ECLI:NL:RBSGR:2008:BC8081

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754029-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Rossum
  • A. Brinkman
  • C. Struyker Boudier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het ambtsgeheim door politieambtenaar met onvoldoende bewijs voor beloning of dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als politieambtenaar geheime informatie heeft verstrekt aan een derde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte is bewogen om deze informatie te verstrekken, noch dat er enige beloning in het vooruitzicht is gesteld. De verdachte heeft tijdens zijn reizen naar [land 1] en [land 2] werkzaamheden verricht voor het bedrijf van [medeverdachte], wat niet als een gift of beloning kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door zijn keuze om vertrouwelijke informatie te delen, een ontoelaatbare keuze heeft gemaakt, maar dat er geen bewijs is dat deze keuze heeft geleid tot schade aan een politieonderzoek.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het opzettelijk schenden van een geheim en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat de zaak grote gevolgen heeft gehad voor zijn gezin. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754029-07
's-Gravenhage, 28 maart 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 maart 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Krouwel, advocaat te Waddinxveen, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.R.B. Mos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder feit 1, tweede alternatief ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem onder feit 1, eerste alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1, eerste en tweede alternatief, is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen. Het is niet vast komen te staan dat verdachte is bewogen geheime informatie te verstrekken noch dat aan verdachte enige beloning in het vooruitzicht is gesteld in verband met het verstrekken van deze informatie. Ten aanzien van de reizen naar [land 1] en [land 2] (en de verblijfkosten) is namens verdachte voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdens die reizen samen met [medeverdachte] in dienst van diens bedrijf laswerkzaamheden verrichte, zodat een en ander niet als een gift of beloning kan worden aangemerkt. Met betrekking tot het gebruik zonder vergoeding door verdachte van loods en materialen van [medeverdachte], is namens verdachte terecht aangevoerd dat deze van een dusdanige aard zijn dat zij evengoed kunnen worden toegeschreven aan de vriendschappelijke verhouding die er tussen verdachte en [medeverdachte] bestond. Van andere, al dan niet in het vooruitzicht gesteld beloningen (in de vorm van beloften voor geldbedragen)is onvoldoende gebleken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn functie als politieambtenaar geheime informatie verstrekt aan een derde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, die zich kennelijk gedwongen zag te kiezen tussen zijn loyaliteit ten opzichte van een goede vriend en zijn uit zijn ambt voortvloeiende verplichting vertrouwelijke informatie geheim te houden, een volstrekt ontoelaatbare keuze gemaakt. De rechtbank houdt er in haar oordeel rekening mee dat niet bewezen is dat naar aanleiding van het bekend worden van deze informatie veel schade is berokkend aan een grootschalig politieonderzoek. Verdachte had moeten beseffen dat zijn handelen deze schade wel had kunnen veroorzaken.
De rechtbank laat als straf matigende omstandigheid meewegen dat deze strafzaak grote gevolgen heeft gehad voor zowel de verdachte als zijn gezin. Verdachte is naar aanleiding van het incident ontslagen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het verdachte betreffend Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 26 februari 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 272 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste en tweede alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht is het te bewaren opzettelijke schenden;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 4 juli 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 6 juli 2007,
in vrijheid gesteld op: 8 augustus 2007;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 85 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
Brinkman en Struyker Boudier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Durieux, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2008.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.