ECLI:NL:RBSGR:2008:BC5733

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/26679
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.C. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheidsduur verblijfsvergunning asiel voor in Nederland geboren kind

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de geldigheidsduur van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel. Eiseres, geboren op 22 april 2003, had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, die inging op 1 maart 2005 en geldig was tot 1 maart 2010. De moeder van eiseres had op 1 maart 2005 een model M35-K ondertekend, waarmee de aanvraag van de ouder om een verblijfsvergunning asiel ook geldig werd voor het in Nederland geboren kind. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid 1 maart 2005 als ingangsdatum voor de vergunning heeft kunnen aanmerken, omdat de aanvraag van de ouder bepalend is voor de geldigheidsduur van de vergunning voor het kind. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover de geldigheidsduur was gesteld op vijf jaar en bepaalde deze op drie jaar, tot 1 maart 2008. De rechtbank oordeelde dat de ouders van eiseres zich ervan hadden moeten vergewissen dat de procedure voor eiseres in gang was gezet, maar dat er onvoldoende gronden waren om verweerder een verwijt te maken voor het niet eerder indienen van het model M35-K. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 644,- en verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van het Vreemdelingenrecht en de geldigheidsduur van verblijfsvergunningen voor kinderen die in Nederland zijn geboren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 06/26679, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiseres] , eiseres,
gemachtigde: mr. H.C.C. Kneuvels, advocaat te Dordrecht,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te 's-Gravenhage, thans de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. van Andel, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 3 mei 2006, voor zover hier van belang, eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) met ingang van 1 maart 2005 en geldig tot en met 1 maart 2010.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 31 mei 2006 beroep ingesteld.
De zaak is op 2 augustus 2007 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde en haar vader [vader] .
Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Voorts is ter zitting verschenen J.B. Kabasubabu, tolk.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Vw 2000, zoals dit luidt na inwerkingtreding op 1 september 2004 van de van de Wet van 24 juni 2004 tot wijziging van de Vw 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste vijf achtereenvolgende jaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de gevallen worden aangewezen waarin de verblijfsvergunning voor minder dan vijf achtereenvolgende jaren wordt verleend. Daarbij kunnen regels worden gesteld over de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en over de verlenging ervan.
Artikel II van de Wet van 24 juni 2004 bepaalt dat deze wijziging van toepassing is indien de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is aangevraagd na het tijdstip waarop deze wet in werking is getreden.
Ingevolge artikel 28, tweede lid, zoals dat voor 1 september 2004 luidde, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste drie achtereenvolgende jaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de gevallen worden aangewezen waarin de verblijfsvergunning voor minder dan drie achtereenvolgende jaren wordt verleend. Daarbij kunnen regels worden gesteld over de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en over de verlenging ervan.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd, dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28, is verleend.
Ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Vw 2000 wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
Ingevolge artikel 3.105, zoals dit luidt na inwerkingtreding op 1 september 2004 van het besluit van 3 augustus 2004 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de vereisten voor toegang, de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat en enkele andere onderwerpen met ingang van 1 september wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, verleend voor vijf jaar, tenzij bij dit besluit gevallen zijn aangewezen waarin de verblijfsvergunning wordt verleend voor minder dan vijf achtereenvolgende jaren.
Ingevolge artikel 3.105, zoals dat vóór 1 september 2004 luidde, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, verleend voor drie jaar, tenzij bij dit besluit gevallen zijn aangewezen waarin de verblijfsvergunning wordt verleend voor minder dan drie achtereenvolgende jaren.
