ECLI:NL:RBSGR:2008:BC4888
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling en toewijzing schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van een vreemdeling, eiser, die op 7 februari 2008 was staande gehouden. De rechtbank oordeelde dat de mondelinge oplegging van de maatregel van bewaring niet voldeed aan de wettelijke vereisten, aangezien de maatregel pas op 8 februari 2008 schriftelijk aan eiser was uitgereikt. Dit leidde tot de conclusie dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat deze buiten de toegestane termijn van zes uren was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de maatregel niet tijdig was opgelegd en dat er geen belangen van de verweerder waren aangevoerd die de inbewaringstelling konden rechtvaardigen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, met ingang van 19 februari 2008. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser, vastgesteld op € 965,00, alsook de proceskosten van € 644,00. De rechtbank oordeelde dat de verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld, en dat het bedrag aan de griffier moest worden voldaan. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de wettelijke procedures bij de oplegging van vreemdelingenbewaring en de rechten van de betrokken vreemdeling.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2008, waar eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en kwam tot de conclusie dat de inbewaringstelling niet in overeenstemming was met de wet.