Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake:
[Eiser], geboren op [geboortedatum] 1981, van Sierraleoonse nationaliteit, wonende te Den Haag, eiser,
gemachtigde: mr. A. Spel, advocaat te Alkmaar,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Mountassir, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Bij besluit van 26 februari 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 12 januari 2005 tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 afgewezen. Op 22 maart 2007 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.
2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2007. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
3. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank gaat in dit geding uit van de volgende feiten.
1. Eiser is bij beschikking van 4 september 2002 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de d-grond van artikel 29 van de Vw 2000, geldig van 28 maart 2002 tot 28 maart 2005.
2. Op 16 september 2002 is het categoriaal beschermingsbeleid voor Sierra Leone beëindigd.
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser woonde in [dorpsnaam], een dorp in Sierra Leone. In 1997 werd de moeder van eiser, een traditionele medicijnvrouw, gedwongen om patiënten van de rebellen te behandelen. Het nieuws dat eisers moeder de rebellen hielp, raakte in korte tijd alom bekend in Sierra Leone. De oudere broer van eiser was aangesloten bij de rebellen. In 1998 werden eiser en zijn moeder door de rebellen meegenomen naar een kamp, waar zij vier jaar hebben verbleven. In 2002 zijn eiser en zijn moeder teruggekeerd naar [dorpsnaam].
De dorpsbewoners zijn naar het huis van eiser en zijn moeder gekomen en hebben eisers moeder doodgeslagen, uit wraak omdat eisers moeder de rebellen had geholpen en omdat één van haar zoons ook bij de rebellen was. Eiser bevond zich op dat moment in de wc achter het huis. Hij is gevlucht naar father John, een pater. Van hem heeft hij de volgende dag vernomen dat zijn moeder was overleden. Eiser is vervolgens uit angst voor wraak van de dorpsbewoners gevlucht.
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, waarin is aangegeven dat de overwegingen uit het voornemen als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, op het volgende standpunt gesteld.
- De aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 is afgewezen op grond van artikel artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. De grond voor verlening van de vergunning is komen te vervallen. Daartoe is verwezen naar de beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Sierra Leone.
- Op het moment waarop de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd verleend, bestonden er geen andere gronden, als genoemd in artikel 29 van de Vw 2000, om aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Het is niet aannemelijk dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten van Sierra Leone stond. De gestelde negatieve aandacht van medeburgers is op zich geen vervolging in de zin van Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft immers geen bescherming gevraagd aan de autoriteiten, hetgeen wel van hem had mogen worden gevergd. Er was blijkens het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Sierra Leone van 8 juli 2002 vanaf september 2001 weer politie aanwezig in [dorpsnaam]. Eiser had zich voorts aan de problemen met de bewoners van [dorpsnaam] kunnen onttrekken door zich elders in Sierra Leone te vestigen. Het is niet aannemelijk dat eisers moeder in heel Sierra Leone bekend is. Op grond van het voorgaande bestond er volgens verweerder ten tijde van de aanvraag geen aanleiding om eiser asiel te verlenen op de a- of b-grond van artikel 29 van de Vw 2000. Voorts bestond er evenmin aanleiding om eiser asiel te verlenen op de c-grond van genoemd artikel. Dorpsbewoners waren verantwoordelijk voor de dood van de moeder van eiser, zij vormden geen groep in de zin van het traumatabeleid waartegen de autoriteiten geen bescherming wilden of konden bieden.
- Bij beoordeling van de huidige situatie bestaan er evenmin gronden, als genoemd in artikel 29 van de Vw 2000, om aan eiser een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Het is niet aannemelijk dat eiser in de huidige situatie in Sierra Leone gegronde vrees heeft voor vervolging. De algehele en veiligheidssituatie in Sierra Leone is stabiel. De stelling van eiser dat hij geen vertrouwen heeft in de huidige autoriteiten en nog steeds problemen van de medebewoners verwacht, rust slechts op een niet onderbouwd vermoeden. Daarom wordt eiser geen asielvergunning verleend op de a- of b-grond van artikel 29 van de Vw 2000. Gesteld noch gebleken is van feiten of omstandigheden die thans, bij beoordeling van de huidige situatie, toelating op de c-grond van artikel 29 van de Vw 2000 rechtvaardigen. Dat eiser stelt geen sociaal netwerk meer te hebben in Sierra Leone en nog altijd verdrietig is om de dood van zijn moeder en het lot van zijn zus, is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het traumatabeleid. Het is niet aannemelijk dat eiser zodanig is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en Sierra Leone zozeer is ontwend dat terugkeer in redelijkheid niet kan worden verlangd, aldus nog steeds verweerder.
