Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
de Commandant Zeestrijdkrachten, verweerder.
I. Ontstaan en loop van het geding
1. Eiser, sergeant-majoor der mariniers algemeen, is werkzaam in de functie Hoofd Opleidingen Tamboers & Pijpers. Voor eiser is de datum van Leeftijdsontslag Militairen (LOM) 30 september 2007.
2.1 Op 22 maart 2005 heeft eiser zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de functie van 1e tamboer-maître, waaraan de rang van adjudant-onderofficier is verbonden (hierna: de geambieerde functie).
2.2 Bij besluit van 6 december 2005, aan eiser kenbaar gemaakt per faxbericht op dezelfde datum, heeft de Directeur Marinierskapel der Koninklijke Marine eiser medegedeeld dat hij op grond van het rendementscriterium niet in beschouwing is genomen voor de geambieerde functie.
2.3 Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 7 januari 2006 bij verweerder bezwaar gemaakt.
2.4 Bij besluit van 28 augustus 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 5 oktober 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep is op 19 juni 2007 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. N.I. van Os als zijn raadsvrouwe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Rentema-Westerhof.
1. Verweerder heeft in het bestreden besluit allereerst overwogen dat het primaire besluit van 6 december 2005 abusievelijk niet namens de Commandant Zeestrijdkrachten door het Hoofd Functietoewijzing P&O KM is ondertekend. Verweerder meent dat deze administratieve omissie kan worden geacht te zijn hersteld bij de beslissing op bezwaar. Eiser wordt door deze omissie niet geacht in zijn belangen te zijn geschaad, aldus verweerder.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een functie, gelet op artikel 17, eerste lid, van de Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering (BAFBD), in beginsel voor een periode van minimaal twee jaar wordt toegewezen. Dit wordt nader uitgewerkt in de Mededeling afdeling Personeel CZMNED (MEDPERS/CZMNED) nr. 2.4.1 punt 600. Er geldt in beginsel een rendementscriterium van twee jaar voor datum LOM. Nu de geambieerde functie per 1 maart 2006 vervuld diende te worden en eiser met LOM gaat op 30 september 2007, zal eiser de geambieerde functie niet gedurende de minimumduur van twee jaar kunnen vervullen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan kon worden afgeweken van het rendementscriterium is niet gebleken, aldus verweerder.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij twijfelt aan de algehele geschiktheid van degene die de geambieerde functie toegewezen heeft gekregen. Deze militair is nog niet zo lang sergeant-majoor en hij beschikt over veel minder ervaring. Eiser meent dat hij de meest geschikte kandidaat is voor de geambieerde functie. Hij heeft, mede gelet op zijn anciënniteit, binnen zijn dienstvak de meeste ervaring en hij beschikt gedurende 18/19 jaar over een beoordelingsniveau DE. Verder blijkt uit beoordelingen dat hij zeer geschikt is voor functies in de naasthogere rang. Eiser stelt zich op het standpunt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Van het rendementscriterium kan worden afgeweken. Hij heeft aangegeven dat hij bereid is om na te dienen, zodat het rendementscriterium geen enkele rol speelt. Eiser stelt dat er meerdere collega’s zijn geweest die niet aan het rendementscriterium voldoen, maar daarentegen wel zijn bevorderd.
3.1 In artikel 23 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) is bepaald dat bij het nemen van een beslissing tot functietoewijzing rekening wordt gehouden met de volgende factoren:
a. de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies;
b. de wenselijkheid van een spreiding van de totale loopbaan van de militair over functies en van een daarmee gepaard gaande opbouw van kennis en ervaring;
c. de bekwaamheid en geschiktheid van de militair voor de functie;
d. de door de militair kenbaar gemaakte voorkeur.
3.2 In artikel 14, tweede lid, van de BAFBD zijn de bij het nemen van een besluit tot functietoewijzing te hanteren selectiecriteria nader uitgewerkt.
3.3 Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de BAFBD wordt een functie aan een militair toegewezen voor een periode van in beginsel minimaal twee jaar en maximaal 3 jaar. De duur van de functievervulling kan worden verlengd tot een maximum van 5 jaar.
