RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VONNIS)
parketnummer 09/753320-07
's-Gravenhage, 29 februari 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 februari 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.P. Stipdonk, advocaat te Alphen aan den Rijn, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Berton heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder feit, feit 2 en feit 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een behandeling bij AFPN of een soortgelijke instelling.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 en 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Gelet op de inhoud van het politiedossier (1) en de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte tijdens internetcontacten door middel van zogenoemde chatsessies vergezeld van webcambeelden met een [minderjarig meisje] (geboren op [geboortedatum] 1994), zich met ontbloot geslachtsdeel al masturberend in zijn woning voor zijn webcam heeft bevonden. Het waarneembaar maken van een ontbloot geslachtsdeel via de webcam kan in combinatie met direct contact via chatten het in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht vereiste aanwezig zijn opleveren (2) . Teneinde deze gedraging als schennis van de eerbaarheid als bedoeld in artikel 239 te kunnen aanmerken, dient echter vast te staan dat het meisje haars ondanks bij de seksuele gedragingen aanwezig was.
Uit de weergave van de chatgesprekken blijkt dat seksuele handelingen het voornaamste onderwerp waren van de chatsessies tussen verdachte en het meisje (3). Voorts is gebleken dat het meisje, wanneer verdachte de aan zijn computer verbonden webcam inschakelde, op haar computer bepaalde toetsencombinaties diende in te drukken teneinde de uitnodiging om het kijken met de webcam te starten, te accepteren (4) . Deze uitnodigingen om de beelden van verdachte te ontvangen, heeft het meisje meerdere malen aldus geaccepteerd (5). Uit de weergave van de chatsessies blijkt voorts dat verdachte het meisje niet heeft overrompeld met de beelden van zijn ontblote geslachtsdeel en het masturberen (6) en dat het meisje ook zelf verdachte heeft verzocht zijn geslachtsdeel voor de webcam te tonen (7) en vast te pakken (8).
De rechtbank overweegt dat hieruit blijkt dat verdachte het meisje niet onverhoeds met de beelden van zijn geslachtsdeel heeft geconfronteerd, alsmede dat het meisje met de computer kon omgaan en in staat moet worden geacht om, op momenten dat zij de beelden van het geslachtsdeel van verdachte niet wenste te zien, deze beelden weg te klikken. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het meisje de seksuele gedragingen niet tegen haar wil heeft waargenomen en zij mitsdien niet haars ondanks bij deze gedragingen aanwezig is geweest, zodat schennis van de eerbaarheid niet is bewezen.
Vast staat dat op de harde schijf van de computer van verdachte in de map “Music-incomplete” vijf kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen (9) . Deze bestanden zijn op de computer van verdachte gedownload met gebruikmaking van het programma Limewire, waarmee via internet bestanden vanaf andere computers kunnen worden binnengehaald. Dit programma maakt het tevens mogelijk voor andere Limewire-gebruikers om de bestanden in de map “Music-incomplete” via internet te uploaden. Derhalve staat de vraag ter beantwoording of verdachte het opzet heeft gehad op het voorhanden hebben en verspreiden van het aangetroffen kinderpornografische materiaal. Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie verklaard dat hij wel eens kinderpornografische filmpjes op zijn computer heeft gehad, maar dat hij slecht één keer zo’n film heeft bekeken en deze film, en ook de overige kinderporno, steeds direct heeft gewist (10). Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte te kennen gegeven dat de map “Music-incomplete” een map is die door het programma Limewire automatisch wordt aangemaakt en dat gedownloade bestanden automatisch in deze map worden opgeslagen. Voorts heeft hij verklaard dat hij gewoonlijk bestanden binnenhaalt en dan later bekijkt wat het is en besluit of hij de bestanden zal bekijken en bewaren dan wel verwijderen. De onderhavige kinderpornografische bestanden die zich in de map “Music-incomplete” bevonden, had verdachte naar eigen zeggen nog niet verwijderd omdat hij nog niet had gezien welke bestanden waren binnengehaald en deze nog niet had bekeken.
