ECLI:NL:RBSGR:2008:BC6416

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
269923 / HA ZA 06-2495
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van octrooi DSS betreffende beveiligingstechniek voor waardepapieren

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de geldigheid van een octrooi van DOCUMENT SECURITY SYSTEMS, INC. (DSS) ter discussie. Het octrooi betreft een techniek voor het beveiligen van waardepapieren, zoals bankbiljetten, tegen vervalsing. De Europese Centrale Bank (ECB) had DSS aangeklaagd, stellende dat het octrooi nietig was omdat het onderwerp niet gedekt werd door de oorspronkelijke aanvraag, het niet nieuw was en bovendien uitvindingshoogte miste. De rechtbank heeft op 12 maart 2008 geoordeeld dat het octrooi geldig is. De rechtbank overwoog dat de gemiddelde vakman op het gebied van beveiligingsdruktechnieken de uitvinding als nieuw en inventief zou beschouwen. De rechtbank verwierp de argumenten van ECB, die zich baseerden op eerdere uitspraken van andere Europese rechters, en concludeerde dat de kenmerken van het octrooi voldoende waren geopenbaard in de oorspronkelijke aanvraag. De rechtbank wees de vorderingen van ECB af en veroordeelde haar in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.056,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters Hensen, Brinkman en Van Walderveen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 269923 / HA ZA 06-2495
Vonnis van 12 maart 2008
in de zaak van
het instituut met rechtspersoonlijkheid conform artikel 107 lid 2 van het Verdrag tot oprichting
van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag),
DE EUROPESE CENTRALE BANK,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
eiseres,
procureur: mr. A. Killan,
advocaten: mrs. A. Killan en M. Rieger-Jansen te 's-Gravenhage,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
DOCUMENT SECURITY SYSTEMS, INC.,
gevestigd te Rochester, New York, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde,
procureur: mr. W. Heemskerk,
advocaten: mrs. J.J. Allen en A.M.E. Verschuur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ECB en DSS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 maart 2006
- de akte houdende overlegging van producties zijdens ECB van 26 juli 2006
met tien producties
- de conclusie van antwoord van 18 oktober 2006 met vier producties
- de conclusie van repliek van 13 december 2006 met vijf producties
- de conclusie van dupliek van 14 februari 2007 met vier producties
- de akte houdende overlegging van producties zijdens ECB van 14 december
2007 met twintig producties
- de akte houdende overlegging van producties zijdens DSS van 14 december
2007 met twee producties
- de pleitnota van mrs. A. Killan en M. Rieger-Jansen, met in deze doorgehaald
de paragrafen 54-55, 105, 133-145, 151-157 en 159-163, die niet zijn gepleit,
en de pleitnota van mrs. J.J. Allen en A.M.E. Verschuur; tevens waren ter zitting
aanwezig de octrooigemachtigden van ECB, ir. [A] en ir. [B].
Ter zitting heeft ECB bezwaar gemaakt tegen drie door DSS kort voor het pleidooi
(ter griffie ingekomen op 13 december 2007) toegestuurde aanvullende producties,
welke volgens DSS een reactie vormen op de grote hoeveelheid producties die
ECB bij akte tien dagen voor het pleidooi in het geding heeft gebracht. De rechtbank
heeft ter zitting beslist dat de stukken worden geweigerd nu ECB heeft aangevoerd
dat zij geen gelegenheid meer heeft gehad de inhoud van de producties
met haar - in het buitenland verblijvende - deskundigen te kunnen bespreken en
toelating daarvan aldus in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde.
De rechtbank heeft bij haar beslissing meegewogen dat het gaat om stukken die
vanwege de typografische techniek alleen in origineel kunnen worden verzonden,
niet per fax of anderszins elektronisch.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. DSS is houdster van het Europees octrooi met nummer 0 455 750 B1 (hierna: het
octrooi of EP 750), dat betrekking heeft op een 'Method of making a nonreplicable
document' (in - niet geheel correcte, Rb. - vertaling: 'Niet kopieerbaar document
en werkwijze voor het maken daarvan'). De publicatie van de verlening van het octrooi
heeft plaatsgevonden op 24 november 1999 naar aanleiding van een (PCT-)
aanvrage daartoe van 16 januari 1990, onder inroeping van prioriteit van 18 januari
1989 op basis van US 298020. Het octrooi heeft onder meer gelding in Nederland.
2.2. De in de oorspronkelijke (PCT-)aanvrage opgenomen conclusies luiden als volgt:
1. A method for making a nonreplicable image comprising placing on a suitable medium
visible and distinct lineations formed into various patterns of lines, dots and swirls to create
said image, said lineations having a predetermined lineation pitch which varies from a
conventional copy machine scanning pitch by as little as the thickness of a scanning line of
said machine and as much as 50% of the spacing between said machine's scanning lines,
whereby when said image is copied by said machine, a moire-skewed copy of the image
results thus frustrating the photocopy replication of said nonreplicable image.
2. A method for making an image that appears on a document or a printing plate and is not
replicable accurately by photographic or photocopier techniques, said method comprising:
selecting a suitable substrate medium; and
placing on said suitable substrate medium; by conventional methods, visible
and distinct lineations comprising various patterns of lines, dots and swirls in a predetermined
lineation pitch which is calculably out of registry with the scan pitch of conventional
electro-optical scanning devices, said lineations further interlineated by more than
five times the thickness of said lineations with lighter, brighter hues, whereby when said
image is copied by a scanning machine, a miore [bedoeld zal zijn: moire, Rb] -skewed
copy of the image results because of the misregistration of said machine’s scanning pitch
and the lineation pitch of said image and noticable omissions occur, when photographed as
well, thus frustrating photographic reconstruction of said image and the photography
thereof.
3. The method of Claim 1 wherein said placing step is accomplished by depositing said
lineations on an environmentally mutable matte and further, said matte is dimensionally altered
by subjecting it to variations in heat and moisture.
4. A method for detecting a copy machine counterfeit of an authentic species of noncopyprotected,
commonly available, face-valued documents such as currency notes, banknotes,
licenses and the like that have images formed thereon of myriad lineations, said method
comprising:
first viewing and recording the suspected counterfeit by means of a scanning
and imaging device such as a copy machine, a television opticon and the like; and
comparing an authentic species of said documents with the record of said suspected
counterfeit made in the first step of viewing and recording so as to determine if said
record reveals moire distortions and omissions relative to said authentic species and, if so,
thereby confirming said suspect as counterfeit.
5. A method for making a nonreplicable image in a face-value document comprising the
following steps:
determining an image lineation pitch d that is dissonant from conventional copy
machine scan line pitches by first determining a copy machine scanning pitch, that is not
used in any conventional copy machine, by taking the scanning pitch p of any said copy
machine and adding or subtracting therefrom an amount ranging from about one-half a
scan line thickness to about one-half the spacing between said machine scan lines; and
placing lineations, the pitch of which was determined in the step of determining
onto a suitable medium while further shaping said lineations into various desired patterns.
6. The invention of Claim 5 wherein said placing of said image is printing onto said suitable
medium.
7. The invention of Claim 5 wherein said image placing includes the creating of inclusions
within the desired image medium and wherein said medium is a substrate comprising a paper-
type matte.
8. A document image deposited on a suitable medium, said image
comprising lineations of varying pitch and which are directionally dissonant from a scanning
pitch of any conventional and known electro-optical scanning device that is used by
video opticons and photocopy machines.
9. A method for making an image that will upon replication thereof by
electro-optical and photographic copy means reveal numerous omissions and distortions so
that a photo-replica produced therefrom is visibly distinguishable from said image, said
method comprising the steps of:
selecting a suitable medium for the positioning thereon of said image; and
depositing said image onto said medium in the form of lineations, said lineations
varying in azimuth and having therebetween a pitch distance d ranging from about p,
which is the distance between any conventional electro-optical device's scan lines, plus or
minus one-half the thickness of such a scan line to plus or minus one-half the spacing between
said scan lines.
10. The method of making an original certificate that is capable only of
electro-optically inaccurate replication, said method comprising the step of placing on a
substrate a lineate pattern of visible image-defining lines, said lineate pattern being of predetermined
omission-creating, moire-producing, mismatched pitch relative to the scanning
pitch and pitch azimuth of an electro-optic copy device.
