ECLI:NL:RBSGR:2007:BC9003
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervoersvergoeding voor militaire en oorlogs- en dienstslachtoffers; onderzoek naar medische noodzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een gewezen oorlogsvrijwilliger, en de Staatssecretaris van Defensie. Eiser verzocht om een vervoersvoorziening op basis van zijn invaliditeit als gevolg van een schotverwonding. De rechtbank behandelde het beroep op 2 oktober 2007, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M. Groenhart. Verweerder was niet vertegenwoordigd.
Eiser stelde dat verweerder ten onrechte zijn verzoek om een vervoersvoorziening had afgewezen, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de medische aspecten van zijn situatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen concluderen dat de gevraagde vervoersvoorziening niet om medische of sociaal-medische redenen noodzakelijk was. De rechtbank baseerde haar oordeel op het medisch advies van de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiser in staat was om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
De rechtbank overwoog dat de medische rapporten, waaronder die van de Commissie Geneeskundig Onderzoek Militairen (CGOM), geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Eiser had geen nieuwe medische feiten aangedragen die een ander oordeel rechtvaardigden. De rechtbank vond het onderzoek zorgvuldig en concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Regeling voor vervoersvoorzieningen rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.