ECLI:NL:RBSGR:2008:BC3392

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1130
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 januari 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 9 januari 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van zijn bewaring, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de bewaring onterecht was voortgezet, aangezien de Nigeriaanse autoriteiten hadden aangegeven geen laissez-passer (lp) te zullen afgeven zolang er procedures aanhangig waren. De rechtbank stelde vast dat de maatregel van bewaring pas op 18 januari 2008 was opgeheven, terwijl verweerder al op 8 januari 2008 op de hoogte was van het standpunt van de consul van Nigeria. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet voldoende had geprobeerd om de Nigeriaanse autoriteiten te bewegen tot het afgeven van een lp. De rechtbank kende de eiser een schadevergoeding toe van € 630,- voor de dagen dat hij onterecht in bewaring was gehouden, te rekenen vanaf 9 januari 2008. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 322,- werden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en wees de schadevergoeding toe, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/1130
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[Eiser],
geboren op [geboortedatum] 1973,
van Nigeriaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0704.18.0069,
raadsman mr. L.M. Weber,
eiser;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door drs. B.H. Wezeman,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 9 januari 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Op 18 januari 2008 is de bewaring opgeheven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 januari 2008. Eiser en zijn raadsman zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
Omdat de bewaring reeds is opgeheven zal de rechtbank oordelen over het verzoek tot toekenning van schadevergoeding.
Eiser verzoekt om schadevergoeding, nu uit de door verweerder toegezonden stukken niet blijkt welke uitzettingshandelingen verweerder heeft verricht sedert de sluiting van het onderzoek in de vorige procedure, alsmede wat de exacte reden van opheffing is, alsook waarom de bewaring juist op 18 januari 2008 is opgeheven. Verweerder had eerder tot opheffing van eisers bewaring moeten overgaan. Uit telefonisch contact met de Nigeriaanse autoriteiten en uit de voortgangsgegevens van verweerder blijkt dat de Nigeriaanse autoriteiten geen laissez-passer (lp) zullen afgeven zolang er nog procedures bij de rechtbank gaande zijn. Ook vreemdelingenbewaringsprocedures vallen hieronder. In het geval van eiser loopt er niet alleen een bewaringsprocedure, maar ook nog een hoger beroepsprocedure in de asielzaak. Aangezien zicht op uitzetting daardoor binnen een redelijke termijn ontbreekt behoort, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 december 2004 (200409206/1), een belangenafweging niet tot de mogelijkheden. Frustratie of andere contra-indicaties kunnen eiser alsdan niet worden tegengeworpen. Indien er wel een belangenafweging dient plaats te vinden stelt eiser dat hem slechts passieve en geen actieve frustratie van het onderzoek kan worden tegengeworpen. Van andere contra-indicaties is geen sprake. Mede nu er een mogelijkheid bestaat dat het hoger beroep in de asielprocedure van eiser gegrond verklaard zal worden, kon van eiser niet de medewerking aan terugkeer worden verwacht die wel verwacht kan worden van vreemdelingen die in het geheel zijn uitgeprocedeerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij uitspraak van 13 december 2007 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats laatstelijk een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Nu sedertdien is gerappelleerd (op 3 en 8 januari 2008) en een vertrekgesprek is gevoerd (op 8 januari 2008) en eiser blijkens de voortgangsgegevens het onderzoek frustreert, is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de bewaring tot 8 januari 2008 gerechtvaardigd was.
Op 8 januari 2008 werd, zo blijkt uit de door verweerder overgelegde voortgangsgegevens, bekend dat de consul van Nigeria zich op het standpunt heeft gesteld dat, zolang er procedures betreffende eiser aanhangig zijn, voorlopig geen lp zou worden afgegeven. De zaak blijft wel in behandeling. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat het standpunt van de consul ook geldt voor procedures over vreemdelingenbewaring. Aangezien verweerder reeds op 8 januari 2008 bekend was met het standpunt van de consul valt niet in te zien waarom de maatregel van bewaring eerst op 18 januari 2008 is opgeheven. Dat verweerder, zoals ter zitting gesteld, hoopte dat de Nigeriaanse autoriteiten nog van standpunt zouden veranderen en dat eiser op dat moment negen maanden in bewaring zat, is onvoldoende om anders te oordelen. Niet is gebleken dat verweerder heeft getracht de Nigeriaanse autoriteiten tot een ander standpunt te bewegen. De omstandigheid dat eiser het onderzoek heeft gefrustreerd doet evenmin af aan het vorenstaande, nu de reden van de weigering een lp af te geven niets te maken heeft met deze frustratie.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiser, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 70,- per dag voor de dagen die eiser vanaf 9 januari 2008, de datum waarop eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, heeft doorgebracht in het huis van bewaring.
Dit betekent dat een schadevergoeding dient te worden toegekend van € 630,-.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 630,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Korporaal-Wisman als griffier op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 630,-.
Aldus gedaan op
door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, fungerend voorzitter.