RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 september 2007
[Eiser 1], geboren op [geboortedatum] 1968, AWB 07/9113,
[Eiser 2], geboren op [geboortedatum] 1965, AWB 07/9328,
[Eiseres 1], geboren op [geboortedatum] 1986, AWB 07/9334,
[Eiser 3], geboren op [geboortedatum] 1979, AWB 07/9333,
[Eiser 4], geboren op [geboortedatum] 1984, AWB 07/9332,
[Eiseres 2], geboren op [geboortedatum] 1986, AWB 07/9330,
allen van Poolse nationaliteit,
samen te noemen eisers,
gemachtigde: mr. A. van Driel, advocaat te Alkmaar,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: M. Bijvank, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1.1 Eisers [eiser 2] en [eiseres 2] hebben op 9 juni 2006 een aanvraag ingediend om toetsing aan het gemeenschapsrecht en verstrekking van het daaraan verbonden verblijfsdocument op grond van artikel 9 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser [eiseres 1] heeft voornoemde aanvraag op 30 mei 2006 ingediend. Eisers [eiser 1], [eiser 3] en [eiser 4] hebben op 11 juli 2006 een soortgelijke aanvraag ingediend.
1.2 Verweerder heeft de aanvragen bij besluiten van 23 november 2006 (eisers [eiser 2] en [eiseres 2]), respectievelijk 24 november 2006 (eiser [eiseres 1]) en 28 november 2006 (eisers [eiser 1], [eiser 3] en [eiser 4]) afgewezen. Eisers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de bezwaren bij besluiten van 31 januari 2007 ongegrond verklaard. Alle eisers hebben tegen de beslissingen op bezwaar op 27 februari 2007 beroep ingesteld. Bij besluiten van 1 maart 2007 heeft verweerder de besluiten op bezwaar ten aanzien van eisers [eiser 1] en [eiseres 1] ingetrokken en vervolgens de bezwaren gegrond verklaard. Eisers [eiser 1] en [eiseres 1] hebben hun beroep gehandhaafd.
1.3 Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 juni 2007. Eiseres [eiseres 2] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De overige eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. De Tweede Kamer heeft op 26 april 2007 besloten de Nederlandse arbeidsmarkt per 1 mei 2007 volledig open te stellen voor onderdanen van, onder andere, Polen. Werkgevers hebben daardoor vanaf 1 mei 2007 niet langer een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig voor werknemers uit Polen.
2.3 Verweerder heeft zich, voor zover van belang en samengevat, primair op het standpunt gesteld dat er geen procesbelang bestaat bij de aanhangige procedure nu de arbeidsmarkt voor werknemers van Poolse nationaliteit per 1 mei 2007 volledig is opengesteld. Het subsidiaire standpunt houdt in dat eisers geen beroep kunnen doen op de op 1 december 2005 in werking getreden notificatieregeling en dat dus een twv nodig was. Omdat de twv niet is overgelegd, kon het gevraagde document niet worden afgegeven.
2.4 Namens eisers is daartegen, samengevat en voor zover relevant, aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde eis van een twv in strijd is met het vrij verkeer van diensten op grond van artikel 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdag) en ter onderbouwing naar jurisprudentie verwezen. In de zaken van eisers [eiser 1] en [eiseres 1] worden het beroep ondanks de gegronde bezwaren gehandhaafd omdat verweerder onvoldoende tegemoet is gekomen aan de bezwaren. Het verblijfsdocument op grond van artikel 9 Vw had voor vijf jaar moeten worden verleend, zonder voorafgaand aan het besluit het overleggen van een twv te eisen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 De rechtbank staat allereerst voor de vraag of een rechtens te honoreren (proces)belang bestaat bij het ingestelde beroep. In de verweerschriften heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat eisers per 1 mei 2007 geen twv meer nodig hebben waardoor eisers thans geen belang meer hebben bij de beoordeling van onderhavige procedures. Gemachtigde van verzoekers heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij een vordering tot schadevergoeding wil instellen voor de geleden schade.
2.6 Nu eisers hebben aangegeven dat zij schadevergoeding wensen te vorderen voor de geleden schade en het daarbij van belang is om een oordeel te hebben van de terzake bevoegde bestuursrechter over de juistheid van het besluit, welke zij ten grondslag kunnen leggen aan hun schadevordering, is de rechtbank van oordeel dat eisers reeds hierom een voldoende concreet en actueel procesbelang hebben.
2.7 Het beroep, voor zover dit ziet op de zaak van eisers [eiser 1] en [eiseres 1], wordt op grond van artikel 6:18 en 6:19 Awb geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 maart 2007.