Verweerders beleid voor in Nederland geboren kinderen uit ouders die een asielprocedure doorlopen is voor het eerst ingevoerd bij Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2002/56, gepubliceerd op 13 december 2002 in de Staatscourant. In de inleiding bij dit TBV is vermeld dat kinderen die in Nederland zijn geboren uit ouders die nog de asielprocedure doorlopen voorheen een aanvraag moesten indienen voor een verblijfsvergunning regulier, maar dat in de praktijk is gebleken dat die procedure het risico met zich meebrengt dat de vreemdelingrechtelijke procedures van ouders (asiel) en kind (regulier) niet met elkaar in de pas lopen. Om dit te voorkomen is ervoor gekozen om in Nederland geboren kinderen uit ouders die nog de asielprocedure doorlopen, onder te brengen in de asielprocedure. Het TBV ziet op kinderen die hier te lande geboren zijn op een moment dat ten minste één van de ouders een asielprocedure doorloopt. Het kind wordt na de ondertekening van de aanvraag (model M35-K), vanaf datum geboorte gevoegd bij de asielprocedure van de ouder zoals die er op dat moment voorstaat. Onder “Wijziging C1/4.6.1.” is verder – voor zover hier van belang – vermeld dat de ingangsdatum van een eventueel verleende vergunning gelijk is aan die aan de ingangsdatum van de ouder.
Met het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2005/27, gepubliceerd op 9 juni 2005 in de Staatscourant, is de tekst van paragraaf C1/4.6.1 van de Vc 2000 aangepast.
In deze paragraaf, zoals deze luidde ten tijde van het bestreden besluit, staat als verweerders beleid met betrekking tot kinderen die in Nederland worden geboren het volgende vermeld: “Ten behoeve van kinderen die in Nederland zijn geboren, terwijl één van de ouders nog de asielprocedure doorloopt, wordt zo snel mogelijk na de inschrijving van het desbetreffende kind in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), bij de vreemdelingenpolitie van de regio in welke de ouder woonachtig is een aanvraag model M35-K ondertekend. Hiermee wordt de aanvraag van de ouder om een verblijfsvergunning asiel tevens geldig verklaard voor het in Nederland geboren kind. Het model M35-K kan alleen worden ingevuld indien de asielprocedure van de ouder(s) nog openstaat.
Op het moment dat de ouder in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a t/m c, Vreemdelingenwet, komt het in Nederland geboren kind in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder e, Vreemdelingenwet. De ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van het in Nederland geboren kind is de datum van ondertekening van het model M35-K.(…)”
2.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, overeenkomstig zijn beleid, terecht pas met ingang van de datum van ondertekening van het model M35-K is verleend. Nu op die datum de geldigheidsduur van een vergunning asiel voor bepaalde tijd was gesteld op 5 jaar, is de vergunning asiel voor bepaalde tijd terecht verleend tot 1 maart 2010.
2.3. Eiseres meent dat de verblijfsvergunning ten onrechte niet met ingang van de datum van haar geboorte is verleend. Aan de vader van eiseres is met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning verleend, zodat eiseres direct vanaf haar geboorte recht had op een afgeleide status. Dat het model M35-K pas later is ingediend mag niet aan eiseres worden tegengeworpen. De ouders van eiseres waren in de veronderstelling dat de procedure voor eiseres liep, nu verweerder op de hoogte was van de geboorte van eiseres. Op het model M63 van de Vreemdelingendienst, gedateerd op 12 juni 2003, dat betrekking heeft op eiseresses zus Anne Diane, is eiseres immers al genoemd in het gezinsoverzicht. Voorts heeft eiseres een beroep gedaan op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2006 (LJN: AY7690), waaruit zij afleidt dat het besluit van haar ouders mede op haar betrekking heeft. Ter zitting heeft eiseres nog gesteld dat zij reeds met ingang van haar geboorte in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd diende te worden gesteld. Voor zover aan eiseres wel terecht een vergunning voor bepaalde tijd is verleend, had de geldigheidsduur van deze vergunning op 3 jaar moeten worden gesteld.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Het geschil spitst zich toe op de vragen of verweerder terecht aan eiseres een vergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend en daarbij de ingangsdatum heeft kunnen bepalen op 1 maart 2005 de datum van ondertekening van het model M35-K en de geldigheidsduur ervan juist heeft bepaald op 5 jaar.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- De vader van eiseres heeft op 18 mei 2000 in Nederland asiel aangevraagd. Hem is bij besluit van 31 mei 2005 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 verleend met ingang van 18 mei 2000 en geldig tot 18 mei 2003. Direct aansluitend is deze vergunning omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
- De moeder van eiseres heeft op 3 augustus 2000 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 3 mei 2006 is aan haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 verleend met ingang van 3 augustus 2000 en geldig tot 3 augustus 2003. Direct aansluitend is de vergunning omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
- Eiseres is geboren op 22 april 2003 en op 1 maart 2005 heeft de moeder van eiseres een model M35-K voor haar ondertekend.