11. The method of Claim 10 including first determining the pitch of an
electro-optical copying device scanner, said device being of the machine to be frustrated
by the method of Claim 10, so that it will produce said inaccurate replication of said original
certificate.
12. An electro-optically nonreplicable document comprising an image
defined by a plurality of lineations which comprise lines, dots and swirls, said lineations of
predetermined omission-creating, moire-producing pitch which is lineatly mismatched in
pitch and pitch azimuth relative to a scanner line pitch of a conventional electro-optic copy
device, said moire-producing pitch d, in said document, further defined by the spacing between
said lineations and which differs from the spacing between the scan lines of said
scanner, said moire-producing pitch d differing from and therefore calculably in misregistration
with p, the pitch of said scanner, by a difference which ranges from about one-half
the thickness of one said scan line to about 50% of the spacing between said scan lines.
13. A method for making a replicant document that will only be subsequently replicated
inaccurately and obviously bogus by photocopier or other electro-optical scanning devices
relative to the image content, color and tone of said replicant document, said method comprising:
obtaining a true and original face-value document that is not protected by
the invention of Claim 9; and
copying said true and original face-value document on a photocopying
machine, whereby said copying produces a resultant replicant document which will be
made of image lineations that are dissonant relative to the image lineation pitch of said true
document and said replicant becomes, in effect, like unto a true document but of nonreplicable
form, whereby further attempts to subsequently copy said replicant document by
photocopying machine or other electro-optical scanning devices will produce a copy that is
visibly untrue having therein omissions, distortions and moire skewing of the images that
appear in said replicant document.
2.3. Op 18 juli 1995 heeft de Examining Division van het Europees octrooibureau
(hierna: EOB) de aanvrage geweigerd wegens gebrek aan inventiviteit.
2.4. Tegen de beslissing van de Examining Division is hoger beroep ingesteld. Tijdens
de mondelinge behandeling heeft DSS haar conclusies geamendeerd. Op 5 februari
1999 heeft de Technical Board of Appeal van het EOB beslist dat de nieuwe conclusies
voldeden aan alle vereisten voor de verlening van een octrooi en de zaak terugverwezen
naar de eerste instantie met het verzoek het octrooi te verlenen op basis
van de nieuwe - tijdens de mondelinge behandeling voorgestelde - set conclusies
(T 0933/95).
2.5. De conclusies van het octrooi zoals verleend luiden in de oorspronkelijk Engelse
tekst als volgt:
1. A method of making a document that is not faithfully replicable by scanning-type copying
devices, the document using a visible original image (10, 40) comprising art, pictures
and/or image forms made of curvilinear lines, dots and/or swirls, the method comprising
the steps of
determining the scanning pitch distance (p) and width of the scanning lines (36)
of the copying devices;
producing a grid pattern of parallel lines (32) having a pitch distance (d) minutely
more or less than the scanning pitch distance (p), the difference between
the pitch distance (d) of the parallel lines and the scanning pitch distance (p) being
within a range from about one-half the width of the scanning lines to about
one-half the scanning pitch distance (p); and
overlaying the grid pattern on the original image to produce on the document a
printed image which comprises the original image having a superimposed
transmitted or obstructed print pattern conforming to the grid pattern and in
which the print pattern normally is not discernible by the naked eye, such that
the original image and the printed image appear to the naked eye to be generally
the same, the print pattern causing visibly discernable interference (e.g., moire)
patterns and/or false tones, colors or omissions to be produced in the printed
image in copies of the document made by the copying devices.
2. A method in accordance with claim 1 characterized by the parallel lines being uniformly
spaced.
3. A method in accordance with claim 1 characterized by the pitch of the parallel lines being
at an azimuth angle different from the main axis of the document.
4. A method in accordance with claim 1 characterized by the print pattern having parallel
lines in more than one azimuth angle.
In de officiële Nederlandse vertaling luiden de conclusies zoals verleend als volgt:
1. Werkwijze voor het vervaardigen van een document, dat niet betrouwbaar te
kopiëren is door kopieerinrichtingen van het aftasttype waarbij het document gebruik
maakt van een zichtbaar origineel beeld (10, 40) voorzien van kunst, afbeeldingen en/of
beeldvormen vervaardigd uit kromlijnige lijnen, stippen en/of wervels waarbij de werkwijze
de stappen omvat van
bepalen van de aftaststeekafstand (p) en wijdte van de aftastlijnen (36) van de
kopieerinrichtingen;
voortbrengen van een rasterpatroon van evenwijdige lijnen (32) met een steekafstand
(d) minitieus meer of minder dan de aftaststeekafstand (p) waarbij het verschil tussen
de steekafstand (d) van de evenwijdige lijnen en de aftaststeekafstand (p) binnen een
gebied van ongeveer de helft van de breedte van de aftastlijnen tot ongeveer de helft van
de aftaststeekafstand (p) is; en
het rasterpatroon over het originele beeld leggen voor het op het document
voortbrengen van een gedrukte afbeelding welke de oorspronkelijke afbeelding omvat met
een daarboven geplaatst overgebracht of ondoorgankelijk gemaakt drukpatroon in overeenstemming
met het rasterpatroon en waarin het drukpatroon normaal niet door het blote
oog te onderscheiden is, zodanig, dat het originele beeld en het gedrukte beeld voor het
blote oog algemeen hetzelfde lijken en het gedrukte beeld zichtbare te onderscheiden inter269923
ferentie (bijvoorbeeld moire) patronen en/of valse tinten, kleuren of weglating veroorzaakt
die worden geproduceerd in het gedrukte beeld in kopieën van het door de kopieerinrichtingen
gemaakte document.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de evenwijdige lijnen
op gelijke afstand van elkaar zijn aangebracht.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steek van de evenwijdige
lijnen onder een azimut hoek is, die afwijkend is van de hoofdhartlijn van het document.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het drukpatroon evenwijdige
lijnen in meer dan een azimut hoek heeft.
2.6. Conclusie 1 zoals verleend van EP 750 bestaat uit de volgende deelkenmerken:
A. Werkwijze voor het vervaardigen van een document, dat niet betrouwbaar te
kopiëren is door kopieerinrichtingen van het aftasttype
B. waarbij het document gebruik maakt van een zichtbaar origineel beeld (10, 40)
voorzien van kunst, afbeeldingen en/of beeldvormen vervaardigd uit kromlijnige
lijnen, stippen en/of wervels
C. waarbij de werkwijze de stappen omvat van bepalen van de aftaststeekafstand
(p) en wijdte van de aftastlijnen (36) van de kopieerinrichtingen;
D. voortbrengen van een rasterpatroon van evenwijdige lijnen (32) met een steekafstand
(d) minitieus meer of minder dan de aftaststeekafstand (p)
E. waarbij het verschil tussen de steekafstand (d) van de evenwijdige lijnen en de
aftaststeekafstand (p) binnen een gebied van ongeveer de helft van de breedte
van de aftastlijnen tot ongeveer de helft van de aftaststeekafstand (p) is; en
F. het rasterpatroon over het originele beeld leggen voor het op het document
voortbrengen van een gedrukte afbeelding welke de oorspronkelijke afbeelding
omvat met een daarboven geplaatst overgebracht of ondoorgankelijk gemaakt
drukpatroon in overeenstemming met het rasterpatroon
G. en waarin het drukpatroon normaal niet door het blote oog te onderscheiden is,
zodanig, dat het originele beeld en het gedrukte beeld voor het blote oog algemeen
hetzelfde lijken
H. en het gedrukte beeld zichtbare te onderscheiden interferentie (bijvoorbeeld
moire) patronen en/of valse tinten, kleuren of weglating veroorzaakt die worden
geproduceerd in het gedrukte beeld in kopieën van het door de kopieerinrichtingen
gemaakte document.
Tussen partijen is niet in geschil dat de deelkenmerken F en G zijn toegevoegd aan
de hoofdconclusie middels wijzigingsvoorstellen tijdens de mondelinge behandeling
voor de Technical Board of Appeal van het EOB (zie r.o. 2.4.).