2.8 Verweerder heeft in de bestreden beslissingen het volgende overwogen:
[...] Voorts is de notificatieregeling waar betrokkene zich op beroept alleen toepasbaar op werknemers van het bedrijf die niet onderdaan zijn van een EU/EER staat (dan wel Zwitserland). Om een beroep te kunnen doen op de notificatieregeling teneinde diensten te verrichten voor Kompozyt sp. z.z.o in Nederland moeten werknemers, die vrijgesteld willen worden van het twv-vereiste, een van buiten het EU/EER gebied of Zwitserland afkomstige nationaliteit hebben. In dit geval gaat het derhalve niet om een werkgever die is gevestigd in een andere EU/EER lidstaat dan waarvan betrokkene de nationaliteit heeft. Het betreft hier immers een in Polen gevestigde werkgever en een werknemer met de Poolse nationaliteit, te weten betrokkene. Gelet hierop is de notificatieregeling in het onderhavige geval niet van toepassing. [...]
2.9 Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat de notificatieregeling nu juist is geschreven voor werknemers van Poolse nationaliteit in dienst van een in Polen gevestigde werkgever. Eisers voldoen aan alle voorwaarden van de regeling. Zij verrichten in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk arbeid in Nederland in dienst van een werkgever die buiten Nederland is gevestigd, eisers zijn gerechtigd in het land van vestiging van de werkgever arbeid te verrichten en de werkzaamheden zijn tijdig bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) gemeld. De eis van het hebben van een twv valt onder de verbodsbepaling van artikel 49 EG-Verdrag.
2.10 In B5/4.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), zoals dit gold ten tijde van het bestreden besluit en waarin de notificatieregeling (Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 november 2005, nr. AM/AMI/2005/94731, houdende Wijziging Uitvoeringsregels behorende bij Delegatie- en Uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen) is uitgewerkt, is het volgende vastgelegd:
Het verbod om vreemdelingen zonder twv te werk te stellen op grond van artikel 1e van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing op werkzaamheden in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de dienstverlener buiten Nederland is gevestigd in een land waarvoor het vrij verkeer van diensten geldt, en geen postbusonderneming is;
- de werkzaamheden die de dienstverlener verricht niet bestaan uit het ter beschikking stellen van werknemers (uitzendarbeid);
-de werkzaamheden voor de aanvang daarvan bij de CWI via een standaardformulier zijn genotificeerd.
Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, blijft een twv vereist.
De notificatie geldt voor alle buitenlandse dienstverleners voor wie het vrij verkeer van diensten geldt, die een dienst in Nederland willen verlenen met eigen werknemers voor wie op enig moment geen vrij verkeer van werknemers met ons land geldt.
2.11 De overweging van verweerder dat de notificatieregeling alleen toepasbaar is op werknemers van het bedrijf Kompozyt, die niet onderdaan zijn van een EU/EER lidstaat, maar een van buiten het EU/EER-gebied of Zwitserland afkomstige nationaliteit moeten hebben getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een onjuiste toepassing van de notificatieregeling. Zoals in het voornoemde beleid is weergegeven dient de dienstverlener buiten Nederland gevestigd te zijn in een land waarvoor het vrij verkeer van diensten geldt. Voor Poolse dienstverrichters/werkgevers geldt het recht van vrij dienstenverkeer, nu Nederland in de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Midden- en Oost-Europese landen, waaronder Polen, van 16 april 2003 (Toetredingsakte) geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het vrij verrichten van diensten door Poolse ondernemingen.
2.12 Nu verweerder de aanvraag van eisers enkel heeft afgewezen op grond van het feit dat de notificatieregeling niet van toepassing is op een Poolse werknemer van een in Polen gevestigde werkgever, heeft verweerder blijk gegeven van een onjuiste uitleg en toepassing van de notificatieregeling. Reeds hierom komen de besluiten voor vernietiging in aanmerking. Temeer daar verweerder niet inhoudelijk heeft beoordeeld of eisers op grond van de notificatieregeling in aanmerking komen voor vrijstelling van het vereiste van het hebben van een twv, dienen de besluiten te worden vernietigd, zodat verweerder deze beoordeling alsnog kan maken. Verweerder heeft derhalve onvoldoende gemotiveerd waarom het door eisers gevraagde verblijfsdocument niet kan worden afgegeven.
2.13 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren wegens strijd met artikel 7:12 Awb, de bestreden besluiten vernietigen en verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen.
2.14 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, samenhangende zaken).
2.15 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht vergoedt.
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaarschriften met in achtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan eisers;
3.5 draagt de Staat der Nederlanden op € 141,- te betalen aan eisers als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, en op 12 september 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S. Kuijs, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.