RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 11 oktober 2007
[Eiser],
geboren op [geboortedatum] 1976, van Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende in
Penitentiare Inrichting Ter Apel,
eiser,
raadsman: mr. M.H.K. Middelkoop, advocaat te Haarlem,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Hartsuiker, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 30 maart 2007 aan eiser op grond van artikel 13, juncto artikel 5 van Verordening (EG) nr. 562/2006 (hierna te noemen: Schengengrenscode) de toegang tot Nederland geweigerd. Hiertegen is namens eiser op 26 april 2007 administratief beroep ingesteld bij verweerder. Bij besluit van 31 juli 2007 heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser op 27 augustus 2007 beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 27 september 2007. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan de voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 13, eerste lid, Schengengrenscode wordt de toegang tot het grondgebied van de lidstaten geweigerd aan de onderdaan van een derde land, indien hij niet aan alle in artikel 5, eerste lid, vermelde toegangsvoorwaarden voldoet en niet tot de in artikel 5, vierde lid, genoemde categorieën personen behoort. Dit laat de toepassing van de bijzondere bepalingen inzake asielrecht en internationale bescherming of inzake afgifte van een visum voor een verblijf van langere duur onverlet.
2.3 Ingevolge het tweede lid van artikel 13 Schengengrenscode kan de toegang alleen worden geweigerd in een met redenen omklede beslissing waarin de precieze weigeringsgronden worden genoemd. De beslissing wordt genomen door een naar nationaal recht bevoegde instantie. Zij is onmiddellijk van toepassing. De met redenen omklede beslissing waarin de precieze weigeringsgronden worden genoemd, wordt meegedeeld door middel van het standaardformulier in bijlage V, deel B, dat wordt ingevuld door de naar nationaal recht voor de weigering van toegang bevoegde autoriteit. Het ingevulde standaardformulier wordt verstrekt aan de betrokken onderdaan van een derde land, die met behulp van dit formulier de ontvangst van de beslissing tot weigering van toegang bevestigt.
2.4 In het derde lid van artikel 13 Schengengrenscode is neergelegd dat personen die de toegang wordt geweigerd, het recht hebben daartegen beroep in te stellen. Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig de nationale wetgeving. De onderdaan van een derde land ontvangt tevens schriftelijke informatie over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers die namens de betrokkene in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden.
2.5 In artikel 5, eerste lid, Schengengrenscode zijn voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden, voor zover hier van belang, neergelegd, die gelden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:
a. in het bezit zijn van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding;
b. indien vereist op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, in het bezit zijn van een geldig visum, behalve indien zij houder zijn van een geldige verblijfsvergunning;
c. het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan in staat zijn deze middelen te verwerven;
d. niet met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd zijn;
e. niet worden beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten.
2.6 Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder a, van artikel 5 wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdanen van derde landen die niet aan alle in het eerste lid bedoelde voorwaarden voor binnenkomst voldoen maar houder zijn van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, dan wel, indien dit vereist is, van deze beide documenten, toegang met het oog op doorreis tot het grondgebied van de overige lidstaten verleend, zodat zij het grondgebied van de lidstaat kunnen bereiken die hun de verblijfstitel of het terugkeervisum heeft verstrekt, tenzij zij op de nationale signaleringslijst staan van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, met vermelding van de te nemen maatregelen die de binnenkomst of doorreis verhinderen.
2.7 De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Eiser is op 30 maart 2007 op de luchthaven Schiphol aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op dezelfde dag is hem de toegang tot het Schengengebied geweigerd op grond van de Schengengrenscode. Eiser is aansluitend in strafrechtelijke bewaring gesteld. Eiser is in het bezit van een op 26 oktober 2006 door Spanje afgegeven verblijfsvergunning.
2.8 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, op het volgende standpunt gesteld. Eiser behoort niet tot de categorie vreemdelingen genoemd in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Schengengrenscode, nu geconstateerd is dat hij de Opiumwet heeft overtreden en derhalve een bedreiging vormt voor de openbare orde. Eiser is niet in strijd met artikel 5, vierde lid, aanhef en onder a, van de Schengengrenscode de toegang ontzegd, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op doorreis was. Hierbij wordt opgemerkt dat hij zijn stelling niet heeft onderbouwd met daarop betrekking hebbende stukken. Bovendien blijkt uit het ticket van eiser dat hij dit op Schiphol heeft aangeschaft en dat hij zijn reis in Amsterdam zou beëindigen. Van een doorreis naar Spanje is dan ook niet gebleken.
