RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
meervoudige kamer
(verkort vonnis)
parketnummer 09/655025-07
's-Gravenhage, 28 januari 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, recht doende in strafzaken, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren te [plaats] op [datum] 1978,
wonende te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2007 (regie), 10 september 2007 en 14 januari 2008.
De verdachte is telkens ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. Van Dam, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, aangezien de vervolging van verdachte en de verdachten [Y] BV en [A] zijns inziens willekeurig is.
Daartoe is -kort weergegeven- aangevoerd, dat ten onrechte is afgezien van de vervolging van de directeur [C] en de heren [D] en [E] en van de 47 andere bedrijven die volgens het rapport van [X bedrijfsrecherche BV] wederrechtelijk hebben ingelogd op de server van het ANP en tenslotte dat ten onrechte geen nader onderzoek is gedaan naar het ruime misbruik dat door vele andere journalisten kennelijk werd gemaakt van de inlogmogelijkheden op die server.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Ingevolge artikel 167 van het Wetboek van strafvordering komt aan het openbaar ministerie een ruime mate van beleidsvrijheid toe ten aanzien van de vervolging van verdachten, hetgeen een bevoegdheid impliceert om een keuze te maken ten aanzien van wie het vervolging wil instellen.
Die beleidsvrijheid wordt onder meer beperkt door beginselen van een goede procesorde, waaronder het verbod tot willekeur. Van willekeur is onder meer sprake wanneer zonder enige redelijk onderscheid in (nagenoeg) gelijke gevallen ten aanzien van sommige verdachten wel en ten aanzien van andere geen vervolging wordt ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan in casu geen sprake is.
Voor de officier van justitie heeft in de onderhavige zaak naar hij ter zitting heeft verklaard als uitgangspunt gegolden, dat hij op basis van de aangifte door het ANP niet de feitelijke daders, maar op een hoger niveau de BV en de leidinggevenden wilde vervolgen, juist omdat bij hen de verantwoordelijkheid lag om de wederrechtelijkheid van de gedragingen in te zien en deze dus te voorkomen en jegens hen een zwaarder strafrechtelijk verwijt gemaakt kon worden. De rechtbank acht dit een redelijke afweging en niet in strijd met het willekeurverbod.
Dat afgezien is van de vervolging van de directeur [C], is door de officier gemotiveerd met de overweging, dat deze directeur geen vakmatig/inhoudelijk journalistieke relatie had met het bedrijf.
Hoewel de rechtbank vervolging van de heer [C] niet onlogisch zou hebben gevonden, kan niet worden gezegd dat het achterwege blijven daarvan dusdanig in strijd is met het willekeurverbod dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging van de onderhavige verdachten.
Datzelfde geldt temeer voor het afzien van nader onderzoek naar de inlogactiviteiten op de in het rapport [X bedrijfsrecherche BV] genoemde IP-adressen en naar mogelijk andere journalisten in ruime zin die mogelijk wederrechtelijk op de ANP-server zouden hebben ingelogd.
De verdediging gaat er kennelijk van uit dat de bedrijven achter deze IP-adressen wederrechtelijk hebben ingelogd, maar dat is allerminst zeker, nu ook anderen van deze IP-adressen gebruik konden maken. Bovendien zou volgens aangever gedurende een periode van een paar jaar intensief wederrechtelijk gebruik gemaakt zijn van de ANP-server door [Y] BV, terwijl dat ten aanzien van andere 'inloggers' in het geheel niet is gebleken.
Op grond van het vorenstaande dient dit verweer te worden verworpen.
Vrijspraak.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank stelt voorop dat zij bewezen acht in de zaak tegen de rechtspersoon [Y] B.V. (verder: [Y BV]), dat zowel tijdens de periode McPro als tijdens de periode [E] door [Y BV] opzettelijk wederrechtelijk in de Artos-server van het ANP is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel.
Met betrekking tot de vraag of verdachte in die periodes feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, overweegt de rechtbank als volgt.
Mc Pro-periode
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [C] dat met het managementteam is besproken via een bevriende relatie een abonnement te nemen op de beveiligde, voor [Y BV] niet toegankelijke, ANP-site. Evenmin ziet de rechtbank reden om in twijfel te trekken dat verdachte, lid van dit managementteam, bij die bespreking(en) aanwezig was.
In dit verband wijst de rechtbank op de gedetailleerdheid van de verklaringen van [C], voorts past een dergelijke bespreking in de situatie waarin [Y BV] zich bevond, te weten een startende onderneming met een klein aantal, jonge redacteurs, die snel nieuws wil brengen en een onderneming die volgens de verklaring van [A] de monopoliepositie van het ANP wil aanpakken. [Y BV] had ook het nieuws van het ANP als bron nodig. Verdachte zegt zich de bespreking(en) niet te kunnen herinneren, doch dit acht de rechtbank, gelet op het evenoverwogene en in aanmerking genomen dat hij de dagelijkse leiding had in de functie van hoofdredacteur, niet geloofwaardig.
Vervolgens heeft het bedrijf McPro, onder leiding van de bevriende relatie [D], een contract met het ANP afgesloten. Van de inlogcode van McPro is, in strijd met het contract, door [Y BV] veelvuldig gebruik gemaakt.
De site werd door ons, aldus [B], vele honderden malen aangeklikt om de berichten van het ANP te bekijken. Oud-medewerker [G] heeft verklaard dat op de ANP-site moest worden ingelogd met een gebruikersnaam en een wachtwoord en dat deze gewoon in de cockpit op een post-it papiertje op het beeldscherm geplakt zaten. Als er geen nieuws binnenkwam zei [B] standaard: 'Wat is het ANP aan het doen', 'kijk eens op het ANP'. Volgens [G] stond op één computer in de cockpit permanent de ANP-feed open. In de enkele omstandigheid dat [G] is ontslagen ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid van haar verklaringen. Zij schetst eenzelfde beeld van het bedrijf als [B] en [C].