3.4 MEDPERS/CZMNED nr. 2.4.1 punt 600 luidt als volgt:
Elke militair is in beginsel onbeperkt inzetbaar tot de datum waarop hij met LOM gaat. Dit houdt in dat aan de militair tot dat moment zowel horizontaal als verticaal functies kunnen worden toegewezen. Uitzondering hierop vormt het rendementscriterium. Bij de beslissing tot functietoewijzing dient rekening gehouden te worden met een aantal factoren. Een daarvan is de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies. Gelet op de over het algemeen benodigde periode van inwerken in een nieuwe functie alvorens er sprake is van goede en volledige functievervulling (zeker als daarbij sprake is van een functie waaraan de naasthogere rang is verbonden) wordt rekening gehouden met een uit plannings- en rendementsoverwegingen voortvloeiende minimumtermijn van functievervulling. Dit geldt ook onverkort voor de vervulling van de laatste functie voor het verlaten van de dienst vanwege LOM. Ook aan deze laatste functie hoort een minimum termijn te worden verbonden, in het bijzonder als dit een functie betreft waaraan een hogere rang is verbonden. Daarom geldt er in beginsel een rendementscriterium van twee jaar voor datum LOM. Dit impliceert geenszins dat afwijking van dit criterium, indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken, onmogelijk is.
4. Voorop wordt gesteld dat verweerder ter zake van functietoewijzing een discretionaire bevoegdheid toekomt, hetgeen met zich brengt dat de rechtbank een uit hoofde van die bevoegdheid genomen besluit terughoudend dient te toetsen. Bij die toetsing dient te worden beoordeeld of verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel anderszins in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel heeft gehandeld.
5.1 De in artikel 17, eerste lid, van de BAFBD neergelegde minimumtermijn van functievervulling kan in beginsel niet onredelijk worden geacht. Dit geldt evenzeer voor de uitwerking daarvan in het beleid zoals neergelegd in MEDPERS/ CZMNED nr. 2.4.1 punt 600.
5.2 Niet betwist is dat tussen de vullingsdatum van de geambieerde functie, 1 maart 2006, en de datum van het leeftijdsontslag van eiser, 30 september 2007, een periode van 1 jaar en zeven maanden ligt.
5.3 Gelet op de regelgeving ter zake van toewijzing van functies, met name waar het gaat om de minimumtermijn van functievervulling ter zake van de laatste functie voor het leeftijdsontslag en in het bijzonder waar het gaat om een functie waaraan de naasthogere rang is verbonden, moet het voor eiser duidelijk zijn geweest dat de geambieerde functie hem niet zonder meer kon worden toegewezen.
5.4.1 Gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de geambieerde functie niet aan eiser toe te wijzen.
Voor de geambieerde functie hebben drie kandidaten geopteerd, onder wie eiser. De rechtbank overweegt dat, gelet op het bepaalde in artikel 23 van het AMAR, verweerder niet het recht kan worden ontzegd om bij de toewijzing van functies de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht mee te laten wegen. Dit geldt evenzeer ter zake van de geschiktheid van de kandidaten alsmede loopbaantechnische en vullingseisen. Verweerder mag derhalve ten aanzien van eiser in aanmerking nemen dat het van belang is dat eiser niet voldoet aan het in beginsel geldende rendementscriterium van twee jaar voor datum LOM. Niet betwist is dat op andere kandidaten, onder wie de militair aan wie de geambieerde functie is toegewezen, het rendementscriterium niet van toepassing is.
Voor zover eiser stelt dat hij bereid is om na te dienen, overweegt de rechtbank dat deze bereidheid voor verweerder niet doorslaggevend behoeft te zijn. De andere kandidaten konden immers de geambieerde functie voor de minimumduur vervullen. Bovendien is niet gebleken dat eiser tijdig een aanvraag heeft ingediend om te mogen nadienen, zoals is aangegeven in de Beleidsnota vrijwillig nadienen militairen. Verweerder heeft in dit kader in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat de beantwoording van de vraag of nadienen tot de mogelijkheden behoort buiten de omvang van de onderhavige procedure valt en dat eiser indien gewenst daartoe een verzoek kan indienen.
Eiser twijfels aan de geschiktheid van de militair aan wie de geambieerde functie is toegewezen treffen geen doel. De betreffende militair voldeed volgens verweerder aan de functie-eisen. Hoewel door verweerder niet wordt betwist dat eiser over een zeer ruime kennis en ervaring beschikt, betekent dit niet dat op grond hiervan het rendementscriterium niet meer aan de orde kan zijn en dat eiser voorrang diende te genieten boven de militair aan wie de functie is toegewezen.
5.4.2 Eiser heeft een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Hoewel eiser in bezwaar enkele namen van militairen naar voren heeft gebracht, heeft hij in bezwaar noch in beroep onderbouwd in hoeverre sprake is van gelijke gevallen. Derhalve is niet komen vast te staan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.
5.5 De vraag of verweerder ten aanzien van eiser had moeten afwijken van zijn beleid wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
Verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2007, in tegenwoordigheid van de griffier, A.J. Faasse - van Rossum.