De rechtbank overweegt dat gezien het vorenstaande niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kinderpornografische bestanden die op zijn computer zijn aangetroffen in de map waarin gedownloade bestanden automatisch worden opgeslagen opzettelijk in zijn bezit heeft gehad. Tevens wordt overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer aan de hand van zoektermen of anderszins op internet doelbewust naar kinderporno wordt gezocht, dit resulteert in de ontvangst van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. De omstandigheid dat op de computer van verdachte niet meer dan vijf kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen in de map waarin de bestanden worden binnengehaald, duidt er naar het oordeel van de rechtbank dan eerder op dat verdachte niet opzettelijk kinderporno heeft gezocht en bewaard, dan dat hij deze bestanden wel bewust aanwezig heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte het kinderpornografische materiaal welbewust op zijn computer heeft opgeslagen, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van dat materiaal en derhalve evenmin op het verspreiden daarvan.
Op basis van het dossier van de strafzaak en het verhandelde ter terechtzitting staan ten aanzien van feit 1 de navolgende feiten vast.
De vader van [minderjarig meisje] heeft op de computer van zijn dochter gezien dat zij chatgesprekken heeft gevoerd met een hem onbekende man. Hij heeft gelezen dat de gesprekken over seks gingen en dat die man zijn dochter vroeg om de webcam te gebruiken en voor deze camera seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten. Naar aanleiding van deze constateringen heeft de vader op 23 januari 2007 aangifte gedaan van ontucht, gepleegd met zijn minderjarige dochter (11) . Ook heeft hij bedoelde chatgesprekken op een CD-rom gezet, die door de digitale recherche in een leesbaar document zijn weergegeven (12) . De stiefmoeder van het meisje heeft de computer waarmee zij chatte ter beschikking gesteld van de politie voor onderzoek (13). Uit dit onderzoek is gebleken dat de chatgesprekken werden gevoerd vanaf het e-maildadres [mailadres] (14) , welk e-mailadres toebehoort aan verdachte (15).
In de weergave van de chatgesprekken is te lezen dat verdachte het meisje bij hun eerste contact naar haar leeftijd heeft gevraagd, op welke vraag zij heeft geantwoord dat zij 12 jaar oud was (16) . Voorts blijkt uit de weergave dat de gesprekken een overwegend seksuele lading hadden, alsmede dat verdachte het meisje ertoe heeft bewogen om voor de aan haar computer verbonden webcam haar bovenlichaam te ontbloten en haar vingers naar haar vagina te brengen (17) . Het meisje is door de politie gehoord en daarbij heeft zij verklaard dat zij begin december 2006 via de website Hyves in contact is gekomen met verdachte (18) en dat hij haar heeft gevraagd de webcam aan te zetten en voor de camera haar borsten te laten zien, zich uit te kleden en zich te vingeren (19) .
Op grond van de in het bovenstaande weergegeven vaststaande feiten acht de rechtbank het onder 1 telastgelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als (bijna) 21-jarige man via internet chatgesprekken gevoerd met het eerdergenoemde minderjarige meisje, van wie hij wist dat zij 12 jaar oud was. Haar zeer jeugdige leeftijd heeft verdachte, die gezien zijn leeftijd moet weten waar de grenzen liggen, er niet van weerhouden om haar ertoe te bewegen zich voor de webcam te ontkleden, haar borsten en geslachtsdelen te tonen en seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij, gebruikmakend van de onwetendheid en onervarenheid van het meisje en van zijn geestelijk overwicht als 21-jarige, haar bewust tot genoemde gedragingen heeft aangezet, kennelijk met het doel zijn eigen seksuele verlangens te bevredigen. Dergelijke ervaringen berokkenen schade aan jeugdige personen en hiervan moet verdachte zich, mede gezien zijn leeftijd, bewust zijn geweest. Door zijn handelwijze heeft verdachte er dan ook blijk van gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen belangen en geen acht te hebben geslagen op de kwetsbaarheid van het jeugdige en onervaren slachtoffer.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat een feit als het onderhavige in de samenleving heftige reacties oproepen. Dat jeugdigen via de computer contacten met vrienden en bekenden onderhouden is immers een alledaags en geaccepteerd feit en het is voor hun ouders dan ook zeer verontrustend om te weten dat hun kinderen daarbij het risico lopen het slachtoffer te worden van dergelijk misbruik.
