RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900622-07
's-Gravenhage, 20 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Haaglanden P.C.S. te Zoetermeer".
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M. Verbraaken-Vooys, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr I.W. Streefland heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 en 3 1e en 2e alternatief/cumulatief telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Regio Den Haag, ook als dat inhoudt dat hij zal deelnemen aan een behandeling bij het Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie "De Waag", zolang die instelling zulks nodig acht. Daarnaast vordert de officier van justitie de voorwaardelijke ontzetting van het recht van verdachte om het beroep van leerkracht uit te oefenen;
Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 en 3, 1e alternatief/cumulatief is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de in de telastlegging genoemde jongen(s) door het aanzienlijke leeftijdverschil tussen verdachte en het slachtoffer dit slachtoffer heeft bewogen tot het plegen en tot dulden van ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van feit 3, 1e alternatief/cumulatief overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan of de in telastlegging genoemde bedoelde opnames in de betreffende periode zijn gemaakt.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair en 3, 2e alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 primair het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting een aantal handelingen ontkend. Verdachte heeft echter bij de politie verklaard (pag. 80), dat verdachte en het slachtoffer elkaar hebben afgetrokken. Met betrekking tot "pijpen" heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij zich dat niet meer kon herinneren, maar "als [A] over pijpen verklaard heeft, dan kan ik me dat wel voorstellen. Dit omdat ik mijn eerste keer ook nog weet." Verdachte heeft vervolgens verklaard (pag. 81): "Ik kan me dat pijpen niet meer herinneren maar het zou wel een logische opvolging zijn geweest." aldus verdachte. Op dezelfde bladzijde heeft verdachte tenslotte verklaard: "Ik denk dat ik wel met hem heb getongzoend. Ik denk dat we twee keer seksuele handelingen hebben uitgevoerd. Dat zal dan zoenen zijn geweest, aftrekken en pijpen."
Voornoemde verklaringen, in onderling verband bezien, komen oprecht over en zijn niet onder druk afgelegd, bevestigen naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de aangifte door het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte dan ook houden aan deze verklaringen, nu hij ter terechtzitting niet aannemelijk heeft kunnen maken waarom zijn verklaringen bij de politie onjuist zouden zijn geweest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een (op dat moment) 13-jarige jongen. Voorts heeft verdachte een DVD met kinderporno voorhanden gehad.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het jonge slachtoffer verkeerde alsmede van het overwicht dat hij uit hoofde van zijn leeftijd op hem had. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het plegen van ontuchtige handelingen met kinderen van een dergelijke leeftijd, geheel onafhankelijk van de omstandigheid of zij dit zelf wel of niet hebben gewild, vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van die kinderen en kan bij hen ernstige, soms blijvende psychische schade veroorzaken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het pro justitia rapport d.d. 17 oktober 2007 omtrent verdachte, opgesteld door prof.dr. R.A.R. Bullens, psycholoog. Aan dit advies wordt het volgende ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven. Uit tests blijkt dat verdachte moeite heeft met zijn geaardheid. Er lijkt niet expliciet sprake van een pedofiele geaardheid. Verdachte neemt slechts in enige mate verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Verdachte wekt de indruk dat alles hem "gewoon overkwam", zonder dat hij daar echt iets aan kon doen. Bij verdachte is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verdachte wordt volledig toerekeningsvatbaar geacht. Vervolgens adviseert de deskundige om een deels onvoorwaardelijk, deels voorwaardelijk straf op teleggen.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte laten meewegen dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 juli 2007 blijkt dat verdachte geen strafblad heeft .
Op grond van al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom soortgelijke feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding een langere proeftijd dan 2 jaar op te leggen.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor een voorwaardelijke ontzetting van het recht van verdachte om het beroep van leerkracht uit te oefenen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten niet tijdens de uitoefening van zijn functie begaan, terwijl verdachte thans niet meer werkzaam is als leerkracht. Voor oplegging van ontzetting van rechten is niet zelden recidive vereist, terwijl verdachte op geen enkel gebied een strafrechtelijk verleden heeft. Voorts is het de rechtbank gebleken dat verdachte de bewezenverklaarde feiten in de postpuberale fase van zijn leven heeft begaan, terwijl verdachte inmiddels enkele jaren ouder is geworden. Tenslotte kan verdachte blijkens de psychologische rapportage niet als "pedofiel" worden geprofileerd. Aldus acht de rechtbank niet een zodanig gevaar voor herhaling aanwezig dat deze bijkomende straf thans opgelegd zou moeten worden
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.842,80. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schadevergoeding, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op immateriële schadevergoeding, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien op grond van de overgelegde stukken onvoldoende kan worden vastgesteld dat de psychische problemen van het slachtoffer uitsluitend zijn veroorzaakt door en aldus rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen te verklaren feit 1.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:9, 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 240B, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 2 en 3, 1e alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 3, 2e alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 1 primair:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 3, 2e alternatief/cumulatief:
Een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, in bezit hebben;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 25 juli 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 27 juli 2007,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Regio Den Haag, ook als dat inhoudt dat hij zal deelnemen aan een behandeling bij het Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie "De Waag", zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
M. van Nooijen en J.J.P. Bosman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2007.