4.48. De rechtbank is bekend met het op dit punt afwijkende oordeel van de Engelse
rechter - en in diens voetspoor ook de Franse rechter. Dat oordeel maakt de beslissing
van deze rechtbank evenwel niet anders. Toegegeven kan worden dat de term
'overlay', zoals ook het Bundespatentgericht heeft vastgesteld, als zodanig niet in
de oorspronkelijke conclusies is terug te vinden. Anders dan het Bundespatentgericht
is deze rechtbank overigens van oordeel dat dat niet geldt voor de term 'grid',
welke zich laat vertalen als 'tralie', dus een lijnpatroon. Conclusie 13 van de oorspronkelijke
aanvrage spreekt van een replica ‘which will be made of image lineations',
dus een lijnpatroon. De term ‘grid’ is derhalve ook als zodanig in de oorspronkelijke
aanvrage geopenbaard. Dat de term 'overlay' daarin niet onmiddellijk
is terug te vinden, betekent gelet op de te hanteren maatstaf (vgl. r.o. 4.27) evenwel
nog niet dat deelkenmerk F niet in de oorspronkelijke aanvrage zou zijn geopenbaard.
Anders dan de Engelse en Franse rechter is deze rechtbank van oordeel dat
de gemiddelde vakman, behept met de kwalificaties als weergegeven in r.o. 4.24.-
4.26. en indachtig het probleem dat het octrooi probeert op te lossen, de deelkenmerken
F en G zonder meer zou begrijpen uit de op pagina's 7-9 van de oorspronkelijke
aanvrage beschreven gevonden print methode voor het vervaardigen van
een oorspronkelijk beveiligd document (replicant document) en de verdere kopieën
gemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype in verbinding met conclusie
13. Uit de beslissing van de Engelse rechter, met name paragraaf 119, wordt niet
inzichtelijk waarom hij deze combinatie kennelijk niet beschouwd als de openbaarmaking
van het maken van een beveiligd document door het over een oorspronkelijk
document leggen van een lijnpatroon als bedoeld in conclusie 1 van het
octrooi als verleend.
4.49. De stelling van ECB dat het teruggrijpen op bepaalde passages uit de beschrijving
in combinatie met conclusie 13 een niet toegestane mozaïek-methode zou zijn om
alsnog dekking voor de gewijzigde conclusie te vinden, wordt verworpen. De ruimer
geformuleerde oorspronkelijke conclusies die zien op het op verschillende manieren
vervaardigen van een niet betrouwbaar te reproduceren document, weerhouden
de aanvrager er niet van tijdens de verleningsprocedure te verwijzen naar die
delen van de beschrijving waarin kenmerken worden beschreven die de aanvrager
naar de claim wenst over te brengen. Dat zou anders zijn indien de door het EOB
hiervoor gegeven kaders (zie r.o. 4.27) te buiten zouden worden gegaan namelijk
indien de positie van de octrooihouder op ongerechtvaardigde wijze wordt verbeterd
of indien de rechtszekerheid van derden in het gedrang komt, maar daarvan is
het onderhavige geval geen sprake. De voorkeur van de aanvrager voor een werkwijze
met kenmerken F en G valt voldoende duidelijk en ondubbelzinnig uit de
oorspronkelijke aanvrage af te leiden, gelet op de neerlegging daarvan in een volgconclusie
en de bewoordingen van de hierboven aangehaalde passages. Van een
niet geopenbaarde en aldus ongeoorloofde selectie van kenmerken uit de aanvrage
is dan ook geen sprake.