RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/5021 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 27 februari 2008
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1986, van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
eiser, verblijvende in het Uitzetcentrum te Zestienhoven,
gemachtigde: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht,
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. P. van den Berg, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1.1 Verweerder heeft op 12 februari 2008 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste en tweede lid, Vw opgelegd.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 12 februari 2008 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 25 februari 2008. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat hij niet in bewaring gesteld had mogen worden omdat hij in afwachting was van een uitspraak op een door hem ingediend beroep tegen de weigering van een asielvergunning en verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De termijn waarbinnen eiser in het kader van de door België op 21 september 2007 geaccepteerde Dublinclaim moet worden overgedragen verstrijkt pas na zes maanden op 21 maart 2008. De overdracht aan België zou nu nog niet illusoir zijn zodat de inbewaringstelling voorbarig is. Verder stelt eiser dat verweerder had kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel. Subsidiair is eiser van meninggesteld dat verweerder niet voortvarend met betrekking tot de uitzetting van eiser heeft gehandeld.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Op 25 januari 2008 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst Zevenaar, bureau Dublin, verzocht om eiser in bewaring te stellen in het kader van de overdracht aan een andere Dublinlidstaat. Er zijn termijnen in het kader van een Dublin-procedure en er wordt tot inbewaringstelling en overdracht overgegaan indien de overdracht illusoir dreigt te worden. Verweerder verwijst hiertoe naar zijn brief van 13 februari 2008 aan eisers gemachtigde. Verweerder heeft voorts vermeld dat eisers verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag bij separate uitspraken van 18 februari 2008 respectievelijk niet-ontvankelijk en ongegrond zijn verklaard. De overdracht van eiser is gepland op 27 februari 2008. Verweerder heeft voldoende voortvarend gehandeld. Verweerder meent dat er geen grond is voor het toepassen van een lichter middel en verwijst hiertoe naar paragraaf A6/5.3.3.6. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring niet in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten.
2.5 Allereerst overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat de Belgische autoriteiten hem in het kader van een Dublinclaim hebben geaccepteerd.
2.6 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de datum 5 maart 2008, gelet op de brief van 25 januari 2008, een gegeven is. Dat op deze datum nog geen zes maanden zijn verstreken na 21 september 2007, de datum waarop België het terugnameverzoek heeft aanvaard, doet naar het oordeel van de rechtbank hier niet aan af. Gelet op de brief van 25 januari 2008 staat niet vast dat verweerder de tijd had tot 21 maart 2008, zoals de gemachtigde van eiser heeft gesteld.
2.7 Ten aanzien van de grief van eiser dat er op het moment van inbewaringstelling schorsende werking bestond omdat eiser in afwachting was van een uitspraak op het beroepschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft verweerder zich terzake beroepen op een uitzondering op verweerders beleidsregel dat een eerste tijdig ingediende voorlopige voorziening in beginsel mag worden afgewacht. Deze uitzondering houdt in dat de voorlopige voorziening niet langer in Nederland mag worden afgewacht indien dit leidt tot een situatie dat de overdracht ingevolge de bepalingen van de Verordening (artikel 19, derde lid c.q. artikel 20, eerste lid, onder d) illusoir dreigt te worden. De rechtbank constateert dat verweerder verwijst naar het beleid dat thans is neergelegd in C22/5.3 van de Vc. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk. Aangezien de termijn binnenkort verloopt is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser rechtmatig is.
2.8 Ten aanzien van de grief van eiser dat verweerder had kunnen volstaan met toepassing van een lichter middel overweegt de rechtbank dat verweerder onder toepassing van zijn in A6/5.3.3.6 van de Vc genoemd beleid eiser in redelijkheid in bewaring heeft kunnen stellen, nu de Belgische autoriteiten de Dublinclaim van Nederland hebben geaccepteerd. Verweerder heeft in de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met een lichter middel. Deze grief faalt derhalve.
2.9 De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarendheid betracht bij de uitzetting van eiser. Verweerder heeft aangegeven dat eiser in verband met de Dublinclaim op 27 februari 2008 wordt overgedragen aan de Belgische autoriteiten. De rechtbank acht de periode van 12 februari 2008 tot 27 februari 2008, waarin verweerder de overdracht van eiser heeft geregeld, niet zodanig lang dat verweerder hiermee onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
2.10 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.11 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.12 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Ebbens en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2008.
De griffier: mr. M.H. Boomsma
De rechter: mr. J. Ebbens
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 95 van de Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.
Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.