2. Eiser heeft - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - onder verwijzing naar het aangevoerde in de zienswijze de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Eiser komt in aanmerking voor de gevraagde vergunning. Eiser vreesde de dorpsbewoners van [dorpsnaam], omdat deze hem beschouwden als helper van de rebellen. Eiser stond in de bijzondere negatieve belangstelling van de medeburgers. Hij liep het risico net als zijn moeder te worden doodgeslagen.
Derhalve is sprake van een bestaansbedreigende bejegening, waartegen geen bescherming mogelijk was van de autoriteiten. De overheid functioneerde op dat moment namelijk niet; pas eind 2002 kregen zij weer macht over het land. Het rechtssysteem was tot de grond toe afgebroken en de capaciteit van leger en politie was ontoereikend. Bescherming vragen kon dus niet en aangifte doen zou bij voorbaat zinloos zijn. Dit volgt ook uit het ambtsbericht van 8 juli 2002. Verweerder had moeten toetsen of op voorhand duidelijk is dat de overheid geen bescherming kan of wil bieden en niet of eiser daadwerkelijk bescherming heeft gevraagd.
Er bestond geen binnenlands vestigingsalternatief. Sierra Leone is een klein land waar de geruchtenstroom de belangrijkste informatiebron is. Daardoor zou de verblijfplaats van eiser en zijn moeder direct bekend zijn geworden.
Op het moment van aflopen van eisers asielvergunning kon de overheid blijkens het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Sierra Leone van 1 april 2005 nog altijd geen bescherming bieden. Ook in de huidige situatie vreest eiser vervolging door de dorpsbewoners van [dorpsnaam]. Hij heeft geen vertrouwen in de autoriteiten. Op grond van voorgaande komt eiser in aanmerking voor een asielvergunning op de a- of b-grond van artikel 29 van de Vw 2000.
De dood van eisers moeder vormt een traumatiserende gebeurtenis voor hem, welke gebeurtenis valt onder paragraaf C1/4 (thans: C2/4) van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Het verblijf bij de rebellen was voor eiser wel degelijk reden voor vertrek uit Sierra Leone. Eiser moest door het gedwongen verblijf bij hen vrezen voor de dorpsbewoners, waarna hij meteen is gevlucht.
De medeburgers die eiser en zijn moeder aanvielen vormen een groepering in de zin van het traumatabeleid. De overheid kon tegen deze groepering geen bescherming bieden. Feitelijk was de situatie zo dat er helemaal geen autoriteiten waren in Makeni op het moment dat de dorpsbewoners het huis van eiser en zijn moeder aanvielen om wraak te nemen. Voorts heeft eiser niemand meer in Sierra Leone en heeft eiser langdurig in onzekerheid verkeerd omtrent zijn verblijfsrecht omdat verweerder meer dan twee jaar lang niet heeft beslist op zijn aanvraag. Eiser is daarnaast geïntegreerd geraakt in de Nederlandse samenleving. Omwille van hetgeen hij in Sierra Leone heeft meegemaakt, kan van hem niet worden gevergd dat hij terugkeert. Hij komt dan ook in aanmerking voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, aldus eiser.
V. BEOORDELING VAN HET GESCHIL DOOR DE RECHTBANK
1. Ingevolge artikel 34 van de Vw 2000, in samenhang gelezen met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag, gedurende drie (thans: vijf) achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder c, van de Vw 2000 worden afgewezen indien de grond voor verlening, bedoeld in artikel 29 van de Vw 2000, is komen te vervallen.
2. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst;
d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
3. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
4. Niet is in geschil tussen partijen dat de grond voor verlening van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 is komen te vervallen, zodat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat zich de situatie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 voordoet. Thans ligt de vraag voor of verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat er zowel ten tijde van de verlening van de d-vergunning aan eiser, als ook thans, op grond van de huidige situatie, geen andere gronden bestonden/bestaan om aan eiser een asielvergunning te verlenen.