2.7. Bij het octrooi behoren de volgende figuren:
FIG. 1a, 1b en 1c
FIG. 2a, 2b en 2c
FIG. 3a, 3b, 3c en 3d
2.8. Tegen de verlening van EP 750 is geen oppositie ingesteld.
2.9. DSS maakt haar bedrijf van het ontwerpen van innovatieve beveiligingstechnologieën
voor documenten die bescherming bieden tegen piraterij, ongeoorloofd en illegaal
kopiëren, scannen en 'imaging' van met name waardepapieren, zoals bankbiljetten,
traveller cheques, etc.
2.10. ECB heeft op grond van artikel 106 lid 1 EG-Verdrag het alleenrecht machtiging te
geven tot de uitgifte van bankbiljetten binnen de Europese Gemeenschap.
2.11. DSS heeft ECB op 1 augustus 2005 gedagvaard voor het Gerecht van Eerste Aanleg
daartoe aanvoerend dat ECB met de productie van Euro bankbiljetten inbreuk
maakt op EP 750. Op 5 september 2007 heeft het Gerecht van Eerste Aanleg DSS
in haar vorderingen ter zake van octrooiinbreuk niet-ontvankelijk verklaard en de
vorderingen voor het overige afgewezen. Kort gezegd overwoog het Gerecht van
Eerste Aanleg dat slechts de nationale rechter bevoegd is van de octrooiinbreukvorderingen
kennis te nemen.
2.12. ECB heeft in een negental landen nietigheidsprocedures tegen EP 750 geïnitieerd,
te weten Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Spanje, België,
Luxemburg en Nederland. EP 750 is voor Engeland nietig verklaard door
Kitchin J in diens vonnis van 26 maart 2007, daartoe oordelend dat er sprake is van
toegevoegde materie (de niet-nieuwheids- en niet-inventiviteitsargumenten werden
verworpen). Eén dag later, op 27 maart 2007, heeft het Bundespatentgericht het
Duitse deel van het octrooi in stand gehouden. Volgens het Bundespatentgericht is
er geen sprake van toegevoegde materie en is de uitvinding voor het overige nieuw
en inventief. Ambtshalve is het de rechtbank bekend dat Le Tribunal de grande
instance de Paris (troisième chambre) EP 750 voor Frankrijk heeft vernietigd bij
vonnis van 9 januari 2008 (zijnde een datum gelegen na het pleidooi in deze zaak)
vanwege toegevoegde materie.
3. Het geschil
3.1. ECB vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het octrooi voor
Nederland, met veroordeling van DSS in de kosten van de procedure, daaronder
begrepen de kosten van vertalingen.
3.2. Aan haar vordering legt ECB ten grondslag dat het octrooi nietig is omdat het onderwerp
van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de oorspronkelijke
aanvrage, de uitvinding niet nieuw is en bovendien uitvindingshoogte mist.
3.3. DSS voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor
zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Inleiding in de techniek
4.1. De rechtbank zal een korte inleiding geven op de hier aan de orde zijnde techniek,
welke is ontleend aan een toelichting door partijen (en aan de door Kitchin J gegeven
instructieve samenvatting in voormeld vonnis).
4.2. De uitvinding als neergelegd in het octrooi heeft - kort gezegd - betrekking op een
druktechniek voor het vervaardigen van een document waardoor het niet betrouwbaar
kan worden nagemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype (scanning
type - hierna ook: scanning type copier). De geclaimde werkwijze omvat stappen
die dienen om kopieën van het oorspronkelijke document gemaakt met een scanning
type copier onmiddellijk te herkennen als een vervalsing. De werkwijze stappen
maken gebruik van natuurkundige effecten, in het bijzonder die bekend op het
gebied van de optica, met name het zogenaamde moiré effect dat hierna zal worden
toegelicht.
4.3. Al vanaf het ontstaan van waardepapieren (zoals bankbiljetten, rijbewijzen, paspoorten
etc.) wordt gepoogd deze te beschermen tegen namaak en vervalsing.
4.4. Op de prioriteitsdatum van het octrooi (i.e. 18 januari 1989) was een aantal technieken
op het gebied van optische document beveiliging algemeen bekend. DSS
heeft ter zake gesteld dat deze technieken onder meer omvatten:
- het gebruik van gespecialiseerde substraatmaterialen zoals papier van hoge
kwaliteit, het gebruik van watermerken en het inbrengen van gekleurde beveiligingsvezels;
- het gebruik van gespecialiseerde inktsoorten, zoals magnetische en fluorescerende
inkten, die zeer kostbaar of moeilijk te verkrijgen zijn;
- het gebruik van verfijnde en kostbare (plaat)druktechnieken zoals intaglio
druk; met die technieken kon in zeer fijn detail worden gedrukt;
- het gebruik van iriserende en dunne laagstructuren, zoals bijvoorbeeld hologrammen,
welke een kleur of beeldverandering laten zien wanneer zij
worden bekeken vanuit verschillende hoeken;
- het gebruik van portretten en serienummers;
- het gebruik van zogenaamde ‘screen traps’ die in papiergeld en andere beveiligde
documenten werden aangebracht om deze te beschermen tegen reproductie
door middel van raster offset druktechnieken (‘halftone screening’).
Druktechnieken
4.5. Boekdruk/hoogdruk. Deze druktechniek wordt gebruikt sinds de dertiende eeuw.
De letters of cijfers die gedrukt moeten worden, liggen enigszins verheven ten opzichte
van het oppervlak van de drukplaat (er is bij deze druktechniek dus geen
sprake van een insnijding/gravering in de drukplaat). De plaat wordt dan beïnkt en
op een substraat geperst om de afbeelding te verkrijgen. Deze techniek wordt nog
steeds gebruikt om serienummers op bankbiljetten aan te brengen.
4.6. Intaglio. Intaglio is een druktechniek waarbij de te bedrukken afbeelding in het
oppervlak van een metalen (doorgaans gemaakt van koper of zink) plaat wordt ingesneden.
De insnijdingen kunnen handmatig of met behulp van een laser worden
ingebracht, óf worden geëtst door de plaat te laten reageren met een zuur. Om een
intaglio plaat te drukken wordt het oppervlak ondergedompeld in inkt, waardoor de
insnijdingen vollopen en waarna de overtollige inkt op het oppervlak van de plaat
wordt weggehaald. Vervolgens wordt de plaat in contact gebracht met het substraat
door middel van een drukpers onder zeer hoge druk. Intaglio druk wordt veel gebruikt
bij het vervaardigen van bankbiljetten, vaak in combinatie met andere druktechnieken.
Het creëert een unieke structuur op het substraat dat moeilijk is na te
maken.
4.7. Offset lithografie. Lithografie is gebaseerd op het principe dat olie en water elkaar
afstoten. Het gedeelte op de drukplaat waar een afbeelding dient te komen wordt op
een zodanige wijze behandeld dat het inkt vasthoudt, terwijl de niet-afbeeldingsgebieden
chemisch worden behandeld om water te accepteren en inkt af te stoten.
In offset lithography wordt de beïnkte afbeelding overgebracht ('offset') van de
drukplaat op een rubberen rol en dan op het te bedrukken substraat. Een aantal
aparte platen met verschillende kleuren kunnen over elkaar heen gelegd worden om
zo de uiteindelijke afbeelding te creëren.
4.8. Bij het drukken van bankbiljetten wordt een droge variant van de offset lithografie
toegepast. Ook hier wordt gebruik gemaakt van een rubberen laag gebruikt om de
afbeelding van de printplaat via die laag op het substraat over te brengen. De afbeeldingsgebieden
op de drukplaat steken hier boven het oppervlak van de plaat uit
(ongeveer zoals bij de hoogdruktechniek). De inkt wordt op de verheven gedeelten
op de plaat aangebracht door een aantal inktrollers. De plaat brengt de afbeelding
over op de rubberen laag, die de afbeelding vervolgens afdrukt op het substraat. In
de bankbiljetten technologie, wordt de offset druk gebruikt om beveiligingsinkten
te kunnen toepassen die niet snel emulgeren, zoals ultraviolet fluorescerende inkten.
4.9. Inkjet printen. Bij deze techniek worden kleine druppeltjes inkt onder hoge druk op
het substraat gesproeid. Het probleem bij deze techniek is dat de inkt niet goed
hecht aan het substraat. De meeste inktsoorten zijn waterig en vlekken daarom snel.
