ECLI:NL:RBSGR:2007:BC8831
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel en de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een burgermedewerker van de Commandant der Landstrijdkrachten, en verweerder over de toekenning van een buitenlandtoelage en andere financiële voorzieningen. Eiser, die sinds 1 januari 1995 in dienst was en in Duitsland woonde, verzocht om verlenging van de periode waarin hij recht had op deze voorzieningen, nadat hij per 1 juli 2006 was overgeplaatst naar een andere locatie in Nederland. Verweerder had eerder besloten om eiser tot 1 mei 2007 in het genot van de buitenlandtoelage te laten, maar weigerde verdere verlenging, omdat eiser niet tijdig een woning in Nederland had kunnen vinden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 30 oktober 2007 niet ter zitting is verschenen, maar dat verweerder hem telefonisch heeft gehoord. Eiser had aangegeven af te zien van een hoorzitting en alles schriftelijk te hebben toegelicht. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om van het horen van eiser af te zien. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder om de buitenlandtoelage niet verder te verlengen, niet in strijd was met de wet en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regeling rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen afzien van de toepassing van artikel 28 van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel. Eiser had onvoldoende argumenten aangedragen om te stellen dat verweerder onterecht had gehandeld. De rechtbank wees erop dat verweerder eiser de mogelijkheid had geboden om op de kazerne te overnachten en een reiskostenvergoeding had verstrekt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.