De rechtbank heeft kennis genomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Hoewel de rechtbank, gezien de ernst van het bewezen feit, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd acht, zal zij aan verdachte, nu hij niet eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd, een taakstraf opleggen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport betreffende verdachte d.d. 12 december 2007, waaruit naar voren komt dat verdachte slechts in beperkte mate de verantwoordelijkheid neemt voor zijn delictgedrag. In de omstandigheid dat verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting bij herhaling te kennen heeft gegeven dat hij zich de gebeurtenissen niet kan herinneren, ziet de rechtbank een bevestiging van deze constatering uit het rapport. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich voor zijn gedrag diep te schamen, heeft hij er, gelet op het voorgaande, geen blijk van gegeven zich bewust te zijn van de ernst van zijn gedragingen en de schadelijke impact hiervan op het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, als een duidelijk signaal aan verdachte dat zijn gedrag volstrekt onacceptabel is en dat hem, mocht hij opnieuw de grenzen overschrijden, zijn vrijheid zal worden ontnomen. Teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich bewust wordt van de risico’s van zijn computergedrag en de kans op recidive te verkleinen, zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde stellen van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een behandeling bij AFPN of soortgelijke instelling.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een [computer], kleur zwart, behoudens de zich daarin bevindende harde schijf.
Laatstgenoemd onderdeel van de computer is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien de harde schijf afbeeldingen bevat die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De harde schijf van de computer zal dan ook worden onttrokken aan het verkeer.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder feit 2 en feit 3 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder feit 1 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 150 (HONDERDVIJFTIG) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 146 (HONDERDZESENVEERTIG) uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 73 (DRIEENZEVENTIG) DAGEN;
in verzekering gesteld op: 7 mei 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 9 mei 2007,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 9 mei 2007;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoud een behandeling bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan de bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: [computer], kleur zwart, behoudens de zich daarin bevindende harde schijf;
verklaart onttrokken aan het verkeer de harde schijf van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: [computer], kleur zwart.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Hoek, voorzitter,
Honée en Kuipéri, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 februari 2008.
------------------------------
(1) Proces-verbaal van de Politie Hollands-Midden, nr PL1630/07-000871(A), met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 93)
(2) Rechtbank Haarlem, 24 december 2004, LJN AR82/2
(3) Proces-verbaal, p. 18 t/m 45
(4) Idem, p. 20, 31, 33, 35 en 36
(5) Idem en proces-verbaal verhoor getuige d.d. 8 mei 2007, p. 59
(6) Proces-verbaal p. 23, 42 en 43
(7) Idem, p. 37
(8) Idem, p. 21
(9) Proces-verbaal van onderzoek d.d. 6 juni 2007, p. 84 en 85 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2007, p. 90 en 91
(10) Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juli 2007, p. 92
(11) Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2007, p. 54 en 55
(12) Proces-verbaal, p. 4 en 18 t/m 45
(13) Idem, p. 46
(14) Proces-verbaal onderzoek harde schijf d.d. 17 januari 2007, p. 51-52
(15) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2007, p. 64-65, proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 mei 2007, p.76
(16) Proces-verbaal, p. 18
(17) Proces-verbaal, p. 21-23, 35, 37, 39, 40, 42 en 43
(18) Proces-verbaal verhoor getuige, p. 58
(19) Idem, p. 59-61