4.10. Laser printen. Laserprinten is een digitaal proces dat gebruik maakt van een chip in
de printer die data ontvangt en omzet in stipjes ('dots'). Dit wordt ook wel een raster
afbeelding genoemd. In de laserprinter bevindt zich naast de laser unit zelf, een
draaiende elektrostatische drum waarvan de buitenzijde een positieve of negatieve
elektrische lading kan dragen. Zodra de chip de ontvangen data heeft omgezet in
een raster afbeelding, wordt de laser door de chip aangestuurd om de afbeelding te
'tekenen' op de geladen drum als een aantal lijnen of stippen, op dezelfde wijze als
halftone screening welk proces hierna uiteengezet zal worden. Op die plaatsen
welke de laserstraal aanstraalt, wordt het oppervlak van de drum ontladen. De toner
welke in poedervorm op de drum wordt gebracht, zal alleen hechten aan de delen
die niet ontladen zijn. De tonerdeeltjes worden op het substraat overgebracht door
de drum daaroverheen te rollen. De overgebrachte toner wordt door twee hete rollers
aan het substraat gehecht.
Halftone printen
4.11. Het gewoon drukken van bijvoorbeeld een foto op papier, levert problemen op
omdat de printer niet in staat is de honderden grijstinten (bij zwart/wit-foto's) of de
miljoenen verschillende kleurschakeringen (bij kleurenfoto's) weer te geven. Halftone
printen lost dit probleem op. Bij deze reproductiemethode wordt een afbeelding
(zoals een foto) omgezet in een zeer fijn patroon van punten of lijnen ('dots').
Door variatie in de grootte van de dots ontstaat een vrijwel oneindige variatie in
kleurschakering in een bepaalde kleur. In geval van de kleur zwart kan door variatie
in de grootte van de dots optisch een veelheid aan grijstinten worden verkregen.
Deze techniek wordt hieronder geïllustreerd.
foto 1 en 2
4.12. Het grote voordeel van halftone printen is de eigenschap die toelaat een oneindig
aantal kleurschakeringen weer te geven uit een betrekkelijk gering aantal inkt kleuren.
4.13. Halftone screening. Dit is het proces waarbij een afbeelding wordt omgezet in
reeksen dots. Oorspronkelijk werd dit bereikt door gebruik te maken van een contact
screen (rasterscherm) bestaande uit maasmateriaal dat over de fotografische
film werd gelegd, vandaar de benaming photographic halftoning. Bij deze techniek
wordt de oorspronkelijke afbeelding via het rasterscherm op de film geprojecteerd,
waardoor het beeld uiteenvalt in reeksen dots, i.e. een halftone afbeelding. De hoeveelheid
licht die al dan niet via het rasterscherm op de film terechtkomt, komt
overeen met de grootte van de dots op de film. Delen van de afbeelding raken bij
deze methode verloren, maar als rasterschermen worden gebruikt die fijn genoeg
zijn, is dit niet waarneembaar voor het menselijk oog. De kwaliteit van de uiteindelijke
in dots geconverteerde afbeelding is dan ook afhankelijk van de keuze van het
rasterscherm.
4.14. De screen frequentie wordt uitgedrukt in lines per inch ('lpi'). Hoe fijner het raster
(i.e. hoe hoger de lpi) des te preciezer kan de afbeelding worden weergegeven. In
1989 was de gebruikelijke frequentie 100 lpi. Een frequentie van 65 lpi werd daarbij
als inferieur beschouwd en 150 lpi als voortreffelijk.
4.15. Oorspronkelijk vond de conversie van brondocumenten naar dot patronen plaats
door middel van fotografische technieken. De laatste decennia is dit proces gedigitaliseerd
en worden in de reprografische industrie hoge kwaliteits 'dot generating'
kleuren scanners gebruikt die het proces van scheiden van kleuren bij de conversie
volledig automatiseren. Zij scannen met een hoge resolutie. Deze scanners, welke
aan het begin van de zeventiger jaren voor het eerst op de markt kwamen, waren en
zijn bijzonder kostbare en gecompliceerde apparaten die slechts kunnen worden
bediend door speciaal daarvoor opgeleid personeel. Hoewel deze apparatuur de
eerste stappen in het reproductieproces digitaliseerden, is de hiervoor beschreven
methode voor de productie van drukplaten grotendeels hetzelfde gebleven. Of men
de drukplaten nu op de traditionele wijze of met behulp van een hogekwaliteits dot
generating kleuren scanner maakt, er wordt altijd een fysiek (of later: een door een
laser gegenereerd) rasterscherm toegepast om het beeld op te splitsen in reeksen
dots.
Moiré effect
4.16. Moiré is een optisch interferentie effect dat ontstaat als meerdere gelijksoortige
patronen over elkaar worden heen gelegd worden onder een iets verschillende
hoek, of als zij een iets verschillende lijnafstand hebben. Doordat de lijnen of punten
van de twee rasters op sommige plaatsen naast elkaar staan, op andere plaatsen
over elkaar heen vallen, ontstaat een patroon van lichte en donkere banden, die bovenop
de onderliggende lijnen geprojecteerd lijken. Complexere moiré-patronen
ontstaan als de lijnen gebogen zijn, of niet volledig parallel lopen.
De hieronder afgebeelde figuur geeft een moiré patroon weer van twee sets parallelle
lijnen, waarbij een set onder een hoek van 5 graden ten opzichte van de andere
set is gelegd.
moiré patroon
4.17. Een eigenschap van moiré is dat een relatief kleine (hoek)verandering in de overgelegde
structuur, een relatief grote beeldverandering te zien geeft. Anders gezegd,
moiré vergroot een oorspronkelijke tamelijk minuscule verandering en maakt deze
met het blote oog waarneembaar.
4.18. In 1989 was bekend dat zichtbare moiré effecten konden optreden als het patroon
van de oorspronkelijke afbeelding een lijnafstand had die vrijwel gelijk was aan de
lijnafstand van het halftone raster. Ontwerpers van bankbiljetten en andere beveiligde
documenten maakten hun voordeel van dit fenomeen. Zij gebruikten in de
ontwerpen van bankbiljetten opzettelijk fijne lijnpatronen, zogenaamde screen
traps, die bedoeld waren om zichtbare moiré interferentie te veroorzaken als het
beveiligde document door middel van halftone screening werd gereproduceerd.
4.19. Een bekend nadeel bij het gebruik van screen traps was het feit dat in de screen trap
gebruikte lijnafstand nabij de lijnafstand van het gebruikte raster moest liggen om
een moiré effect te veroorzaken, maar dat het tevoren niet bekend was welk halftoonraster
een namaker zou toepassen. Een professionele namaker zou meerdere
rasterschermen met verschillende soorten rasters tot zijn beschikking hebben. Op
meer moderne machines kan het raster worden ingesteld door de gebruiker. Om
deze reden was het nut van een screen trap beperkt als deze slechts één bepaalde
lijnafstand gebruikte en de lijnen slechts in één bepaalde oriëntatie op bijvoorbeeld
een bankbiljet waren aanbracht. Een namaker zou dan in staat zijn het moiré effect
te voorkomen door een bepaalde rasterinstelling of een andere oriëntatie van het
raster te kiezen. Om deze mogelijkheid tegen te gaan moest het beveiligde document
dan ook meerdere screen traps met verschillende lijnen, lijnafstanden en
oriëntaties bevatten. Een namaker werd aldus belast met het vinden van rasters met
lijnafstanden die geen of niet goed waarneembare moiré effecten zouden veroorzaken,
terwijl aan de andere kant de ontwerpers van bankbiljetten dat zo moeilijk
mogelijk probeerden te maken door screen traps te introduceren met steeds andere
(en bovendien variabele) lijnafstanden en oriëntaties. Deze gevarieerde aanpak
wordt ook wel 'hagelschot-benadering' genoemd omdat in de verschillende screen
traps zo veel mogelijk instellingen en oriëntaties van de rasters, in het raster offset
proces 'geraakt' moeten worden.
