ECLI:NL:RBSGR:2008:BC5109

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1732
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van vreemdelingenbewaring wegens gebrek aan zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Sierra Leoonse nationaliteitdrager zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser was op 17 september 2007 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank oordeelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de consul van Sierra Leone had verklaard dat er geen laissez-passer (LP) werd afgegeven voor gedwongen terugkeer. Eiser had bovendien verklaard niet terug te willen keren naar Sierra Leone, wat de rechtbank als een gebrek aan medewerking beschouwde. De rechtbank benadrukte dat de maatregel van bewaring alleen kan worden opgelegd met het oog op uitzetting en dat als er geen zicht op uitzetting is, de bewaring moet worden opgeheven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraakdatum. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 1120,-- aan eiser, alsook tot vergoeding van de proceskosten van € 644,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, en is bekendgemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/1732
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1973, van (gestelde) Sierraleoonse nationaliteit, verblijvende op de Detentieboot te Dordrecht, eiser,
gemachtigde: mr. W.M. Hompe, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. W. Vrooman, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 17 september 2007 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel zijn door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard, laatstelijk bij uitspraak van 16 november 2007.
Bij beroepschrift van 14 januari 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 29 januari 2008. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
De ambassade van Sierra Leone heeft het beleid dat geen laisser passer (LP) wordt afgegeven ten behoeve van een gedwongen terugkeer. Nu de consul van Sierra Leone tijdens de presentatie van 11 januari 2008 heeft bevestigd dat eiser de Sierra Leoonse nationaliteit heeft en eiser heeft verklaard niet naar Sierra Leone te willen terugkeren, ontbreekt het zicht op uitzetting. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 januari 2005 (AbRS, JV 2005/121). De voortduring van de bewaring is in strijd met het doel van de bewaringsmaatregel. Eiser verzoekt om toekenning van schadevergoeding primair vanaf 26 november 2007, zijnde de datum waarop bekend werd dat de ambassade van Sierra Leone geen LP’s voor gedwongen terugkeer afgeeft. Subsidiair vanaf 11 januari 2008, zijnde de datum van de presentatie in persoon van eiser bij de Sierra Leoonse autoriteiten.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Er is wel zicht op uitzetting. Indien eiser een verklaring van vrijwillige terugkeer ondertekent, kan eiser terug naar Sierra Leone. In een andere zaak van een Sierra Leoonse vreemdeling heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen (uitspraak van 25 juli 2007, AWB 07/27651) geoordeeld dat de betreffende vreemdeling kon worden gehouden om een dergelijke verklaring te ondertekenen. In die zaak werd dan ook geconcludeerd dat er, ondanks het door Sierra Leone niet meewerken aan een gedwongen terugkeer, zicht op uitzetting was. Voorts is van belang dat eiser eerst in het laatste vertrekgesprek van 14 januari 2008 heeft gezegd dat hij absoluut niet wil terugkeren naar Sierra Leone. Dit is in tegenspraak met de eerdere verklaringen van eiser dat hij wil meewerken en dat hij zich neerlegt bij zijn uitzetting.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het onderhavige beroep is het vierde beroep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. Thans dient te worden beoordeeld of de voortgezette toepassing daarvan gerechtvaardigd is te achten.
Niet is in geschil dat eiser de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft. Evenmin is in geschil dat de consul van Sierra Leone heeft verklaard dat Sierra Leone geen LP’s afgeeft voor gedwongen terugkeer. Voorts staat vast dat eiser, om de hem moverende redenen, niet terug wil naar Sierra Leone.
Ingevolge artikel 59 van de Vw 2000 kan de maatregel van bewaring uitsluitend met het oog op uitzetting worden opgelegd en gehandhaafd. Indien de maatregel niet meer kan dienen tot verwijdering uit Nederland met de sterke arm, dient die te worden opgeheven. Uitzetting impliceert aldus een niet-vrijwillige terugkeer. Dit betekent evenwel niet dat van de vreemdeling die in bewaring zit niet mag worden verwacht dat hij zijn medewerking verleent bij het onderzoek naar de mogelijkheden van uitzetting. Ingevolge vaste jurisprudentie van de AbRS brengt het feit dat op de vreemdeling de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten immers met zich dat de vreemdeling volledige medewerking verleent bij de pogingen van verweerder om terugkeer van de vreemdeling te bewerkstelligen. Indien de vreemdeling ervoor kiest geen medewerking te verlenen dan mogen de gevolgen daarvan – waaronder voortzetting van de bewaring – in beginsel voor rekening van de vreemdeling worden gelaten.
Echter, als verweerder een vreemdeling niet kan uitzetten, en de vreemdeling alleen nog maar uit vrije wil kan terugkeren naar het land van herkomst, dan kan het niet medewerken van de vreemdeling, daaruit bestaande dat hij de verklaring dat hij vrijwillig wil terugkeren, niet wil ondertekenen, de voortzetting van de maatregel niet rechtvaardigen. Bewaring mag worden toegepast om niet-vrijwillige terugkeer mogelijk te maken, niet om ‘vrijwillige’ terugkeer af te dwingen. De rechtbank volgt verweerder op dit punt dus niet, en ook niet het impliciete oordeel van deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen, in haar uitspraak van 25 juli 2007.
Nu vaststaat dat eiser enkel op vrijwillige basis kan terugkeren naar zijn land van herkomst, dient de bewaring, gelijk de AbRS in haar uitspraak van 14 januari 2005 (JV 2005/121), in verband met het ontbreken van zicht op uitzetting te worden opgeheven. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring met ingang van heden bevolen.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000. De schadevergoeding zal worden toegekend vanaf 14 januari 2008, zijnde de datum dat eiser aan verweerder ondubbelzinnig heeft laten weten dat hij niet naar Sierra Leone wil terugkeren. De schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser vanaf 14 januari 2008 op de Detentieboot te Dordrecht aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 1120,--(16 × € 70,--).
Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,--, als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 30 januari 2008 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1120,-- (zegge: elf honderd en twintig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 30 januari 2008 door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Soylu, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.