Omdat het te duur was om van de ANP-server gebruik te maken -McPro declareerde aan [Y BV]- is [Y BV] in het voorjaar van 2003 met het abonnement via het bedrijf McPro gestopt, aldus verdachte ter zitting.
Nu verdachte, hoofdredacteur en belast met de dagelijkse leiding, als deelnemer van het tweewekelijkse managementteamoverleg wist dat via een omweg een abonnement werd geregeld op het beveiligde ANP-nieuws, wist dat door medewerkers werd ingelogd en hij de medewerkers zelfs aanspoorde om te kijken wat het ANP aan nieuws bood, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het verboden inloggen.
[E]-periode
Daar verdachte tijdens deze periode nog immer de dagelijkse leiding had en hoofdredacteur was, was hij naar het oordeel van de rechtbank bevoegd en gezien de gang van zaken tijdens de McPro-periode en gelet op de doelstelling van het bedrijf, uit een oogpunt van zorgvuldige bedrijfsvoering redelijkerwijs gehouden maatregelen (instructies aan redacteurs en/of technische ingrepen) te treffen om te voorkomen dat werd ingelogd op de beveiligde ANP-site met andermans codes.
Verdachte heeft nagelaten dergelijke maatregelen te treffen, sterker nog, verdachte moet, gelet op zijn functie en gelet op het tweewekelijkse overleg en op de feitelijke huisvesting van [Y BV], hebben geweten dat er werd ingelogd bij het ANP. Er was naar verdachte wist geen contract tussen [Y BV] en het ANP afgesloten. Daarentegen waren de inlogcodes in die periode zichtbaar aanwezig in de cockpit en stond de site permanent open, althans is er blijkens het dossier zeer intensief op de ANP-server ingelogd door [Y BV]. Vaststaat dat daarbij middels werknemer [E] gebruik is gemaakt van de inlogcodes van Sky Radio en RTV Utrecht. Verdachte heeft dit kennelijk toegestaan.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in de hoedanigheid van hoofdredacteur tijdens de [E]-periode eveneens feitelijk leiding heeft gegeven aan verboden gedragingen.
Bewijsoverweging met betrekking tot een 'technische ingreep' in de zin van artikel 138a jo artikel 138a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft aangevoerd dat [Y BV] niet de toegang tot de Artos-server van de ANP heeft verworven door een 'technische ingreep' als ten laste gelegd en daarvan zou moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank deelt die opvatting. Werknemers van [Y BV] hebben gebruik gemaakt van een zogeheten inlogcode: de combinatie van een gebruikersnaam en een daarbij behorend wachtwoord. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee toegang verworven tot de Artos-server van het ANP met behulp van een valse sleutel. De 'valse sleutel' is alternatief aan de 'technische ingreep' ten laste gelegd en kan en zal derhalve bewezen worden verklaard. Voor zover de verdediging heeft bedoeld te stellen dat het zich de toegang verwerven zonder technische ingreep onder artikel 138a (oud) van het Wetboek van Strafrecht geen strafbaar feit oplevert, gaat die stelling niet op. De strafbaarstelling kent, zowel in de vorm van artikel 138a lid 1 sub b en c (in werking getreden op 1 september 2006) als artikel 138a lid 1 sub b (oud) (in werking getreden op 15 december 1998), de technische ingreep en de valse sleutel als alternatieve wijzen om de toegang tot een geautomatiseerd werk te verwerven.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 subsdiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van een verschrijving in de tenlastelegging, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de tenlastelegging, zoals vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is strafbaar; ten aanzien van hem zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandig-heden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
[Y BV] B.V. heeft zeer kwalijk gehandeld door zich ten behoeve van haar nieuwsgaring via aan derden verleende inlogcodes de toegang te verschaffen tot de Artos-server van het ANP en daarvan ook veelvuldig gebruik te maken. Wetende dat aan haar als opkomend concurrent van het ANP geen toegang tot die server zou worden verleend, heeft [Y BV] die toegang in eerste instantie gezocht en gevonden via een bevriende relatie, de eigenaar/directeur van de zaak McPro (periode McPro). In een latere periode (periode [E]) is [Y BV] gebruik gaan maken van de inlogcodes die aan RTV Utrecht en Sky Radio waren verleend.
Aldus wederrechtelijk van de informatie van het ANP profiterend, heeft [Y BV] haar eigen positie in haar concurrentie met het ANP willen versterken.
Dat deze gedragingen gemakkelijk werden gemaakt doordat het ANP in de ten laste gelegde periodes de site slechts zeer matig had beveiligd doet daaraan niet af; evenmin doet daaraan af dat mogelijk ook anderen op onrechtmatige wijze op de ANP-site zijn binnengedrongen.
Als hoofdredacteur van [Y BV] kan verdachte worden aangerekend dat hij de medewerkers van de redactie van de inlogcodes van derden gebruik heeft laten maken, eerst die van McPro en later, na het aantrekken van [E], van de inlogcode(s) van RTV Utrecht en Sky Radio.
De rechtbank acht hiervoor een -deels voorwaardelijke- geldboete als na te melden een passende straf.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, 138a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
computervredebreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte voor deze feiten tot een geldboete van € 2.000,-;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die geldboete, groot € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Quadekker, voorzitter,
mrs Van Paridon en Ferenschild, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hoekstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2008.