4.20. Screen traps kennen nog meer nadelen. Zo is het noodzakelijk dat de screen traps
een significant deel van het document in beslag nemen om het optredende moiré
effect duidelijk zichtbaar voor het blote oog te maken. Daarnaast moeten de screen
traps ook voldoende lijncontrast en lijndikte hebben om een significant (waarneembaar)
moiré effect te kunnen bewerkstelligen. Tegelijkertijd is de ruimte op
een document voor een screen trap, die idealiter ligt op gebieden waar minder dichte
bedrukking voorkomt, veelal beperkt. Het gebruik van dergelijke screen traps
beperkte de ontwerper in zijn vrijheid om het voor de screen traps gebruikte oppervlak
van het biljet nog voor iets anders te gebruiken. Patronen met wisselende lijnafstanden
en wisselende oriëntaties zullen alleen moiré veroorzaken bij een raster
met de juiste lijnafstand en oriëntatie en dan nog alleen in het kleine deel van het
document waar die specifieke screen trap 'geactiveerd' zal worden en het is dan
ook belangrijk dat de hele screen trap in een 'rustig' deel van het document wordt
geplaatst, waar ook een kleine moiré verstoring zichtbaar zal zijn. Zulke patronen
zijn niet altijd goed te verenigen met de verlangde esthetische kwaliteiten van een
bankbiljet, zeker niet als de screen traps ook nog eens voldoende lijncontrast en
lijndikte nodig hebben om de gewenste moiré effecten te kunnen opwekken.
Scanning type copiers (CCD)
4.21. In de zeventiger en vroege tachtiger jaren kwamen de eerste generatie kleurenkopieerapparaten
van Xerox en Canon op de markt. Deze apparaten waren analoog en
projecteerden via lenzen en spiegels een beeld van het belichtte origineel op een
elektrostatisch geladen drukrol.
4.22. Vanaf 1987 kwamen er digitale scanning type copiers van het 'aftasttype' op de
markt. Bij gebruik van de digitale scanning type copiers wordt het oorspronkelijke
beeld afgetast door een 'CCD' (Charge Coupled Device) sensor die bestaat uit een
rij van duizenden lichtgevoelige diodes. Met behulp van het licht dat op de fotodiodes
van de CCD valt, wordt een origineel document lijn voor lijn afgetast en de
daardoor gegenereerde informatie naar een processor gestuurd. De processor bewerkt
de gegevens voor verder gebruik in het afdrukproces met een laser- of inktjetprinter.
In de CLC series scanning type copiers werd bijvoorbeeld een laserprinter
gebruikt.
4.23. Rond 1988 werd algemeen erkend dat digitale scanning type copiers een niet te
onderschatten bedreiging zouden gaan vormen voor de documentbeveiligingsindustrie.
Hoewel deze apparaten toen nog te duur waren voor een gewone gebruiker
(tenzij deze een professionele namaker was) en de kopieën die met dergelijke
apparaten werden gemaakt nog niet van voldoende hoge kwaliteit waren om nauwkeurige
inspectie te kunnen doorstaan, was het wel duidelijk dat naarmate de kwaliteit
van de scanning type copiers zou verbeteren en de prijs zou dalen, deze apparaten
snel een reële bedreiging zouden vormen. 'Amateurs' met toegang tot een
scanning type copier zouden in staat zijn om gefotokopieerde biljetten als echte
bankbiljetten te gebruiken. Er werd dan ook naarstig gezocht naar nieuwe manieren
om deze specifieke bedreiging tegen te gaan.
De gemiddelde vakman
4.24. Beide partijen hebben in de processtukken uitgebreid aandacht besteed aan de kwaliteiten
van de betrokken vakman op de prioriteitsdatum. Hun standpunten ten aanzien
van die kwaliteiten komen in grote lijnen overeen.
4.25. De rechtbank zal in navolging van partijen uitgaan van de volgende kwaliteiten. De
gemiddelde vakman is deskundig op het gebied van beveiligingsdruktechnieken.
Deze persoon heeft mogelijk een achtergrond in fysica, materiaalkunde, optiek of
is afkomstig uit de industrie. Hij is bekend met bestaande beveiligingsmaatregelen
en zal betrokken zijn bij het testen en drukken van beveiligde documenten. Hij is
verder bekend met alle bestaande reproductietechnieken, waaronder analoge en digitale
beeldbewerking en zal voorts algemene kennis hebben van aanstaande reproductietechnieken.
De gemiddelde vakman zal daarnaast kennis hebben van het toepassen
van bestaande beveiligingskenmerken in het ontwerp.
4.26. Partijen verschillen echter wezenlijk van mening waar het de kennis van de gemiddelde
vakman ten aanzien van scanning type copiers betreft. Dat de vakman op de
prioriteitsdatum diepgaande kennis zou bezitten ten aanzien van de werking van
scanning type copiers, zoals ECB stelt en DSS betwist, is niet komen vast te staan.
Het had op de weg van ECB gelegen om haar andersluidende stelling gelet op de
gemotiveerde betwisting door DSS nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het
overleggen van relevante vakliteratuur waaruit de juistheid van haar stelling zou
kunnen blijken. Nu ECB zulks heeft nagelaten, houdt de rechtbank het er dan ook
voor dat de gemiddelde vakman ten tijde van de prioriteitsdatum, nu deze tweede
generatie scanning type copiers immers toen net op de markt kwam, slechts basale
kennis van de scanning type copiers bezat, zoals bijvoorbeeld de resolutie van het
apparaat.
Nietigheidsgronden
a. toegevoegde materie - 123 lid 2 EOV jo. artikel 75 lid 1 onder c Rijksoctrooiwet 1995
4.27. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat een octrooiaanvrage op grond van artikel
123 lid 2 Europees Octrooiverdrag (EOV) niet zodanig gewijzigd mag worden
dat het onderwerp niet meer gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals
ingediend. Hierbij dient naar vaste jurisprudentie te worden onderzocht (vgl. ook
Guidelines for Examination in the European Patent Office - December 2007, Part
C, Chapter VI, no. 5.3.1.) of de inhoud van de aanvrage door een toevoeging, verandering
of weglating in haar geheel zodanig verandert dat de vakman informatie
krijgt die hij niet direct en ondubbelzinnig kan afleiden uit hetgeen in de aanvrage
expliciet en impliciet is geopenbaard. De ratio van artikel 123 lid 2 EOV bestaat
hierin dat het een aanvrager niet is toegestaan zijn positie te verbeteren door materie
toe te voegen die niet is geopenbaard in de oorspronkelijke aanvrage omdat hem
dat een ongerechtvaardigd voordeel zou geven en schadelijk kan zijn voor de
rechtszekerheid van derden die vertrouwen op de inhoud van de oorspronkelijke
aanvrage (zie G1/93, OJ 8/1994, 541). De rechtbank zal dit criterium tot uitgangspunt
nemen.
4.28. De gemiddelde vakman, met de kwalificaties als hiervoor in r.o. 4.24-4.26. beschreven,
zal het octrooi als volgt begrijpen:
De werkwijze volgens conclusie 1 heeft betrekking op het vervaardigen van een
document via een print proces, conform de deelkenmerken F, G en H. Het kopiëren
van een op een dergelijke wijze geprint document met een kopieerinrichting van
het aftasttype (scanning type), zal zichtbare gebreken vertonen.
4.29. Voor het kunnen uitvoeren van de geclaimde werkwijze is volgens deelkenmerk B
een zichtbaar origineel beeld vereist bestaande uit kromlijnige lijnen, stippen en/of
wervels. Eenvoudiger gezegd maakt de werkwijze gebruik van een reeds bestaand
beeld. Anders dan in de stand van de techniek worden de moiré veroorzakende
lijnpatronen niet in de afbeelding zelf verwerkt door toevoeging van screen traps
(vgl. r.o. 4.18.), maar - en daarin schuilt het voordeel dat de uitvinding beoogt te
bieden - kan een bestaande afbeelding worden gebruikt.
4.30. Deelkenmerk C beschrijft het vaststellen van de aftaststeekafstand (p) en de wijdte
van de aftastlijnen van potentiële kopieerinrichtingen van het aftasttype. Deze parameters
bepalen in aanzienlijke mate de resolutie van de kopieerinrichting.
