ECLI:NL:RBSGR:2008:BC7496
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende mvv-vereiste voor Turkse zelfstandige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een Turkse staatsburger, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie op grond van het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en omdat de arbeid van verzoeker geen wezenlijk Nederlands belang diende. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om schorsing van de afwijzing, omdat hij meende dat het mvv-vereiste in strijd was met de standstill-bepaling van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst tussen de EEG en Turkije.
De voorzieningenrechter overwoog dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had, vooral gezien de recente jurisprudentie van het Europese Hof in de Tum en Dari-arresten. De rechter concludeerde dat het bestreden besluit, dat het mvv-vereiste tegenwerpt, waarschijnlijk niet in stand zal blijven in de bodemprocedure. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de staatssecretaris verzoeker niet uit Nederland mocht verwijderen zolang er nog geen beslissing op het bezwaar was genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 644,00 werden vastgesteld, en moest de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 143,00 vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de rechten van Turkse zelfstandigen in Nederland en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van het mvv-vereiste, vooral in het licht van Europese regelgeving.