Uitspraak
Rechtbank ‘s-Gravenhage
I. Ontstaan en loop van het geding
mr. P. Verkroost.
Rechtbank 's-Gravenhage
In deze zaak gaat het om het ontslag van een militair, eiser, op grond van wangedrag. Eiser had eerder al verschillende disciplinaire maatregelen opgelegd gekregen, waaronder een berisping en een geldboete. Het ontslag werd verleend door de Staatssecretaris van Defensie, met ingang van 15 september 2007, na een besluit op 21 augustus 2007. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens stelde hij beroep in bij de rechtbank, die de zaak op 17 juli 2008 behandelde.
De rechtbank moest beoordelen of het besluit van de Staatssecretaris om eiser te ontslaan, rechtmatig was. Eiser voerde aan dat er geen militair geneeskundig onderzoek was uitgevoerd naar zijn geschiktheid voor de dienst en dat hij onvoldoende begeleiding had gekregen. De rechtbank overwoog dat het ontslag op grond van wangedrag een zware maatregel is, die alleen kan worden opgelegd als de feiten die aan het ontslag ten grondslag liggen niet voor gerede twijfel vatbaar zijn.
De rechtbank concludeerde dat eiser zich schuldig had gemaakt aan wangedrag, waaronder ongeoorloofde afwezigheid en het weigeren van een dienstbevel. Eiser had geen bewijs geleverd voor een psychisch defect dat zijn gedrag zou kunnen verklaren. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser als verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten moesten worden aangemerkt, en dat de Staatssecretaris bevoegd was om het ontslag te verlenen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat het ontslagbesluit niet onevenredig was aan de gedragingen van eiser. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.