4.31. Volgens deelkenmerk D wordt een rasterpatroon van evenwijdige lijnen gecreëerd
met een steekafstand die minutieus meer of minder is dan de aftaststeekafstand van
de kopieerinrichting, welk rasterpatroon volgens kenmerk F over het originele
beeld wordt gelegd voor het maken van een print van het document. De afbeelding
in dat geprinte document omvat de oorspronkelijke (reeds bestaande) afbeelding
volgens deelkenmerk B (i.e. bestaande uit kromlijnige lijnen, stippen en/of wervels)
alsmede een daaroverheen gelegd print patroon volgens het rasterpatroon van
evenwijdige lijnen, vervaardigd op de wijze van deelkenmerken D en F met inachtneming
van de bepalingen van de deelkenmerken C en E.
4.32. De kromlijnige lijnen, stippen en/of wervelingen volgens deelkenmerk B zien op
een onafhankelijk bestanddeel van de oorspronkelijke afbeelding. Zij zijn geheel
onafhankelijk van het rasterpatroon vervaardigd volgens de werkwijze van deelkenmerk
D welke over de oorspronkelijke afbeelding is gelegd volgens deelkenmerk
F.
4.33. Het eerste gedeelte van deelkenmerk G claimt dat het op het document overgebrachte
patroon, niet met het blote oog zichtbaar is. Het tweede gedeelte van deelkenmerk
G claimt dat de oorspronkelijke afbeelding en de geprinte afbeelding (die
met het daarop overgebrachte rasterpatroon) niet onderscheidbaar is, zodat met het
blote oog geen afwijkingen tussen de gedrukte en de oorspronkelijke afbeelding
kunnen worden waargenomen.
4.34. Deelkenmerk H claimt ten slotte dat bij reproductie van de (eerste generatie) kopie
(i.e. het over de oorspronkelijke afbeelding gelegde rasterpatroon) zichtbare gebreken
zullen ontstaan.
4.35. Voor het bepalen van de inhoud van de oorspronkelijke openbaring, dient de oorspronkelijke
aanvrage, i.e. WO 90/08046 in zijn geheel te worden beschouwd.
Bronnen van openbaring zijn de daarin opgenomen conclusies, de beschrijving
(zowel het algemene deel als de bijzondere delen die in verband staan tot de beschreven
uitvoeringsvormen) en/of de tekeningen.
4.36. Tussen partijen is niet in geschil dat de deelkenmerken A-E en H van de werkwijze
volgens conclusie 1 in de oorspronkelijke aanvrage zijn geopenbaard. Wat hen verdeeld
houdt is de vraag of dat ook het geval is voor deelkenmerken F en G, te weten
een 'overlay of a grid pattern over an original image for creating a printed
image on the document whereby the printed image contains the original image
having a superimposed transmitted or obstructed print pattern conforming to the
grid pattern and in which the print pattern normally is not discernible by the naked
eye'. Ten aanzien daarvan wordt als volgt overwogen.
Deelkenmerk F
4.37. In de oorspronkelijke aanvrage wordt een aantal werkwijzen geopenbaard voor het
vervaardigen een document dat niet kan worden vervalst. Al deze werkwijzen hebben
het doel dat de vervaardigde documenten vervolgens duidelijke afwijkingen
bevatten van het origineel als die zijn gekopieerd met een kopieerinrichting van het
aftasttype.
4.38. In de werkwijzen als geclaimd in de conclusies 1-12 bestaan de afbeeldingen van
het oorspronkelijke document (dus in de ontwerpfase) uit lijn structuren (lineations,
zie conclusies 1-5, 8-10 en 12) met een specifieke regelmatige afstand. De afbeeldingen
zijn hier als rasterstructuur of rasterpatroon getekend. Het maakt gebruik
van het gegeven dat in de kopieën van deze documenten gemaakt door een kopieerinrichting
van het aftasttype, moiré patronen zullen verschijnen als de lijn structuren
(in bepaalde gebieden) een bepaalde regelmatige afstand hebben.
4.39. De werkwijze van het leggen van een rasterpatroon over een oorspronkelijke afbeelding
voor het vervaardigen van een document volgens deelkenmerk F is neergelegd
in conclusie 13 van de oorspronkelijke aanvrage. Deze conclusie ziet op het
vervaardigen van een niet betrouwbaar te kopiëren document door een kopieer proces.
Het kopiëren van een oorspronkelijke document - dat niet wordt beschermd
door de inhoud van conclusie 9, i.e. geen 'depositing said image in the form of lineations',
onderstreping toegevoegd, Rb) - met een kopieerinrichting resulteert in
een kopie van het oorspronkelijke document (replicaat) met een raster patroon in de
afbeelding (image lineations). Verdere kopieën van deze eerste generatie kopie
blijken niet nauwkeurige vervalsingen aangezien in de afbeeldingsgebieden zichtbare
gebreken, vervormingen en moiré effecten voorkomen. Een gemiddelde vakman
zal het opzettelijk vervaardigen van lijnstructuren in het replicaat van de oorspronkelijke
afbeelding via het kopieer proces begrijpen als het over het originele
beeld leggen (vgl. deelkenmerk F, in de Engelse tekst luidend: the original image
having a superimposed transmitted or obstructed print pattern conforming to the
grid pattern) van een lijnpatroon.
4.40. De duidelijke en ondubbelzinnige openbaring van deelkenmerk F voor de geclaimde
print werkwijze volgens conclusie 1 van het octrooi zoals verleend volgt voor de
gemiddelde vakman, met gebruikmaking van zijn toenmalige vakkennis, voorts uit
de oorspronkelijke beschrijving. Op pagina's 7 (regels 22-27) en 8 (regels 1-3) van
PCT 90/08046 is beschreven hoe de uitvinder het basis fenomeen dat achter de uitvinding
ligt heeft gevonden (en in conclusie 13 heeft neergelegd). Daar wordt immers
beschreven dat:
'The instant inventor in the course of searching for a solution to this
problem accidentally discovered that a color copier replication of an
original travelers cheque cannot itself be used to produce a closely
matching copy. Actually, it was found, surprisingly, that no matter how
the color copier was adjusted to eliminate blemished or defects apparent
to the casual observer, the copies made from the first copy always had
such prominent tell-tales, in one form or another.'
4.41. De uitvinder besefte dat hij met deze ontdekking de sleutel tot het oplossen van het
tegengaan van vervalsingen in handen had. In de woorden van de beschrijving (pagina
8, regels 7-15):
'Thus, he conceived the idea of using the bane of the printer to the advantage
of the counterfeit preventor. He would use the moire effect to reveal
the bogus color copy of a genuine banknote, for example, by producing
the note image lineations in mismatch to the scanner of a color copier.
The mismatch would be slight and not noticeable to the naked eye and
thereby both basic requirements, which no one else was ever able to meet,
could be totally satisfied.'
4.42. Op pagina 8 wordt in de regels 21-24 bovendien nog benadrukt dat de vervaardiging
van het originele document in het algemeen, maar niet altijd, zal plaatsvinden
bij wijze van een druk proces ('generally, but not always printed').
4.43. Een laatste aanwijzing vindt de gemiddelde vakman ten slotte op pagina 9 van de
beschrijving (regels 3-19):
'The basic method of counterfeit protection teaches the inclusion of lines,
dots and/or swirls embodied and integrally formed into art, pictures and
other forms of images. The grid lines are made so as to differentiate minutely
in vertical and/or horizontal pitch from the linear grids employed
by the scanning mechanisms of the machines used to replicate these black
- white or coloured documents. (...) After creation of the authentic document,
that is, one including the grid lines of predetermined pitch, the primary
method of counterfeit protection, as well as the product thereof,
have been realised.'
4.44. Ook uit deze passage zal de gemiddelde vakman begrijpen dat het authentieke document
dient te worden voorzien van een grid met een predetermined pitch, namelijk
een pitch die minutely different is van de pitchafstand van de scanning type copier,
die het document weer iets anders zou inlezen.
Deelkenmerk G
4.45. De stelling van ECB dat deelkenmerk G evenmin zou zijn geopenbaard, vermag de
rechtbank niet in te zien. Zo wordt op pagina 7 beschreven dat:
'In particular, no one heretofore has found a way to provide an original
banknote or important document which embodies the two often-sought
features of a copy-proof instrument; for example, one which to the unaided
eye is both indistinguishable from a prior (genuine) item and which
is capable only of obviously bogus copier replication (onderstreping
toegevoegd, Rb).'
en
'Consequently, it is now possible, for the first time, to produce legal tender
paper currency, genuine travelers cheques, original post stamps, government
issued food stamps, important documents or certificates and the
like, which to the naked eye are identical to prior items of the same kind
but, in fact, have characteristics which reveal copier (especially color)
replications to be obvious counterfeits (onderstreping toegevoegd, Rb.)'
