ECLI:NL:RBSGR:2007:BD0904
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.J.A. Huijgens
- W. Goederee
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2007 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had zijn beroepschrift ingediend via een gemachtigde, maar de correspondentie over het verschuldigde griffierecht was uitsluitend naar de opposant zelf gestuurd. Aangezien de opposant de Nederlandse taal niet machtig was, had zij zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank stelde vast dat, volgens artikel 8:24, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 6:17 van de Awb, alle processtukken naar de gemachtigde verzonden moesten worden. Dit was niet gebeurd, waardoor de opposant niet in verzuim kon worden geacht voor de niet-tijdige voldoening van het griffierecht.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekende dat de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. Daarnaast werd het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 161,00. Deze kosten waren berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening was gehouden met de verleende toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand. De rechtbank benadrukte dat de betaling aan de griffier diende te geschieden, zoals voorgeschreven in artikel 8:75, tweede lid, van de Awb. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.