2.9 Eiser heeft hiertegen in beroep het volgende aangevoerd. De toegang kon niet aan eiser worden geweigerd, gelet op artikel 5, vierde lid, Schengengrenscode. Eiser was in het bezit van een door Spanje afgegeven verblijfsvergunning en was op doorreis naar huis. In het onderhavige geval is verder niet aan de formele vereisten voor toegangsweigering van artikel 13, tweede lid van de Schengengrenscode voldaan. Dit houdt in dat er geen sprake is van toegangsweigering. Ten onrechte doet verweerder dit gebrek af als een ambtelijke misslag. Nu aan eiser slechts een in het Nederlands opgestelde folder met betrekking tot de rechtsmiddelen is uitgereikt en hij derhalve niet direct bij de toegangsweigering op de hoogte is geweest van deze essentiële rechtswaarborg en niet direct bijstand kon verkrijgen van een raadsman, is in strijd met het derde lid van artikel 13, Schengengrenscode gehandeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.10 In het onderhavige geval heeft verweerder eiser de toegang tot Nederland niet kunnen ontzeggen, nu artikel 5, eerste en vierde lid, Schengengrenscode daarvoor geen grondslag biedt. Immers, eiser was bij inreis in het bezit van een door een andere lidstaat, te weten Spanje, afgegeven verblijfstitel, als bedoeld in het vierde lid. Gezien het bepaalde in het vierde lid dient dan toegang met het oog op doorreis tot het grondgebied van de overige lidstaten te worden verleend. Het is daarbij niet vereist dat de houder van de verblijfstitel aannemelijk maakt dat hij zal doorreizen naar het grondgebied van de lidstaat waarvoor hij een verblijfstitel heeft, noch dat die doorreis onmiddellijk zal plaatsvinden. Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser aannemelijk diende te maken dat hij daadwerkelijk op doorreis was.
2.11 Voorts overweegt de rechtbank dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de formele vereisten die door artikel 13 van de Schengengrenscode worden gesteld aan de toegangsweigering. Geconstateerd moet worden dat aan eiser geen met redenen omklede schriftelijk beslissing is uitgereikt, daar aan hem slechts het voorblad van de beslissing is uitgereikt en niet het blad waarop is aangegeven wat de reden is van de toegangsweigering en waarop de vreemdeling moet tekenen voor ontvangst. Verweerder erkent dit gebrek in het besluit op het administratief beroepschrift. Ten onrechte meent verweerder dat geconcludeerd moet worden dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. De eis van schriftelijkheid is naar het oordeel van de rechtbank een vormvoorschrift over de wijze waarop de toegang moet worden geweigerd. In het bepaalde van artikel 13, tweede lid, Schengengrenscode ligt een dermate essentiële rechtswaarborg besloten dat voor het in stand laten van het besluit en een beoordeling van de vraag of eiser door de schending van het vormvoorschrift is benadeeld, geen plaats is. Gelet op de bewoording van artikel 13, tweede lid, Schengengrenscode dient reeds bij de toegangsweigering een met redenen omkleedde beslissing te worden meegedeeld. Deze bepaling laat geen ruimte om eventuele gebreken in dit vormvoorschrift te herstellen in de administratieve beroepsfase.
2.12 De rechtbank is derhalve van oordeel dat er voor de toegangsweigering geen grondslag ligt in de Schengengrenscode, zodat verweerder eiser ten onrechte de toegang tot Nederland heeft geweigerd. Tevens voldoet de toegangsweigering niet aan het gestelde in artikel 13, tweede lid, Schengengrenscode.
2.13 De vraag of eiser in het bezit is gesteld van schriftelijke informatie over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers behoeft, gelet op het voorgaande, geen beantwoording.
2.14 De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien. Daartoe bestaat aanleiding indien duidelijk is dat na vernietiging rechtens nog maar één beslissing mogelijk is. In de onderhavige zaak is sprake van een dergelijke situatie. Verweerder kan geen ander besluit nemen dan het administratief beroep alsnog gegrond te verklaren, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank bepaalt dan ook dat het administratief beroep gegrond dient te worden verklaard en dat aan eiser toegang wordt verleend.
2.15 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak;
3.3 verklaart het administratieve beroepschrift gegrond;
3.4 heft de toegangsweigering op;
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, en op 11 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.