4.46. Ook op pagina 8 wordt deelkenmerk G geopenbaard, namelijk in de regels 12-15:
'The mismatch would be slight and not noticeable to the naked eye and
thereby both basic requirements, which no one was ever able to meet,
could be totally satisfied. (onderstreping toegevoegd, Rb.)'
Slotsom toegevoegde materie
4.47. De hiervoor weergegeven passages in de beschrijving komen overeen met de inhoud
van de in conclusie 13 geclaimde materie. De deelkenmerken F en G waarbij
het rasterpatroon over het originele beeld wordt gelegd voor het op het document
voortbrengen van een gedrukte afbeelding omvattende de oorspronkelijke afbeelding
met een daarboven geplaatst overgebracht of ondoorgankelijk gemaakt drukpatroon
in overeenstemming met het rasterpatroon en waarin het drukpatroon normaal
niet met het blote oog te onderscheiden is, zodanig dat het originele beeld en
het gedrukte beeld voor het blote oog algemeen hetzelfde lijken, zijn daarmee
directly and unambiguously geopenbaard.
4.48. De rechtbank is bekend met het op dit punt afwijkende oordeel van de Engelse
rechter - en in diens voetspoor ook de Franse rechter. Dat oordeel maakt de beslissing
van deze rechtbank evenwel niet anders. Toegegeven kan worden dat de term
'overlay', zoals ook het Bundespatentgericht heeft vastgesteld, als zodanig niet in
de oorspronkelijke conclusies is terug te vinden. Anders dan het Bundespatentgericht
is deze rechtbank overigens van oordeel dat dat niet geldt voor de term 'grid',
welke zich laat vertalen als 'tralie', dus een lijnpatroon. Conclusie 13 van de oorspronkelijke
aanvrage spreekt van een replica ‘which will be made of image lineations',
dus een lijnpatroon. De term ‘grid’ is derhalve ook als zodanig in de oorspronkelijke
aanvrage geopenbaard. Dat de term 'overlay' daarin niet onmiddellijk
is terug te vinden, betekent gelet op de te hanteren maatstaf (vgl. r.o. 4.27) evenwel
nog niet dat deelkenmerk F niet in de oorspronkelijke aanvrage zou zijn geopenbaard.
Anders dan de Engelse en Franse rechter is deze rechtbank van oordeel dat
de gemiddelde vakman, behept met de kwalificaties als weergegeven in r.o. 4.24.-
4.26. en indachtig het probleem dat het octrooi probeert op te lossen, de deelkenmerken
F en G zonder meer zou begrijpen uit de op pagina's 7-9 van de oorspronkelijke
aanvrage beschreven gevonden print methode voor het vervaardigen van
een oorspronkelijk beveiligd document (replicant document) en de verdere kopieën
gemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype in verbinding met conclusie
13. Uit de beslissing van de Engelse rechter, met name paragraaf 119, wordt niet
inzichtelijk waarom hij deze combinatie kennelijk niet beschouwd als de openbaarmaking
van het maken van een beveiligd document door het over een oorspronkelijk
document leggen van een lijnpatroon als bedoeld in conclusie 1 van het
octrooi als verleend.
4.49. De stelling van ECB dat het teruggrijpen op bepaalde passages uit de beschrijving
in combinatie met conclusie 13 een niet toegestane mozaïek-methode zou zijn om
alsnog dekking voor de gewijzigde conclusie te vinden, wordt verworpen. De ruimer
geformuleerde oorspronkelijke conclusies die zien op het op verschillende manieren
vervaardigen van een niet betrouwbaar te reproduceren document, weerhouden
de aanvrager er niet van tijdens de verleningsprocedure te verwijzen naar die
delen van de beschrijving waarin kenmerken worden beschreven die de aanvrager
naar de claim wenst over te brengen. Dat zou anders zijn indien de door het EOB
hiervoor gegeven kaders (zie r.o. 4.27) te buiten zouden worden gegaan namelijk
indien de positie van de octrooihouder op ongerechtvaardigde wijze wordt verbeterd
of indien de rechtszekerheid van derden in het gedrang komt, maar daarvan is
het onderhavige geval geen sprake. De voorkeur van de aanvrager voor een werkwijze
met kenmerken F en G valt voldoende duidelijk en ondubbelzinnig uit de
oorspronkelijke aanvrage af te leiden, gelet op de neerlegging daarvan in een volgconclusie
en de bewoordingen van de hierboven aangehaalde passages. Van een
niet geopenbaarde en aldus ongeoorloofde selectie van kenmerken uit de aanvrage
is dan ook geen sprake.
4.50. Het beroep op de nietigheid van conclusie 1 wegens toegevoegde materie wordt
derhalve verworpen.
b. gebrek aan nieuwheid (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikelen 52 en 54 EOV)
4.51. Ter onderbouwing van de nietigheid van EP 750 heeft ECB bij dagvaarding gesteld
dat de uitvinding niet nieuw is omdat alle kenmerken al zijn geopenbaard in een
Zwitsers 20 Franken bankbiljet series 1976. Bij conclusie van repliek heeft ECB
zich daarnaast beroepen op GB 1,138,011 (hierna: GB 011). Eerst bij pleidooi heeft
zij zich bovendien beroepen op openbaarmaking van de uitvinding door middel van
een Brits 10 pond biljet. De rechtbank overweegt als volgt.
Zwitserse en Britse bankbiljetten
4.52. Het beroep dat de uitvinding openbaar is gemaakt in het Zwitserse en Britse bankbiljet
wordt verworpen. In feite heeft ECB dit beroep slechts onderbouwd door te
stellen dat achteraf kan worden geconstateerd dat een kleurenkopie gemaakt met
een laser kleurkopieermachine van het type Canon 700L (300 dpi) duidelijke wijzigingen
in het originele beeld laat zien die zichtbaar zijn met het blote oog. Hierdoor
kan het volgens ECB niet anders zijn dan dat in het beelddeel een niet zichtbaar
rasterpatroon is opgenomen dat moiré teweeg brengt. Die stelling leidt evenwel
geenszins tot de conclusie dat de in EP 750 geclaimde werkwijze door middel
van de bankbiljetten is openbaar gemaakt: de werkwijze valt immers niet te herleiden
uit de bankbiljetten als zodanig. Met juistheid heeft DSS voorts in dit verband
aangevoerd dat het feit dat moiré effecten optreden, niet betekent dat de betreffende
bankbiljetten zijn geproduceerd met gebruikmaking van de uitvinding als beschreven
in het octrooi. De bankbiljetten zouden de gemiddelde vakman niets
openbaren wat hij op dat moment niet al wist. Hij zou het lijnenpatroon in het gebied
van het portret van het gezicht van de koningin herkennen als een screen trap
en hij zou zich realiseren dat die was ontworpen om te interfereren met halftone
screens gebruikt in conventionele reproductieprocessen. De gemiddelde vakman
zou evenwel geen reden hebben te veronderstellen dat een bepaling had plaatsgevonden
van de steekafstand en wijdte van de aftastlijnen van een scanning type copier,
noch zou hij veronderstellen dat een rasterpatroon van evenwijdige lijnen is
vervaardigd met een steekafstand minutieus meer of minder dan de aftaststeekafstand
van de scanning type copier en dat een dergelijke grid over de oorspronkelijke
afbeelding is gelegd. Kort en goed leren de bankbiljetten, nu de uitvinding van
EP 750 daarin eenvoudigweg niet clearly and unambiguously wordt geopenbaard,
de vakman niets over het probleem waarvoor hij wordt gesteld door de nieuwe generatie
scanning type copiers. Nu ECB ter zake van haar stelling dat de Zwitserse
en Britse bankbiljetten met gebruikmaking van de geclaimde werkwijze zijn vervaardigd
geen specifiek bewijs heeft aangeboden, wordt die stelling als zijnde gemotiveerd
betwist verworpen. ECB heeft overigens ook niet gesteld dat de uitvinding
op andere wijze openbaar toegankelijk is geweest, zodat daar niet op in behoeft
te worden gegaan.
