelegd?
4.19. VSNL neemt terecht tot uitgangspunt dat bij gebreke van een andersluidende opdracht, het scheidsgerecht diende te beslissen naar de regelen des rechts. Dat het scheidsgerecht dit niet zou hebben gedaan, maar in strijd met zijn opdracht zou hebben geoordeeld als goede mannen naar billijkheid, grondt VSNL op haar hierboven reeds verworpen stelling dat het scheidsgerecht niet de relevante bepalingen van de C&MA heeft geïnterpreteerd en toegepast. Dat het scheidsgerecht (wel) de juiste maatstaf (recht doen naar de regelen des rechts) voor ogen heeft gehad, volgt voorts uit het slot van rechtsoverweging 21 van het arbitraal vonnis. Daarin stelt het scheidsgerecht immers dat het de relevante uitgangspunten ter zake van de uitleg van overeenkomsten heeft toegepast bij zijn analyse van de C&MA. Ook deze grond kan derhalve niet tot vernietiging leiden.
4.20. Nu geen van de door VSNL aangevoerde gronden doel treft, zal haar vordering moeten worden afgewezen.
4.21. VSNL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding. Bij het bepalen van de omvang van de ten gunste van Flag toe te wijzen proceskosten, zal de rechtbank uitgaan van het onderliggende materiële belang van de zaak. Beide partijen hebben ter gelegenheid van het pleidooi aangegeven dat het onderliggende belang ongeveer US$ 400.000.000,= bedraagt.
- wijst de vorderingen af,
- veroordeelt VSNL in de proceskosten, aan de zijde van Flag tot op heden begroot op € 248,= aan verschotten en € 12.844,= aan salaris procureur,
- verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H. Wien, P. Joele en C.H. van Dijk en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 19 maart 2008 in het bijzijn van de griffier.