De stelling van eiseres dat zij reeds met ingang van haar geboorte in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd diende te worden gesteld, kan niet worden gevolgd. Eiseres is een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 verleend. Uit het systeem van de wet volgt dat deze verblijfsvergunning eerst voor bepaalde tijd wordt verleend alvorens deze kan worden omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Bovendien is de vader van eiseres weliswaar met terugwerkende kracht in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning, maar op het moment van haar geboorte was deze nog niet omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De omzetting heeft pas plaats gevonden op 18 mei 2003, terwijl eiseres op 22 april 2003 is geboren.
Het model M35 K betreft een verklaring om een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 tevens geldig te verklaren voor een in Nederland geboren kind. Met het ondertekenen van het model M35 K is de asielaanvraag van 3 augustus 2000 van de moeder van eiseres tevens geldig verklaard voor eiseres.
Nu, blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer in haar uitspraak van 22 mei 2003, 200301247/1, LJN: AN7745), artikel 3.103 van het Vb 2000 niet ziet op de besluitvorming inzake een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel, heeft verweerder het beleid zoals dat luidde na het WBV 2005/27 mogen toepassen, ook gelet op de omstandigheid dat er bij deze beleidswijziging geen overgangsrechtelijke regeling is getroffen.
In de omstandigheden van dit geval, zoals door eiseres naar voren gebracht, ziet de rechtbank onvoldoende gronden voor het oordeel dat verweerder in dit geval niet in redelijkheid aan dit beleid heeft mogen vasthouden.
Dat verweerder door de ouders van eiseres door het toesturen van een geboorteakte van eiseres aan de Vreemdelingendienst op de hoogte is gesteld van haar geboorte en eiseres met naam en geboortedatum is genoemd in een model M35 K van 3 juni 2003 en een model M63 van 11 juni 2003, beide betrekking hebbend op de zus van eiseres, maakt het weliswaar aannemelijk dat de ouders van eiseres ervan uitgingen dat de procedure voor eiseres in gang was gezet, doch zij hadden zich ervan moeten vergewissen dat dit ook het geval was.
Daarnaast is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder een verwijt zou kunnen worden gemaakt dat niet eerder ten behoeve van eiseres een model M35 K is ingediend.
Mitsdien heeft verweerder in redelijkheid 1 maart 2005 als ingangsdatum voor de vergunning voor bepaalde tijd kunnen aanmerken.
Met betrekking tot de geldigheidsduur van de vergunning overweegt de rechtbank dat, zoals ook uit de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2006 (LJN: AY7690) volgt, het model M35 K niet als aanvraag om vergunning kan worden aangemerkt. Door het indienen van het model M35 K wordt de aanvraag van de ouder om een verblijfsvergunning asiel tevens geldig voor het in Nederland geboren kind.
Dit brengt mee dat de datum van het indienen van de aanvraag asiel bepaalde tijd van de betrokken ouder bepalend is voor de geldigheidsduur van de vergunning asiel bepaalde tijd van het kind. Nu vaststaat dat de moeder van eiseres vóór 1 september 2004 een asielaanvraag had ingediend, moet de geldigheidsduur van de aan eiseres verleende vergunning asiel bepaalde tijd, gelet ook op het overgangsrecht van de Wet van 24 juni 2004, worden bepaald op 3 jaar.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd, voor zover daarbij de geldigheidsduur van de aan eiseres verleende vergunning asiel voor bepaalde tijd is gesteld op 5 jaar. Omdat verweerder na de gedeeltelijke vernietiging van het besluit van 3 mei 2006 slechts één besluit kan nemen, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de geldigheidsduur van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te bepalen op drie jaar, tot 1 maart 2008.
De rechtbank ziet tevens aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1).
De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover de geldigheidsduur van de daarbij aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is gesteld op vijf jaar;
- bepaalt dat de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend tot 1 maart 2008;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op:
€ 644,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
- wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) aan als rechtspersoon die voormelde proceskosten aan eiseres moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, rechter, en door deze en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.