GB 011
4.53. Ter zake van het beroep op anticipatie door GB 011 wordt het volgende overwogen.
GB 011 leert - kort gezegd - het gebruik van het in een afbeelding aanbrengen
van een reeks patronen met verschillende hoeken en lijnafstanden (hagelschot benadering)
om vervalsingen door middel van halftone screening reproductie tegen te
gaan. Afhankelijk van de rasterafstand van het te gebruiken raster, zouden een of
meer patronen bij reproductie moiré veroorzaken. Het betreft hier derhalve het gebruik
van traditonele screen traps.
4.54. Het in het oog springende verschil met EP 750 is dat GB 011 geen betrekking heeft
op het vervaardigen van een beveiligd document dat in relatie staat tot het scanning
mechanisme van een scanning type copier om op die manier te voorkomen dat het
document betrouwbaar wordt gereproduceerd op dat apparaat. ECB heeft in dit
verband erkend dat op de prioriteitsdatum van GB 011, te weten 6 juli 1965, geen
scanning type copiers beschikbaar waren, zodat daarin ook geen relatie wordt gelegd
met dit type copiers, laat staan de scanning pitch afstand daarvan. Alleen om
die reden worden de deelkenmerken C en D in GB 011 bij gebreke van enige relatie
met de scanning pitch afstand en het daarop gebaseerde rasterpatroon van een
scanning type copier niet geopenbaard. Evenmin openbaart GB 011 de stap van het
aanbrengen van een superimposed grid (deelkenmerk F). Indien de leer van GB
011 wordt toegepast om screen traps te gebruiken, zou dat bij reproductie leiden tot
zichtbaar moiré, zodat ten slotte ook deelkenmerk G ('not discernible by the naked
eye') in GB 011 niet wordt geopenbaard. Het document is dan ook niet nieuwheidsschadelijk
voor EP 750.
c. gebrek aan inventiviteit (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikel 56 EOV)
GB 011
4.55. Zoals hiervoor reeds uiteengezet bestaat er een essentieel verschil tussen de uitvinding
volgens het octrooi en de leer zoals deze naar voren komt in GB 011. GB 011
gaat reproductie tegen met behulp van halftone screening waarbij van tevoren niet
duidelijk is welke rasterafstand de namaker zal gebruiken, zodat het gebruik van
verschillende screen traps met verschillende hoeken en lijnafstanden in de ontwerpfase
ertoe moet lijden dat ten minste een deel van de gebruikte hoeken en lijnafstanden
zal overeenkomen met het gekozen raster en aldus moiré teweeg zal brengen
(hagelschot-benadering). De uitvinding volgens het octrooi daarentegen beoogt
het scannen met de nieuwe generatie scan type copiers zoveel mogelijk te bemoeilijken.
Bij deze nieuwe reproductiemethode is geen sprake van onzekerheid
over het te gebruiken rasterscherm omdat het scanraster van de scanning type
copier voor het octrooi een vast gegeven is. Dat geeft ook het voordeel van vrijheid
voor de ontwerper omdat in EP 750 gebruik wordt gemaakt van reeds bestaande
afbeeldingen waarover heen een superimposed grid wordt aangebracht dat minutely
different is van dat van het scanning mechanisme in de scanning type copier ter
vervaardiging van een eerste generatie kopie waarin moiré juist niet zichtbaar is.
Eerst bij verdere reproductie van de eerste generatie kopie zal dan moiré ontstaan.
Deze afzonderlijke stap wordt in GB 011 niet geopenbaard. Hierbij komt ook nog
het kenmerk volgens het octrooi dat die bestaande afbeelding in de werkwijze niet
zichtbaar veranderd wordt met alle voordelen van dien. GB 011 bevat dan ook geen
technical pointer die de gemiddelde vakman rechtstreeks naar de uitvinding zou
leiden.
4.56. ECB heeft in dit verband nog betoogd dat de vakman, met zijn vakkennis op de
prioriteitsdatum van de in scanning type copiers gebruikte techniek, in GB 011 de
term screening eenvoudigweg zou lezen als scannen, doch die benadering kan niet
worden gevolgd. In de eerste plaats had de gemiddelde vakman, het zij herhaald,
op de prioriteitsdatum geen diepgaande kennis van de werking van scanning type
copiers. Verwezen wordt naar hetgeen daarover in r.o. 4.24-4.26 is overwogen. In
de tweede plaats is onjuist dat scanning volgens dezelfde principes als screening
zou werken. Zoals hiervoor aangegeven is bij halftone screening bijvoorbeeld niet
bekend welke rasterafstand en oriëntatie door de namaker gebruikt zal worden, iets
dat zich bij het scanproces nu juist niet voordoet. Het gaat hier om een geheel andere
benadering. Het idee dat moiré ook zou kunnen ontstaan door het gebruik van
scanning type copiers en het bepalen van de aftaststeekafstand en de wijdte van de
aftastlijnen daarvan en het over het oorspronkelijke document leggen van een
superimposed grid om op die manier een beveiligde eerste generatie kopie te creëren,
vloeit niet op voor de hand liggende wijze voort uit GB 011 in combinatie met
de common general knowledge van de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum.
Kurowski (DE 3602563 C1)
4.57. Kurowski betreft in feite een verbetering van de leer zoals deze in GB 011 al wordt
beschreven. De verschillen tussen dit document en de uitvinding volgens het octrooi
zijn dezelfde als die tussen GB 011 en het octrooi. Ook Kurowski bevat geen
aanwijzing voor de vakman om te komen tot de uitvinding volgens het octrooi.
Stupp
4.58. Het artikel van Stupp beschrijft het ontstaan van moiré in de reproductietechniek en
reikt oplossingen aan om dit te voorkomen. Dit document bevat dan ook geen aanwijzing
voor de vakman om te komen tot de uitvinding volgens het octrooi, integendeel
het leidt de vakman daarvan weg.
US 4,582,346
4.59. Het Amerikaanse octrooi beschrijft een nieuwe techniek (copier directional slur)
voor het beveiligen van documenten. Het heeft in ieder geval geen betrekking op
het ontstaan van moiré en is aldus niet schadelijk voor de inventiviteit van de uitvinding.
Steinbach en Wong
4.60. In het artikel van Steinbach en Wong wordt een analyse van moiré besproken zoals
dat wordt waargenomen in gescande halftone afbeeldingen en spitst zich toe op het
voorkomen daarvan. Het bevat geen aanwijzing voor de gemiddelde vakman om te
komen tot de uitvinding als neergelegd in EP 750.
Combinaties
4.61. Ook de combinatie van een of meer van de bovenstaande documenten doet aan de
uitvindingshoogte van EP 750 geen afbreuk.
Volgconclusies
4.62. ECB heeft ten slotte nog gesteld dat conclusie 2 nietig is wegens gebrek aan inventiviteit
en de conclusies 3 en 4 nietig zijn wegens niet-nawerkbaarheid althans - zo
heeft ECB eerst ten pleidooie gesteld - toegevoegde materie. Die stellingen worden
gepasseerd. Ten aanzien van conclusie 2 geldt dat deze afhankelijk is van de inventieve
conclusie, zodat de inventiviteit gegeven is. Wat betreft de bezwaren ten aanzien
van de conclusies 3 en 4 geldt dat de daarvoor ontwikkelde argumentatie in
het licht van het verweer van DSS onvoldoende is onderbouwd, zodat die bezwaren
worden verworpen.
Slotsom
4.63. De slotsom luidt dat EP 750 geldig is zodat de door ECB gevorderde vernietiging
daarvan moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.64. ECB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Nu de vorderingen aanhangig zijn gemaakt voor de implementatiedatum van
de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG) zullen de proceskosten conform
het liquidatietarief worden vastgesteld. De kosten aan de zijde van DSS worden
begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur € 1.808,00 (4,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 2.056,00
4.65. Nu DSS noch ten pleidooie, noch anderszins im- of expliciet aanspraak heeft gemaakt
op uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eventuele proceskostenveroordeling
te haren voordele, kan deze kostenveroordeling niet ambtshalve uitvoerbaar
bij voorraad worden verklaard.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt ECB in de proceskosten, aan de zijde van DSS tot op heden begroot op
€ 2.056,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, mr. E.F. Brinkman en
mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.
vW