ECLI:NL:RBSGR:2007:BC8399
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bouwvergunningsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 september 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten in het kader van een bouwvergunningsprocedure. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen de bouw van een carport op een perceel in Zoetermeer. Dit verzoek werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, afgewezen op 3 april 2006. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarop de Commissie bezwaar- en beroepschriften adviseerde om het verzoek af te wijzen, omdat er voor de carport een bouwvergunning kon worden verleend, wat legalisering mogelijk maakte. Verweerder heeft dit advies overgenomen in zijn besluit van 12 september 2006.
Later heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en aangegeven dat er wel handhavend was opgetreden door de overtreder aan te sporen een bouwvergunning aan te vragen. De rechtbank oordeelde echter dat deze wijziging van standpunt niets veranderde aan de afwijzing van het verzoek om handhaving. Eiser had met zijn verzoek beoogd de verwijdering van de carport, en de rechtbank concludeerde dat verweerder niet aan deze wens tegemoet was gekomen. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen sprake was van tegemoetkoming door verweerder aan eiser.
De rechtbank benadrukte dat de mogelijkheid voor eiser om bezwaar te maken tegen de nieuwe bouwvergunning openstond, en dat de gewijzigde beslissing van verweerder geen invloed had op de afwijzing van het verzoek om proceskosten. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.