5. Op grond van het bestreden besluit, het verweerschrift en de desgevraagd expliciet door verweerder ter zitting bij de rechtbank gedane mededelingen stelt de rechtbank allereerst vast dat de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, inclusief de verklaringen ten aanzien van de dood van eisers moeder, door verweerder niet (langer) wordt betwist. Mitsdien kan van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen worden uitgegaan.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in ieder geval met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat er, beoordeeld naar het moment van aflopen van de geldigheidsduur van die vergunning (de zogenaamde ex nunc-beoordeling, per maart 2005), geen grond bestond/bestaat om aan eiser een vergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel onder b, van de Vw 2000. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiser thans bij terugkeer naar Sierra Leone gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt te worden blootgesteld aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst in dit verband op de, ook door verweerder aangehaalde, informatie omtrent de positie van ex-rebellen in de algemene ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Sierra Leone van april 2005 en juni 2006. Beide genoemde ambtsberichten vermelden dat het proces van reïntegratie van ex-strijders in de samenleving over het algemeen redelijk goed verliep en dat er geen gevallen bekend zijn van wraakacties tegen ex-strijders. Eiser heeft hiertegenover geen informatie aangedragen waaruit blijkt dat het anders is. Hoewel de rechtbank de subjectieve vrees van eiser, gelet op hetgeen hij heeft meegemaakt, niet onbegrijpelijk acht, zijn er, gelet op het voorgaande, onvoldoende objectieve aanknopingspunten voorhanden om te oordelen dat eiser, indien hij zou terugkeren naar Sierra Leone, wederom aan vervolging en/of een behandeling die strijdig is met artikel 3 EVRM zal worden blootgesteld.
7.1. Eiser heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verweerder, zowel destijds ten tijde van de verlening van de d-vergunning als ook bezien naar het moment van aflopen daarvan, niet in redelijkheid een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, heeft kunnen onthouden.
7.2. De rechtbank stelt in dit verband allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat hetgeen eiser heeft meegemaakt – de gewelddadige dood van zijn moeder – is aan te merken als een traumatische ervaring in de zin van de limitatieve opsomming van traumatische ervaringen in verweerders traumatabeleid, neergelegd in paragraaf C1/4.4.2.2 (thans C2/4.2.3) van de Vc 2000.
7.3. Het kernargument van verweerders weigering om eiser een c-vergunning te verlenen is dat de traumatiserende gebeurtenis in dit geval niet is veroorzaakt door een groepering waartegen de Sierra Leoonse overheid niet in staat was of niet willens was bescherming te bieden in de zin van paragraaf C1/4.4.1.2 (thans: C2/4.2.1) van de Vc 2000.
7.4. Eiser heeft gemotiveerd en met verwijzing naar informatie in de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken van juli 2002 en april 2005 aangevoerd dat de aanval door de dorpsbewoners wel degelijk moet worden gezien als daad van een groepering waartegen de overheid geen bescherming kon of wilde bieden. Op het moment dat de gebeurtenissen zich afspeelden, in februari 2002, waren er in het geheel geen autoriteiten in Makeni. Het was dus op dat moment onmogelijk, en daarom ook op voorhand zinloos, om te proberen om bescherming te vragen tegen de dreiging – er was niemand jegens wie eiser zich had kunnen wenden.
7.5. Het ambtsbericht van 8 juli 2002, dat betrekking heeft op de periode september 2001 tot juli 2002 en daarmee tevens de periode waarin eiser problemen ondervond, vermeldt, voor zover relevant, het volgende.
2.2 Politieke ontwikkelingen
(…)
Het herstel van overheidsgezag in het land
De overheid, met aanzienlijk steun van UNAMSIL, heeft thans het grootste deel van het land onder fragiele controle. In voormalige bolwerken van het RUF als Makeni, Koidu en Kailahun heeft het RUF echter nog een soms aanzienlijke mate van informeel, feitelijk gezag en heeft de regering nog slechts een begin gemaakt met het herstel van haar gezag. Dit feitelijke gezag houdt in dat door het RUF aangewezen tijdelijke leiders, die weliswaar formeel geen status of bevoegdheden hebben, in de praktijk voldoende macht hebben om te bepalen wat burgers moeten doen en laten. (…) In deze gebieden, waar nog spanningen heersen (…) kan de overheid burgers niet in alle gevallen bescherming bieden tegen mogelijke schendingen van mensenrechten. (…) (p. 25)
(…) In de gebieden waar het RUF nog veel gezag uitoefent begonnen overheidsfunctionarissen rond maart 2002 terug te keren. De politie is hier teruggekeerd, zij het in kleine aantallen.(…) (p. 26)
2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie
De algemene veiligheidssituatie in Sierra Leone bleef, afgezien van een drietal incidenten, rustig sinds september 2001.(…) Toch bestaan ook in andere delen van het land aanhoudende spanningen en bedreigingen van de veiligheid, terwijl de aanwezigheid van UNAMSIL, leger en politie in deze gebieden te dun gespreid is om in alle gevallen geweld te kunnen voorkomen. (…) Om die reden wordt dezerzijds de veiligheidssituatie als volgt ingeschat (begin juli 2002):
(…)
2. De districten (…) en in het noorden (Bombali, Tonkolili) vormen relatief onveilige gebieden. Criteria om deze gebieden als relatief onveilig te beschouwen zijn: (…) de nog relatief sterke feitelijke macht uitgeoefend door de RUF (Makeni in het district Bombali, Kono en Kailahun) (…) (p. 36)
De politie
(…) Sinds september 2001 is de Sierra-Leoonse politie aangetreden in de districten Kono en Bombali,(…). Sinds half maart 2002 is de politie weer in alle districten aanwezig, zij het in kleine aantallen (in totaal 6.000 man) en ongelijk verdeeld. (p. 42)
3.3.5 Rechtsgang
Door de vele jaren van burgeroorlog en de wijze van optreden van het RUF is het rechtssysteem in Sierra Leone tot de grond toe afgebroken. Er bestaat een groot tekort aan gekwalificeerd personeel, van rechters tot gevangenisbewakers. Evenmin beschikt men over afdoende gebouwen en faciliteiten. (…) (p. 55)
7.6. De rechtbank overweegt dat uit de hierboven weergegeven informatie uit eerdergenoemd ambtsbericht geen eenduidig beeld naar voren komt over de mogelijkheden om de bescherming van de autoriteiten in te roepen tegen geweldsincidenten in de periode waarin eiser met zijn moeder was teruggekeerd naar [dorpsnaam]. Enerzijds valt uit de informatie op te maken dat de algemene veiligheidssituatie ten tijde van de periode hier in geschil (februari 2002) in Sierra Leone in zekere zin en tot op zekere hoogte was verbeterd en dat de politie vanaf september 2001 aanwezig was in het district Bombali, waartoe [dorpsnaam] behoort.
Anderzijds wordt in bovengenoemde informatie Makeni aangemerkt als een relatief onveilig gebied vanwege de aanzienlijke mate van controle door de RUF aldaar, en vermeldt de informatie bovendien dat overheidsfunctionarissen in die gebieden eerst sinds maart 2002 begonnen terug te keren, dus in de maand ná het vertrek van eiser uit Sierra Leone. Dit laatste biedt steun aan eisers verklaring dat er, op het moment dat de problemen zich voordeden, geen autoriteiten (geen overheid) in Makeni aanwezig waren (was), en eiser zich dus ook tot niemand kon wenden.
7.7. Nu eiser verweerders standpunt inzake de mogelijkheden van bescherming tegen de dreiging gemotiveerd heeft weersproken en de bovengenoemde informatie, waarop verweerder zijn standpunt heeft gebaseerd, niet eenduidig is ten aanzien van de vraag of er überhaupt in de genoemde periode autoriteiten aanwezig waren in Makeni, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet zonder onderzoek en zonder nadere motivering op dit punt op de genoemde informatie heeft kunnen verlaten. Het bestreden besluit is dan ook in zoverre onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd. Verweerder was, gegeven eisers gemotiveerde en onderbouwde betwisting en het niet eenduidige karakter van bovenvermelde informatie, gehouden nader onderzoek te verrichten naar de feitelijke aanwezigheid van de autoriteiten in Makeni begin 2002 en naar de mogelijkheden van die autoriteiten om personen zoals eiser te beschermen tegen geweldsincidenten, teneinde te beoordelen of eiser, destijds en/of bezien naar het moment van aflopen van eisers vergunning, in aanmerking had moeten worden gebracht voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
8. Gezien het voorgaande is het bestreden besluit genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep zal gegrond worden verklaard, het bestreden besluit worden vernietigd en bepaald zal worden dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak. In dit verband overweegt de rechtbank met het oog op nadere besluitvorming door verweerder nog als volgt. Hoewel het bestreden besluit op dit punt onduidelijk is, volgt uit het voornemen en de toelichting ter zitting van de gemachtigde van verweerder dat alleen ten aanzien van de a- en b-grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 aan eiser een binnenlands vlucht- respectievelijk vestigingsalternatief wordt tegengeworpen. Ter zitting is desgevraagd door verweerder toegelicht dat het niet de bedoeling is geweest om eiser een vestigingsalternatief tegen te werpen in het kader van de beoordeling van eisers mogelijke aanspraak op een verblijfsvergunning uit hoofde van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
9. Hetgeen meer of overigens is aangevoerd, behoeft thans geen verdere bespreking.
10. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier;
Deze uitspraak is gedaan op 28 december 2007, door mr. H.J.M. Baldinger, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Ullersma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.